Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 mei 2024 in de zaak tussen
[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker
de burgemeester van de gemeente Velsen, verweerder
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
Bij besluit van 22 december 2023 heeft verweerder besloten om op basis van dezelfde wettelijke grondslag de sluiting van de woning te verlengen tot 5 januari 2024 om 19.00 uur. Verzoeker heeft zich tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek om deze sluiting op te heffen. In haar uitspraak van 22 december 2023 heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen overwegende dat verweerder bevoegd is om een woning te sluiten en gesloten te houden als sprake is van een concrete en levensbedreigende noodsituatie, waarin sprake is van ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden.
Vervolgens heeft verweerder het besluit genomen.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter komt tot het voorlopig oordeel dat, gelet op de aangetroffen 18 bolletjes (bruin), enkele ponypacks met wit poeder daarin, diverse losse zakjes met poeder, ongeveer 300 gram versnijdingsmiddel, veel verpakkingsmateriaal (lege nieuwe ponypacks) en attributen voor het bereiden/versnijden van harddrugs en hetgeen de politie daarover heeft bericht, in combinatie met het verleden van verzoeker, verweerder er redelijkerwijs van uit mocht gaan dat het hier om harddrugs gaat, alsook dat de hoeveelheid van 0,5 gram is overschreden. Verzoeker heeft ook op geen enkele wijze duidelijk gemaakt wat deze materialen anders zouden betreffen. Iedere verklaring daaromtrent ontbreekt. Er zijn evenmin aanwijzingen dat de aangetroffen drugs en materialen niet aan verzoeker toebehoorden.
Na het incident in december 2023 zijn er camera’s opgehangen en niet gebleken is dat sprake is van overlast. Daarbij is erop gewezen dat verzoeker een kwetsbare persoon betreft. Verzoeker vindt dat verweerder had kunnen volstaan met een waarschuwing waarbij rekening had kunnen worden gehouden met alle omstandigheden van het geval.
Uit het bestreden besluit volgt dat verweerder heeft beoordeeld in hoeverre de sluiting van deze woning noodzakelijk is. Daarbij is geoordeeld dat sprake is van een ernstig geval. Hoewel het hier gaat om een eerste constatering, heeft te gelden dat er verzwarende omstandigheden zijn, zoals de aangetroffen (handels)hoeveelheid, de verpakkingsmaterialen en versnijdingsmiddel, alsmede het aangetroffen cashgeld. Voorts heeft verweerder toegelicht dat de woning is gelegen in een voor drugscriminaliteit kwetsbare kern binnen de gemeente en dat met de zichtbare sluiting richting drugscriminelen en buurtbewoners een signaal wordt afgegeven dat verweerder optreedt tegen drugscriminaliteit. In dit geval is daarbij voldoende aannemelijk gemaakt dat de aanslag op de woning van verzoeker in december 2023 drugsgerelateerd is geweest.
pand noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de sluiting evenwichtig is,
ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel (zie ECLI:NL:RVS:2022:1911). Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met de woning, de mogelijkheid om weer in de woning terug te keren, of de overtreder door sluiting van de woning op een zwarte lijst komt te staan bij een woningbouwcorporatie als gevolg waarvan hij voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning kan huren in de regio en of er minderjarige kinderen in de woning wonen. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat de sluiting van de woning voor de duur van drie maanden niet onevenwichtig was, gelet op de met het Damoclesbeleid te dienen doelen. Inherent aan de sluiting van de woning is dat verzoeker uit zijn woning moet. Verweerder heeft in het bestreden besluit ook vermeld dat het Woningbedrijf heeft aangegeven te zullen overgaan tot ontbinding van de huurovereenkomst ongeacht of verweerder overgaat tot sluiting van de woning.
Van een bijzondere binding met deze woning is niet gebleken. Ter zitting is duidelijk geworden dat verzoeker thans nog verblijft bij (schoon)familie elders in het land. Voorts
zal er hulpverlening worden opgestart om verzoeker als kwetsbare persoon te begeleiden. Verzoeker heeft echter geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat hij een zwaarder wegend belang heeft bij een onmiddellijke terugkeer in de woning.