ECLI:NL:RBNHO:2024:4615
Rechtbank Noord-Holland
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Beslag op geldbedrag onder klager en de gevolgen van afstandsverklaring door een ander
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 april 2024 uitspraak gedaan in een klaagschrift van klager, die als beslagene was aangemerkt. Het betreft een beslag op een geldbedrag van € 67.745,- dat op 3 mei 2018 onder de ex-partner van klager, [betrokkene], was gelegd op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Op 1 juni 2018 werd er conservatoir beslag gelegd op hetzelfde bedrag ten laste van klager. Klager heeft nooit afstand gedaan van het in beslag genomen geldbedrag, en de rechtbank oordeelde dat het beslag onder hem niet kon eindigen door een afstandsverklaring van een ander. De rechtbank concludeerde dat er geen strafvorderlijk belang was dat teruggave van het geldbedrag in de weg stond, aangezien er geen ontnemingsvordering was ingesteld en klager niet was vervolgd voor witwassen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat klager eigenaar is van het geldbedrag, omdat er niemand anders was die zich als rechthebbende had gemeld. Het Openbaar Ministerie had betoogd dat klager niet-ontvankelijk was in zijn beklag, maar de rechtbank oordeelde dat klager ontvankelijk was en dat het conservatoire beslag nog steeds rustte op het geldbedrag. De rechtbank heeft het beklag gegrond verklaard en gelast dat het geldbedrag aan klager wordt teruggegeven. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat beroep in cassatie open voor het Openbaar Ministerie.