ECLI:NL:RBNHO:2024:4570

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
15-182211-23, 15-049535-24 (ttz. gev.), 15-170779-22 (ttz. gev.) en 15-148906-23 (ttz. gev.) (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak met meerdere geweldsdelicten en straatroof

Op 7 mei 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een jeugdzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere geweldsdelicten en een straatroof. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van medeplegen poging doodslag, maar hem wel veroordeeld voor medeplegen poging zware mishandeling. Dit was gebaseerd op het steken van een slachtoffer met een mes, waarbij de rechtbank oordeelde dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld voor medeplegen van een straatroof in Amsterdam, waarbij hij samen met een medeverdachte een damestas van een slachtoffer heeft weggenomen met geweld. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. Verder werd de verdachte ook veroordeeld voor mishandeling en bedreiging van een ander slachtoffer. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 160 dagen, waarvan 108 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 40 uur. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het gevaar voor de samenleving, vooral gezien de betrokkenheid van de verdachte bij een conflict tussen rivaliserende jeugdgroepen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 15-182211-23, 15-049535-24 (ttz. gev.), 15-170779-22 (ttz. gev.) en 15-148906-23 (ttz. gev.) (P)
Uitspraakdatum: 7 mei 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 19 april 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De kinderrechter heeft op 5 maart 2024 de zaken onder de parketnummers 15-170779-22 en 15-148906-23 naar deze kamer verwezen.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, ter terechtzitting gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
[officier van justitie] , en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Bouwman, advocaat te Zaandam, de Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdbescherming Regio Amsterdam naar voren hebben gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij feit 1] en wat namens hem door zijn raadsvrouw, mr. E.M. Diesfeldt, advocaat te Heiloo, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 15-182211-23 ten laste gelegd dat:
(hierna: feit 1)
hij op of omstreeks 20 juli 2023 te Purmerend tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij feit 1] (hierna [benadeelde partij feit 1] ) opzettelijk van het leven te beroven viermaal, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp puntig voorwerp in (de richting van) het bovenlichaam van die [benadeelde partij feit 1] heeft gestoken, waardoor die [benadeelde partij feit 1] in zijn schouder(s) en/of rug is geraakt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juli 2023 te Purmerend tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij feit 1] (hierna [benadeelde partij feit 1] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, viermaal, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp puntig voorwerp in de schouder(s) en/of rug, althans het lichaam, van die [benadeelde partij feit 1] heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juli 2023 te Purmerend openlijk, te weten op/bij skatepark [skatepark] en/of de [straat 1] en/of [straat 2] in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde partij feit 1] (hierna: [benadeelde partij feit 1] ) door
- die [benadeelde partij feit 1] viermaal, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp puntig voorwerp in zijn schouder(s) en/of rug te steken en/of
- met een mes, althans een scherp puntig voorwerp, achter die [benadeelde partij feit 1] aan te rennen
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een of meer steekwonden in zijn schouder(s) en/of rug, voor [benadeelde partij feit 1] ten gevolge heeft gehad;
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, in de zaak met parketnummer 15-049535-24 ten laste gelegd dat:
(hierna: feit 2)
hij op of omstreeks 6 februari 2024 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een damestas (Louis Vuitton) en/of een paspoort (Indonesië nr: [nr.] ) en/of een mobiele telefoon (Samsung) en/of geldbedragen (Euro's en USD's) en/of een creditcard (Amex) en/of een vluchtticket, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer feit 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer feit 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door onverhoeds haar handtas vast te pakken en/of met kracht uit haar handen te trekken, waardoor die [slachtoffer feit 2] op de grond is gevallen en/of is meegetrokken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte feit 2] op of omstreeks 6 februari 2024 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een damestas (Louis Vuitton) en/of een paspoort (Indonesië nr: [nr.] ) en/of een mobiele telefoon (Samsung) en/of geldbedragen (Euro's en USD's) en/of een creditcard (Amex) en/of een vliegticket, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer feit 2] , in elk geval aan een ander dan aan die [medeverdachte feit 2] en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer feit 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren door onverhoeds haar handtas vast te pakken en/of met kracht uit haar handen te trekken, waardoor die [slachtoffer feit 2] op de grond is gevallen en/of is meegetrokken bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 6 februari 2024 te Amsterdam opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door als bestuurder van een fatbike met die [medeverdachte feit 2] naar de plaats van de straatroof te gaan en/of ten tijde van de straatroof op de uitkijk te staan en/of [medeverdachte feit 2] vanaf de plaats van de straatroof weg te rijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op 6 februari 2024 te Amsterdam opzettelijk [medeverdachte feit 2]
(12-08-2005), die schuldig was aan of verdachte was van enig misdrijf, te weten diefstal vergezeld en gevolgd van geweld aan de openbare weg, [straat 3] te Amsterdam (strafbaar gesteld in art. 312 Wetboek van Strafrecht), behulpzaam is geweest in het ontkomen aan de nasporing van en/of aanhouding door een of meer ambtenaren van de justitie of politie door die [medeverdachte feit 2] vanaf de plaats van die diefstal weg te rijden.
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, in de zaak met parketnummer
15-170779-22, ten laste gelegd dat:

1 (hierna: feit 3)

hij op of omstreeks 7 juni 2022 te Purmerend [slachtoffer feit 3 + 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer feit 3 + 4] meerdere keren althans eenmaal in het gezicht te klappen en/of stompen;

2 (hierna: feit 4)

hij op of omstreeks 9 juni 2022 te Purmerend [slachtoffer feit 3 + 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, en/of enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstond, en/of verkrachting, en/of feitelijke aanranding van de eerbaarheid, en/of brandstichting, door die [slachtoffer feit 3 + 4] dreigend de woorden toe te voegen:
-"ik ga je moeder pakken, jij kleine kankerhond, met mijn doekoe vandoor gaan. Ik kom nu naar je kankerhuis sla al je kankertanden uit je mond kankerhond."
-"ik wil elke cent in mijn handen zien kankerhoer. Als ik je moeder pak jongen ben geen kleine jongen jij kankerhoer"
-"ik ga je moeder pakken en ik ga der in der kut raggen"
-"nu ga je kogels krijgen broer"
-"ik ga je huis opblazen, kankergek"
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 15-148906-23, ten laste gelegd dat:
(hierna: feit 5)
hij op of omstreeks 7 juni 2023 te Purmerend [slachtoffer 1 feit 5 ] en/of [slachtoffer 2 feit 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1 feit 5 ] en/of [slachtoffer 2 feit 5] dreigend de woorden toe te voegen "je gaat gelijk plat, je kankerman ook en je kankerkind ook", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Het onderzoek NASH is gestart naar aanleiding van een op 20 juli 2023 omstreeks 22:37 uur ontvangen melding bij de meldkamer van politie Noord-Holland dat er ter hoogte van perceel [perceel] te Purmerend een steekpartij had plaatsgevonden. Ter plaatse werd het slachtoffer, [benadeelde partij feit 1] (hierna: “ [benadeelde partij feit 1] ”), liggend op straat aangetroffen.
Hij zat onder het bloed en bleek vier oppervlakkige steekwonden in zijn rug en linker schouder te hebben. [benadeelde partij feit 1] verklaarde direct aan de verbalisanten dat hij met vrienden in het skatepark [skatepark] zat te praten toen er opeens drie jongens van achteren op hem af kwamen lopen. Een van deze jongens stak hem vervolgens meerdere keren met een mes.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte betrokken was bij deze steekpartij, en zo ja, hoe zijn handelen vervolgens juridisch gekwalificeerd moet worden.
Naast de genoemde verdenking dient de rechtbank ook te beoordelen of de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan -kort gezegd- een straatroof in Amsterdam (feit 2), een mishandeling (feit 3), een bedreiging, gepleegd op 9 juni 2022 (feit 4) en een bedreiging, gepleegd op 7 juni 2023 (feit 5).

4.Bewijsoverwegingen

4.1.
Beoordeling van het bewijs onderzoek NASH(feit 1)
4.1.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair ten laste gelegde, medeplegen van poging doodslag op [benadeelde partij feit 1] , omdat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood van [benadeelde partij feit 1] heeft aanvaard. De officier van justitie acht wel bewezen dat de verdachte, door [benadeelde partij feit 1] met een mes meerdere keren in zijn bovenarm en schouder te steken, de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [benadeelde partij feit 1] zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. De officier van justitie heeft dan ook gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit, te weten medeplegen van een poging tot zware mishandeling.
4.1.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de verdachte integraal vrij te spreken van het onder
1 tenlastegelegde, omdat de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had op de dood van [benadeelde partij feit 1] , dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De raadsman vindt dat de verdachte eveneens moet worden vrijgesproken van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde, de openlijke geweldpleging. Het handelen van de verdachte was een eenmansactie en niet kan worden vastgesteld dat de medeverdachten een wezenlijke en significante bijdrage hebben geleverd aan het geweld tegen [benadeelde partij feit 1] , zodat er geen sprake is van gepleegd geweld “in vereniging”.
Mocht de rechtbank toch komen tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair of subsidiair ten laste gelegde, dan verzoekt de raadsman de verdachte partieel vrij te spreken van het onderdeel medeplegen, nu er geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten ten aanzien van het steken van [benadeelde partij feit 1] . Dat heeft de verdachte alleen gedaan.
4.1.3.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 primair
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair tenlastegelegde feit (
medeplegen poging doodslag) niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op basis van het dossier en wat op de terechtzitting is besproken, stelt de rechtbank vast dat de verdachte [benadeelde partij feit 1] meerdere malen met een mes heeft gestoken. [benadeelde partij feit 1] heeft daar vier oppervlakkige steekverwondingen aan overgehouden in zijn linker bovenarm en linker schouder. Er is geen sprake van diepere steekwonden en er bevindt zich geen letselverklaring in het dossier. Het mes waarmee is gestoken, is niet gevonden.
Op grond van de beschikbare informatie over het letsel en de toedracht van het veroorzaken van dit letsel, kan niet worden vastgesteld dat de verdachte met kracht op [benadeelde partij feit 1] heeft ingestoken. Verder blijkt uit de stukken dat de verdachte geen groot mes bij zich had maar een mes met een lemmet van hooguit 10 centimeter lang.
Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, het opzet heeft gehad op het overlijden van [benadeelde partij feit 1] middels het steken. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van het onder 1 primair ten laste gelegde, medeplegen poging tot doodslag.
Bewezenverklaring feit 1 subsidiair
De rechtbank komt wel tot de bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit
(medeplegen poging tot zware mishandeling)op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
Bewijsoverweging feit 1 subsidiair
Om tot een bewezenverklaring te komen van een poging tot zware mishandeling is onder andere vereist dat de verdachte met zijn gedragingen het (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er op zijn minst sprake is geweest van voorwaardelijk opzet, nu de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [benadeelde partij feit 1] als gevolg van zijn gedragingen zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel
Of gedragingen de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel in het leven roepen, hangt af van de aard van die gedragingen en de omstandigheden waaronder deze gedragingen hebben plaatsgevonden. Omdat moeilijk (achteraf) is vast te stellen wat er tijdens het handelen in het hoofd van de verdachte is omgegaan speelt bij de beoordeling hiervan ook de uiterlijke verschijningsvorm een rol.
Hoewel [benadeelde partij feit 1] relatief gering fysiek letsel heeft opgelopen, kunnen de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Immers blijkt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte doelbewust op [benadeelde partij feit 1] is afgerend en hem vervolgens meerdere keren met een mes heeft gestoken. [benadeelde partij feit 1] heeft hierdoor vier steekverwondingen opgelopen in zijn linker schouder en bovenarm. Naar algemene ervaringsregels brengt het steken met een mes in de schouder en de bovenarm het risico met zich mee dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt. In de schouder en de bovenarm zitten immers vitale functies van het lichaam die als gevolg van een steekwond ernstig aangetast kunnen worden. Bij een steek in de bovenarm of de schouder bestaat bijvoorbeeld het risico dat een ader wordt geraakt of een pees onherstelbaar wordt beschadigd. Door desondanks met een mes meerdere keren achter elkaar te steken in die lichaamsdelen van het slachtoffer, heeft de verdachte de aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bewust aanvaard.
De rechtbank is -alles afwegende- dan ook van oordeel dat de verdachte (tenminste) voorwaardelijk opzet had om [benadeelde partij feit 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Medeplegen
Daarnaast ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of de verdachte bij het steken nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen. Kort gezegd, of er sprake is geweest van medeplegen.
De betrokkenheid bij een strafbaar feit kan als medeplegen worden gekwalificeerd als is komen vast te staan dat bij het handelen sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verschillende mededaders. Die samenwerking moet daarbij gericht zijn op het voltooien van het delict. Op grond van de bewijsmiddelen en wat op de terechtzitting naar voren is gekomen stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 20 juni 2023 rond 22:30 uur was aangever [benadeelde partij feit 1] met een aantal vrienden in het Skatepark [skatepark] in Purmerend. Uit zijn verklaring en die van een aantal getuigen, blijkt dat de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte feit 1] en een onbekend gebleven persoon, alle drie geheel in het zwart gekleed en met bedekte gezichten, plotseling van achteren op [benadeelde partij feit 1] af kwamen rennen. De verdachte had daarbij een mes in zijn hand en heeft [benadeelde partij feit 1] meerdere keren met dat mes gestoken. Medeverdachte [medeverdachte feit 1] is vervolgens achter [benadeelde partij feit 1] aangerend toen deze wilde vluchten, waarbij [medeverdachte feit 1] , volgens aangever, ook een mes in zijn hand had. De verdachte en de derde onbekende jongen, die blijkens de verklaringen eveneens iets in zijn hand had, zijn op dat moment achter de vrienden van [benadeelde partij feit 1] aangerend. [benadeelde partij feit 1] hoorde [medeverdachte feit 1] tijdens het wegrennen roepen: “
ga maar wegrennen kleine jongen” en later dat [medeverdachte feit 1] tegen de verdachte en de onbekende jongen riep: "
Kom wegrennen", waarna de verdachte en zijn medeverdachten gezamenlijk zijn weggerend.
Op de in beslag genomen telefoon van [medeverdachte feit 1] is daarnaast een filmpje aangetroffen van het bovengenoemde incident. Hierop is te zien en te horen dat de filmer achter een persoon aanrent en roept: "
Somma block toch". Hierna wordt door een andere persoon geroepen: "
Hij is al weg". Vervolgens wordt door de eerste persoon geschreeuwd: "
Kankerpussy's leggie (fon)". Terwijl dit wordt geroepen is op de beelden te zien dat er een manspersoon voor de camera langs loopt die geheel in het zwart is gekleed, een bivakmuts op heeft en in zijn rechterhand een soort haak.
[benadeelde partij feit 1] heeft verklaard dat hij de verdachte en [medeverdachte feit 1] kent. [benadeelde partij feit 1] en zijn vriend [persoon 1] (verder: [persoon 1] ) hebben, op 23 juni 2023 tijdens het [Festival] festival in Purmerend, een conflict met hen gehad, naar aanleiding waarvan [benadeelde partij feit 1] en [persoon 1] op 1 juli 2023 slachtoffer zijn geworden van een steekincident.
Uit opgenomen telefoongesprekken tussen [medeverdachte feit 1] , [persoon 2] , [persoon 3] en [medeverdachte feit 2] volgt dat [medeverdachte feit 1] op de hoogte is van dit conflict met de groep “Somaliërs” die hij ‘
piraten’noemt. Tijdens deze telefoongesprekken wordt onder andere de genoemde steekpartij op 1 juli 2023 uitgebreid besproken.
[medeverdachte feit 1] benoemt daarbij onder andere dat [persoon 1] en [benadeelde partij feit 1] zijn ‘
gedjoektoet’ (de rechtbank begrijpt: ‘
gestoken’) en dat ze daarmee ‘
punten in the field scoren’.
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van dusdanige nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten dat gesproken kan worden van medeplegen. Immers, uit hetgeen hiervoor is vastgesteld blijkt dat de verdachte en de medeverdachten als groep, voorzien van gezichtsbedekking en voorwerpen in hun hand, waaronder tenminste één mes, doelbewust naar de skatebaan (het ‘
Soma block’) zijn gegaan om de confrontatie aan te gaan met de ‘
Somaliërs’waarmee de groep van de verdachte en zijn medeverdachte(n) een conflict heeft. Nadat [benadeelde partij feit 1] is gestoken zijn de verdachte en de medeverdachten achter [benadeelde partij feit 1] en zijn vrienden aangerend, waarbij het incident wordt gefilmd en er vernederende teksten worden geroepen in de richting van [benadeelde partij feit 1] en zijn vrienden. Vervolgens zijn de verdachte en de medeverdachten ook gezamenlijk weggerend.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat ze de groep van [benadeelde partij feit 1] , de ‘
Somaliërs’, toevallig tegen kwamen op weg naar huis volstrekt ongeloofwaardig. Uit het dossier volgt dat de skatebaan niet op een logische looproute ligt van de woning van [medeverdachte feit 1] naar de woning van de verdachte. Ook de verklaring van de verdachte dat hij in zijn eentje op de groep, die nota bene uit meerdere personen bestond waar hij een conflict mee had, is afgelopen acht de rechtbank niet geloofwaardig. De verklaring van de verdachte vindt op deze punten ook geen enkele steun in de overige inhoud van het dossier.
De rechtbank heeft bij haar oordeel op dit punt verder betrokken dat uit opgenomen telefoongesprekken volgt dat niet alleen de verdachte, maar ook de vriendengroep van de verdachte, waaronder [medeverdachte feit 1] , al sinds het [Festival] Festival een conflict heeft met een groep Somalische jongens en dat dit al eerder heeft geleid tot een steekincident waarbij, onder andere, ook [benadeelde partij feit 1] al eerder gestoken is.
Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit, het medeplegen van poging tot zware mishandeling.
4.2.
Beoordeling van het bewijs feit 2 (straatroof Amsterdam)
4.2.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 primair (
medeplegen straatroof)en 2 subsidiair
(medeplichtigheid aan straatroof)ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en gevorderd de verdachte hiervan vrij te spreken. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde, te weten: begunstiging.
4.2.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde, wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde begunstiging.
4.2.3.
Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring feit 2 primair
De rechtbank komt, anders dan de officier van justitie en de raadsman, tot een bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde feit
(kort gezegd: het medeplegen van een straatroof)op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
Bewijsoverweging feit 2 primair
De rechtbank stelt op basis van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen vast dat op dinsdag 6 februari 2024, omstreeks 13.50 uur op het [straat 3] in Amsterdam, ter hoogte van de [steeg] , een straatroof heeft plaatsgevonden waarbij de Louis Vuitton tas van het slachtoffer door de medeverdachte [medeverdachte feit 2] met kracht uit haar hand is gerukt. Het slachtoffer kwam hierbij ten val en werd een stukje over straat meegesleurd. [medeverdachte feit 2] rende vervolgens met de tas richting het Centraal Station, waarbij het verschillende omstanders niet lukte om hem tegen te houden. Zowel de aangever als de taxichauffeur (getuige [getuige] ) die de straatroof heeft zien gebeuren, hebben verklaard dat er twee jongens bij de straatroof betrokken waren. De getuige [getuige] heeft daarnaast verklaard dat een van de verdachten op een Fatbike reed. De verdachte heeft op de zitting aangegeven dat hij de persoon op de Fatbike is, maar niet wist wat [medeverdachte feit 2] van plan was.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte aldus betrokken is geweest bij de straatroof en is aan te merken als medepleger daarvan.
Medeplegen
Voor medeplegen is vereist dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en de geleverde bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest.
Uit de beschrijving van de camerabeelden in het dossier blijkt dat beide verdachten op
6 februari 2024 rond 13.50 uur in beeld verschijnen op het [straat 3] en richting het Centraal Station lopen. De verdachte zit op de Fatbike en fietst aan de kant van het [plein] . De medeverdachte loopt aan de overzijde van het [straat 3] . Door de verbalisant wordt op de beelden gezien dat de verdachte dezelfde route volgt als de medeverdachte en daarbij steeds omkijkt naar de medeverdachte [medeverdachte feit 2] . De verdachte houdt hem kennelijk in de gaten. Als op een gegeven moment, de medeverdachte stopt, gaat ook de verdachte stil staan. Op het moment van de uitvoeringshandelingen (rond 13.52 uur), waarbij de medeverdachte de tas wegtrekt en wegrent in de richting van het Centraal Station, fietst de verdachte eveneens direct hard weg in dezelfde richting. Vervolgens wordt gezien dat de verdachte snelheid mindert, de medeverdachte richting de verdachte rent en met de gestolen tas achterop de Fatbike springt. Vervolgens springt de medeverdachte weer van de fiets af en gaat hij weer rennen, achter de verdachte aan.
De verdachte heeft op vragen van de rechtbank over deze hem belastende feiten en omstandigheden geen antwoord willen geven, anders dan dat hij niet wist wat de medeverdachte van plan was. Hij heeft hierdoor geen enkele aannemelijke verklaring gegeven ter weerlegging van voornoemde belastende omstandigheden, waardoor deze onweersproken zijn gebleven.
De rechtbank acht het op basis van de voornoemde feiten en omstandigheden en gelet op de uiterlijke verschijningsvorm, het in de gaten houden van de medeverdachte, het volgen van en het wachten op die medeverdachte, en het na de beroving samen (op de Fatbike) vluchten met de buit, volstrekt onaannemelijk dat de verdachte niet wist dat de medeverdachte een beroving zou gaan plegen en er geen sprake was van een daartoe voorop gezet plan.
Door het uitblijven van een verklaring van de verdachte is er ook geen aannemelijk geworden alternatief scenario, zodat het naar het oordeel van de rechtbank niet anders kan zijn dan dat zij nauw en bewust met elkaar hebben samengewerkt gericht op de voltooiing van de tenlastegelegde straatroof.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich op 6 februari 2024 samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met geweld in vereniging.
4.3.
Beoordeling van het bewijs feiten 3 en 4(mishandeling en bedreiging [slachtoffer feit 3 + 4] )
4.3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
4.3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman is met de officier van justitie van mening dat de onder 3 ten laste gelegde mishandeling en de onder 4 ten laste gelegde bedreiging, zoals op de terechtzitting gewijzigd, bewezen kunnen worden.
4.3.3.
Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaringen feiten 3 en 4
De rechtbank komt tot de bewezenverklaring van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
4.4.
Beoordeling van het bewijs feit 5 (bedreiging [slachtoffer 1 feit 5 ] en/of [slachtoffer 2 feit 5] )
4.4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 5 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 5 betoogd dat het een telefonische bedreiging betreft en dat er naast de aangifte, slechts een audiofragment is met twee processen-verbaal van stemherkenning door verbalisanten. Een echt stemherkenningsonderzoek door het NFI ontbreekt echter. Nu de verdachte de bedreigingen ontkent acht de raadsman de stemherkenningen door de verbalisanten onvoldoende betrouwbaar om te kunnen vaststellen dat de verdachte degene is die de bedreigingen heeft geuit.
In de visie van de raadsman is er daarmee wellicht wel voldoende wettig bewijs is maar ontbreekt de overtuiging.
4.4.3.
Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring feit 5
De rechtbank komt tot de bewezenverklaring van het onder 5 ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
Bewijsoverweging feit 5
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende informatie is over de grondslag van het toeschrijven van de stem in het audiobericht aan de stem van de verdachte.
De rechtbank overweegt daarover het volgende.
In het onderhavige opsporingsonderzoek is het audiofragment waarin aangeefster [slachtoffer 1 feit 5 ] en haar zoon [slachtoffer 2 feit 5] worden bedreigd, afzonderlijk beluisterd door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . Beide verbalisanten herkennen met (100%) zekerheid de stem van de verdachte als degene die zegt:
‘je gaat gelijk plat, je kanker man ook en je kanker kind ook’en hebben van deze stemherkenningen ambtsedige processen-verbaal opgemaakt. De rechtbank stelt voorop dat voor het kunnen herkennen van een stem op zichzelf geen bijzondere kennis of kunde nodig is en hetgeen iemand over het herkennen van een stem verklaart, mededeling betreft over zijn of haar eigen waarneming en ondervinding.
In de onderhavige zaak hebben de beide verbalisanten aangegeven in het kader van hun werkzaamheden bij de politie regelmatig te maken hebben gehad met de verdachte en meerdere keren in verhoor of gesprek met hem te hebben gezeten. De rechtbank heeft dan ook geen enkele reden om te twijfelen aan de bevindingen van de verbalisanten in het proces-verbaal van stemherkenning.
De rechtbank stelt daarmee vast dat de stem van de verdachte in de audiofragmenten door twee verbalisanten wordt herkend. De stemherkenning wordt daarnaast nog ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] waaruit volgt dat het nummer waarmee aangeefster is gebeld is gekoppeld aan de verdachte en op naam staat van zijn moeder. Verder is uit het onderzoek naar de onder de verdachte in beslag genomen telefoon gebleken dat zowel aangeefster als haar zoon in zijn contactenlijst staan en dat, op de dag en het tijdstip van de bedreiging met de telefoon van de verdachte, is gebeld met aangeefster.
De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaring van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
4.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1 subsidiair (parketnummer15-182211-23)
hij op 20 juli 2023 te Purmerend tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij feit 1] (hierna [benadeelde partij feit 1] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, viermaal met een mes in de schouder(s) en/of rug, althans het lichaam, van die [benadeelde partij feit 1] heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2 primair (parketnummer 15-049535-24)
hij op 6 februari 2024 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een, een damestas (Louis Vuitton) en een paspoort (Indonesië nr: [nr.] ) en een mobiele telefoon (Samsung) en geldbedragen (Euro's en USD's) en een creditcard (Amex) en een vluchtticket, die aan [slachtoffer feit 2] , toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer feit 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door onverhoeds haar handtas vast te pakken en met kracht uit haar handen te trekken, waardoor die [slachtoffer feit 2] op de grond is gevallen en is meegetrokken;
Feit 3 (parketnummer 15-170779-22)
hij op 7 juni 2022 te Purmerend [slachtoffer feit 3 + 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer feit 3 + 4] meerdere keren in het gezicht te klappen en/of stompen;
Feit 4
hij op 9 juni 2022 te Purmerend [slachtoffer feit 3 + 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, en enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstond, en verkrachting, door die [slachtoffer feit 3 + 4] dreigend de woorden toe te voegen:
-"ik ga je moeder pakken, jij kleine kankerhond, met mijn doekoe vandoor gaan. Ik kom nu naar je kankerhuis sla al je kankertanden uit je mond kankerhond."
-"ik wil elke cent in mijn handen zien kankerhoer. Als ik je moeder pak jongen ben geen kleine jongen jij kankerhoer"
-"ik ga je moeder pakken en ik ga der in der kut raggen"
-"nu ga je kogels krijgen broer"
-"ik ga je huis opblazen, kankergek"
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 5 (parketnummer 15-148906-23)
hij op 7 juni 2023 te Purmerend [slachtoffer 1 feit 5 ] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 1 feit 5 ] dreigend de woorden toe te voegen "je gaat gelijk plat, je kankerman ook en je kankerkind ook"
.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: medeplegen van poging tot zware mishandeling
Feit 2: diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 3: eenvoudige mishandeling
Feit 4: bedreiging met enig gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten en bedreiging met verkrachting en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling
Feit 5: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van de straf en maatregel

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 40 uur, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, en een jeugddetentie van 160 dagen waarvan 108 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht (totaal 52 dagen) en met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft verder gevorderd dat aan de voorwaardelijke straf naast de algemene voorwaarden, bijzondere voorwaarden zullen worden verbonden, te weten het meewerken aan de hulpverlening van FundamentPlus, het hebben van een dagbesteding en een locatiegebod met Elektronisch toezicht. Het daarbij genoemde locatiegebod met Elektronisch toezicht zou volgens de officier van justitie zo lang moeten duren als de jeugdreclassering in overleg met het openbaar ministerie noodzakelijk vindt, met een maximale duur van twee jaren.
Daarnaast is gevorderd dat aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd voor de duur van twee jaren, waarbij de verdachte wordt bevolen zich te onthouden van contact met het slachtoffer en de medeverdachte [medeverdachte feit 1] en personen die over de taps van de onderzoeken
[onderzoek]en
[onderzoek]te horen zijn, te weten [medeverdachte feit 2] , [persoon 3] en [persoon 2] , en waarbij voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende jeugddetentie voor de duur van twee weken wordt toegepast. De officier van justitie heeft tot slot de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden, het toezicht en de vrijheidsbeperkende maatregel, gevorderd.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de strenge schorsingsvoorwaarden waar de verdachte zich aan heeft moeten houden en, aldus, een werkstraf van 90 uren op te leggen met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Mocht de rechtbank daarbij ook nog een deels voorwaardelijke straf op willen leggen met bijzondere voorwaarden, dan verzoekt de verdediging om in ieder geval geen locatiegebod met Elektronisch Toezicht op te leggen en geen contactverboden met [medeverdachte feit 1] , [medeverdachte feit 2] , [persoon 3] en [persoon 2] .
Voor het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel is volgens de raadsman geen wettelijke grondslag.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op 20 juli 2023 een jongen met wie hij een conflict had meerdere keren met een mes gestoken. De verdachte heeft daarbij, samen met twee andere jongens, alle drie gekleed in donkere kleding en met gezichtsbedekking, het slachtoffer opgezocht en hem onverhoeds van achteren aangevallen terwijl hij op de skatebaan met zijn vrienden zat te praten. Daarnaast heeft de verdachte terwijl hij in een schorsing liep van deze steekpartij, met een andere jongen met wie hij een contactverbod had, een straatroof gepleegd in Amsterdam waarbij het oudere, vrouwelijke slachtoffer is gevallen en over straat is meegesleurd. De verdachte heeft met zijn handelen een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers in beide zaken. De impact hiervan blijkt in het bijzonder uit de slachtofferverklaring van het slachtoffer van de steekpartij, [benadeelde partij feit 1] , die voor de tweede keer in korte tijd met een mes is gestoken door iemand uit dezelfde rivaliserende groep.
Daarnaast dragen voornoemde feiten, die hebben plaatsgevonden op de openbare weg, bij aan de algemene gevoelens van onveiligheid binnen de maatschappij in het algemeen en de toevallig aanwezige omstanders in het bijzonder.
Het baart de rechtbank bovendien grote zorgen dat het steekincident op de skatebaan een voortvloeisel is van een conflict tussen twee jeugdgroepen in Purmerend naar aanleiding van een ruzie om niets tijdens het [Festival] festival in juni 2023. Deze ruzie lijkt inmiddels te zijn uitgegroeid tot een soort ‘bendeoorlog’ waarbij de twee jeugdgroepen elkaar en hun familieleden over en weer bedreigen en waarbij het gebruik van wapens niet wordt geschuwd. Zo was het slachtoffer van het steekincident bij de skatebaan een kleine drie weken eerder ook al slachtoffer van een steekpartij. Dit is een zeer zorgelijke ontwikkeling en een groot maatschappelijk probleem.
Tot slot heeft de verdachte zich, voorafgaand hieraan, schuldig gemaakt aan twee nare en intimiderende bedreigingen en een mishandeling. Ook hiermee geeft de verdachte er blijkt van gegeven dat hij geen enkel respect heeft voor de persoonlijke levenssfeer en belangen van anderen, noch enig inzicht heeft in de ernst en de gevolgen van zijn handelen.
Persoon van de verdachte
Uit het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 15 maart 2024, blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapportage van 8 april 2024 van [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog. Hieruit komt onder meer naar voren dat bij de verdachte geen psychische stoornis of verstandelijke handicap is vastgesteld. Geadviseerd wordt om de ten laste gelegde feiten volledig aan hem toe te rekenen. In het rapport wordt verder aangegeven dat, nu er geen sprake is van een psychische stoornis of een verstandelijke handicap, de kans op herhaling niet vanuit bestaande psychopathologie gemotiveerd kan worden en er geen gronden zijn om in het kader van recidivepreventie een advies voor begeleiding of behandeling binnen het strafrechtelijk kader uit te brengen.
Wel wordt, vanwege de over de verdachte geschetste zorgen, continuering van de begeleiding door de jeugdreclassering en FundamentPlus aanbevolen in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte (advies)rapport, gedateerd 11 april 2024, van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna ook: de Raad).
Uit dit rapport en de toelichting daarop tijdens de terechtzitting blijkt dat de verdachte geen volledige openheid heeft gegeven over zijn rol in drie van de vier verdenkingen en er nog steeds weinig zicht is op zijn oorzaak-gevolg denken, zijn emotieregulatie en gewetens-ontwikkeling. De Raad ziet ten aanzien van het gedrag bij de verdachte verder een tweezijdig beeld. Aan de ene kant hebben de ouders geen zorgen over zijn gedrag, komt hij goed mee op school en komt hij de afspraken met de hulpverlening na. Aan de andere kant zijn er meerdere risicofactoren aanwezig die de kans op herhaling vergroten. Vanuit de gemeente en politie zijn er al langere tijd grote zorgen over onder meer de sociale contacten van de verdachte, zijn houding ten aanzien van andere jongeren en zijn provocerende gedrag richting de politie. De Raad maakt zich dan ook zorgen dat de verdachte berekenend handelt. Dit klemt te meer gezien zijn jonge leeftijd en de oplopende ernst van zijn delictgedrag.
De Raad adviseert om een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis en een flinke voorwaardelijke jeugddetentie, met algemene en bijzondere voorwaarden. De Raad acht jeugdreclasseringstoezicht en verplichte hulpverlening en begeleiding noodzakelijk.
Verder vindt de Raad het van belang om het volgen van dagbesteding in de vorm van school en/of werk als bijzondere voorwaarde op te nemen. De Raad acht het nodig dat het (volledig) huisarrest verlengd wordt, maar dat dit (na de meivakantie) wel stapsgewijs wordt afgebouwd en de verdachte uiteindelijk een avondklok krijgt. De Raad adviseert de elektronische monitoring voor nog maximaal zes maanden voort te zetten om het huisarrest en de avondklok voorlopig nog te controleren. Ook acht de Raad een contactverbod met de medeverdachten nodig nu de verdachte de zorgen over zijn netwerk niet (h)erkent.
Tot slot adviseert de Raad om een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen, zodat de verdachte nog een passende consequentie ervaart. De Raad bepleit de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf onder meer gekeken naar de straffen die in soortelijke zaken worden opgelegd, en de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht jeugd (LOVS).
De rechtbank stelt vast dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een aantal gewelddadige strafbare feiten, waarvan twee, te weten het medeplegen van poging tot zware mishandeling op 20 juli 2023 en de straatroof in Amsterdam op 6 februari 2024, bijzonder ernstig. De straatroof heeft hij bovendien gepleegd terwijl hij was geschorst uit de voorlopige hechtenis en tezamen met een medeverdachte met wie hij een contactverbod had. De rechtbank acht dit zeer zorgelijk. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de verdachte op de terechtzitting ten aanzien van een groot aantal zaken geen inzicht heeft willen geven en daarmee geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag.
Gelet op de hoeveelheid en de ernst van de diverse bewezenverklaarde feiten acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke jeugddetentie van aanzienlijke duur, langer dan zijn voorlopige hechtenis, passend en geboden. Het moet voor de maatschappij en voor de verdachte een signaal zijn dat gedrag, zoals bewezenverklaard, ontoelaatbaar is en afgestraft moet worden. Vanwege de jonge leeftijd van de verdachte, zijn blanco strafblad en het feit dat hij zich al langere tijd aan strenge schorsingsvoorwaarden heeft gehouden, ziet de rechtbank evenwel aanleiding de verdachte niet terug te sturen naar de jeugdgevangenis en zal de rechtbank een groot deel van de op te leggen jeugddetentie voorwaardelijk opleggen.
De rechtbank veroordeelt, alles afwegende, de verdachte tot een jeugddetentie van 160 dagen met daarvan een deel (108) dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Dit om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan de voorwaardelijke straf zullen na te noemen algemene en bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Tot slot zal de rechtbank, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, naast deze straf ook een werkstraf opleggen van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie..
dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die gericht zijn tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op de over verdachte uitgebrachte rapportages en wat ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen bijzondere voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
7.4.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten is de rechtbank van oordeel dat de maatregel dient te worden opgelegd dat de verdachte op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, met de hieronder genoemde personen, tenzij het contact met toestemming van het openbaar ministerie plaatsvindt:
  • [benadeelde partij feit 1] (de aangever) (voor de duur van twee jaren);
  • [medeverdachte feit 1] (de medeverdachte) (voor de duur van een jaar);
  • [medeverdachte feit 2] (voor de duur van een jaar);
  • [persoon 3] (voor de duur van een jaar);
  • [persoon 2] (voor de duur van een jaar).
De rechtbank acht een contactverbod met [medeverdachte feit 1] , [medeverdachte feit 2] , [persoon 3] en [persoon 2] noodzakelijk omdat uit de stukken blijkt dat zij deel uitmaken van de groep jongeren die in conflict is met de groep Somalische jongeren waartoe het slachtoffer [benadeelde partij feit 1] behoort. Daarnaast acht de rechtbank bewezen dat de verdachte feit 1 (subsidiair) heeft gepleegd met onder andere [medeverdachte feit 1] en feit 2 (primair) met [medeverdachte feit 2] , terwijl de verdachte met die laatste nota bene een contactverbod had.
De rechtbank overweegt verder dat bij het niet voldoen aan voornoemd contactverbod telkens vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van twee weken, voor zover deze vervangende jeugddetentie de totale duur van zes (6) maanden niet te boven gaat. Toepassing van de vervangende jeugddetentie heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op het hoge recidiverisico in combinatie met de ernst en de veelheid aan bewezenverklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en zich belastend zal gedragen jegens bepaalde personen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

8.Vordering benadeelde partij

8.1.
Vordering [benadeelde partij feit 1] (feit 1)
De raadsvrouw van de benadeelde partij, mr. E.M. Diesfeldt, heeft namens de
benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 10.410,00 tegen de
verdachte wegens materiële (€ 410,00) en immateriële schade (€ 10.000,00), die hij als
gevolg van de onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De gestelde materiele schade bestaat uit:
  • t-shirt (merk Jordan) € 30,00
  • hoodie € 80,00
  • schoenen (merk Nike) € 210,00
  • broek € 90,00
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw de vordering toegelicht. Ten aanzien van de immateriële schade is verwezen naar andere uitspraken waarbij een vergoeding tussen de
€ 10.000,00 en € 20.000,00 is toegekend.
8.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade (€ 410,00) dient te worden toegewezen. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie geadviseerd om, als de aangehaalde uitspraken niet passend zijn, aansluiting te zoeken bij de lijsten van het Schadefonds geweldsmisdrijven categorie 2:
€ 2.500,00 of categorie 3: € 5.000,00.
8.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagwaarde van het t-shirt (merk
Jordan) en de hoodie voor vergoeding in aanmerking komt.
De benadeelde partij dient in de vordering ten aanzien van de overig gevorderde materiële
schade en de immateriële schade zijns inziens niet-ontvankelijk te worden verklaard wegens
een gebrek aan onderbouwing. Nader onderzoek naar de omvang van de schade vormt
volgens de raadsman een onevenredige belasting van het strafproces. Subsidiair is verzocht,
in aansluiting bij vergoeding in soortgelijke zaken, het bedrag aan immateriële schade te
matigen tot een bedrag van een paar honderd euro.
8.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is
onderbouwd. De gevorderde materiële schade is niet onderbouwd met stukken. Daarnaast is
ten aanzien van de gevorderde immateriële schade onduidelijk welk deel een rechtstreeks
gevolg is van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit.
Uit het verzoek tot schadevergoeding en de toelichting daarop volgt dat de
psychische klachten ook voortkomen uit twee andere gebeurtenissen, namelijk het
steekincident op 1 juli 2023 waarbij het slachtoffer in zijn arm is gestoken en de schietpartij
in februari 2024 waarbij een vriend van het slachtoffer om het leven is gekomen.
Nader onderzoek naar de omvang van de immateriële schade die het direct gevolg is van het
onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit, levert naar het oordeel van de rechtbank een
onevenredige belasting van het strafproces op. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de
benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.
De vordering kan namens de benadeelde partij desgewenst bij de civiele rechter worden
aangebracht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77gg, 77we, 285, 300, 302, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair
(parketnummer 15-182211-23)is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair
(parketnummer 15-182211-23), 2 primair
(parketnummer 15-049535-24), 3, 4
(parketnummer 15-170779-22)en 5
(parketnummer 15-148906-23)ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 4.5. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
160 dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 108 dagen
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (vastgesteld op 52 dagen), bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- zich meldt bij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam te Amsterdam en zich daarna gedurende de proeftijd en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen blijft melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
- meewerkt aan de hulpverlening van FundamentPlus of een andere organisatie als de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
- meewerkt aan het vinden en het behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van school en/of werk;
- zich houdt aan een locatiegebod, inhoudende dat hij volledig of gedurende een avondklok (te bepalen door de jeugdreclassering in overleg met het openbaar ministerie) aanwezig zal zijn op het adres [adres] , en dat de veroordeelde zich ter controle van dit locatiegebod onder elektronisch toezicht zal stellen, zolang de jeugdreclassering dit in overleg met het openbaar ministerie noodzakelijk acht en maximaal voor een periode van zes maanden.
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Regio Amsterdam, gevestigd te Amsterdam, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
40 urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 20 dagen jeugddetentie.
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van twee jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [benadeelde partij feit 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Eritrea).
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van een jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
  • [medeverdachte feit 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
  • [medeverdachte feit 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Kaap Verdië),
  • [persoon 3] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , en
  • [persoon 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
tenzij het contact met toestemming van het openbaar ministerie plaatsvindt.
Beveelt dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende jeugddetentie bedraagt twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende jeugddetentie heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de maatregel, gelet op artikel 77we, tweed lid, J° 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht,
dadelijk uitvoerbaaris.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij feit 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft op de reeds geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis van de verdachte in de zaken met de parketnummers 15-182211-23 en 15-049535-24.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.S. van Leeuwen, voorzitter en tevens kinderrechter,
mr. N. Cuvelier en mr. J.J. Veldheer, (kinder)rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers M. Woudman en mr. A. Kuip,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 mei 2024.
Mr. J.J. Veldheer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.