ECLI:NL:RBNHO:2024:4567

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
15-162950-23 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak over openlijke geweldpleging en vrijspraak voor poging tot moord

Op 7 mei 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een jeugdzaak waarbij de verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van poging tot moord dan wel doodslag en openlijke geweldpleging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 1 juli 2023 in Purmerend, waar de verdachte samen met anderen betrokken was bij een vechtpartij die resulteerde in ernstige verwondingen bij het slachtoffer. Tijdens de zitting op 18 april 2024 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het medeplegen van poging tot moord, maar heeft wel bewezenverklaring van openlijke geweldpleging verzocht. De verdediging heeft volledige vrijspraak bepleit. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de steekpartij, maar heeft wel vastgesteld dat hij een significante bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging. De verdachte is veroordeeld tot 63 dagen jeugddetentie, waarvan 23 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Tevens is er een schadevergoeding van €500,00 toegewezen aan het slachtoffer voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15-162950-23 (P)
Uitspraakdatum: 7 mei 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 18 april 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Bouwman, advocaat te Zaandam, de Raad voor de Kinderbescherming (hierna ook: de Raad) en Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna ook: de jeugdreclassering) naar voren hebben gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer ] en wat door hem en door zijn raadsvrouw, mr. J. de Haan, advocaat te Koog aan de Zaan, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 1 juli 2023 te Purmerend tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer ] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven een of meermalen met een mes, althans een scherp puntig voorwerp, in de buik en/of benen en/of lies en/of borstkas en/of arm, althans het lichaam, van die [slachtoffer ] heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] , althans een (tot op heden onbekend gebleven) andere persoon op of omstreeks 1 juli 2023 te Purmerend ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer ] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade
van het leven te beroven een of meermalen met een mes, althans een scherp puntig voorwerp, in de buik en/of benen en/of lies en/of borstkas en/of arm, althans het lichaam, van die
[slachtoffer ] te steken tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 1 juli 2023 te Purmerend opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid,
middelen of inlichtingen heeft verschaft door:
- ( in groepsverband) naar die [slachtoffer ] toe en/of achter die [slachtoffer ] aan te lopen en/of aan te rennen en/of die [slachtoffer ] tegen te houden en/of zijn weg te versperren en/of
- die [slachtoffer ] een of meermalen te slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of het lichaam, ten gevolge waarvan die [slachtoffer ] op de grond terecht kwam en/of
- ( terwijl die [slachtoffer ] op de grond lag) die [slachtoffer ] een of meermalen te trappen en/of schoppen tegen het lichaam en/of
- die [slachtoffer ] op de grond te drukken en/of gedrukt te houden en/of vast te houden, terwijl/waardoor die [medeverdachte 1] of andere (tot op heden onbekend gebleven) persoon die [slachtoffer ] kon steken;
Feit 2
hij op of omstreeks 1 juli 2023 te Purmerend openlijk, te weten, op de [laan] en/of [weg] , in elk geval op of aan de openbare weg in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer ] , door
- ( in groepsverband) naar die [slachtoffer ] toe en/of achter die [slachtoffer ] aan te lopen en/of rennen en/of die [slachtoffer ] tegen te houden en/of zijn weg te versperren en/of;
- te schreeuwen en/of;
- die [slachtoffer ] een of meermalen te slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of het lichaam, ten gevolge waarvan die [slachtoffer ] op de grond terecht kwam en/of
- ( terwijl die [slachtoffer ] op de grond lag) die [slachtoffer ] een of meermalen te trappen en/of schoppen tegen het lichaam en/of;
- die [slachtoffer ] op de grond te drukken en/of gedrukt te houden en/of vast te houden en/of
- een of meermalen met een mes, althans een scherp puntig voorwerp, in de buik en/of benen en/of lies en/of borstkas en/of arm, althans het lichaam, van die [slachtoffer ] te steken.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.De inleiding

Het onderhavige onderzoek VOLGA is gestart naar aanleiding van een op 1 juli 2023 omstreeks 22:15 uur ontvangen melding bij de meldkamer van de politie Noord-Holland dat er een steekpartij had plaatsgevonden op de [laan] in Purmerend.
Tijdens een verjaardagsfeest zou ruzie zijn ontstaan tussen twee groepen jongeren naar aanleiding van een incident tijdens het [Festival] Festival in Purmerend op 23 juni 2023. Nadat de groep waartoe de latere slachtoffers behoorden het feest verliet, is een andere groep jongeren achter hen aangegaan. Verderop, in de [laan] , is het opnieuw tot een confrontatie gekomen tussen beide groepen. Hierbij is geschopt en geslagen en zijn twee jongeren gestoken met een mes. Een van hen is onder andere in zijn buik gestoken waardoor hij ernstig gewond is geraakt en het andere slachtoffer heeft een steekverwonding opgelopen aan zijn linker onderarm.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte betrokken was bij deze vecht- en steekpartij, en zo ja, hoe zijn handelen dan juridisch gekwalificeerd moet worden.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit
(het medeplegen van poging tot moord dan wel doodslag)en bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit, te weten, openlijke geweldpleging.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie verzocht om de verdachte partieel vrij te spreken van de laatste twee gedachtestreepjes, inhoudende: “het op de grond drukken van [slachtoffer ] ” en “het steken met een mes in het lichaam van [slachtoffer ] ”.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van de feiten 1 en 2.
Ten aanzien van het eerste feit is de verdediging met de officier van justitie van mening dat vrijspraak moet volgen van het medeplegen van poging moord/doodslag dan wel medeplichtigheid daaraan, omdat niet kan worden vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte(n) en de opzet van de verdachte op, zowel de samenwerking als op het resultaat, niet kan worden vastgesteld.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat ook vrijspraak dient te volgen van de onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging omdat de verdachte ontkent bij de vecht- en steekpartij betrokken te zijn geweest en er ook overigens geen bewijs is waaruit volgt dat hij geweldshandelingen heeft verricht.
Bij een eventuele bewezenverklaring van dit feit verzoekt de verdediging subsidiair, in lijn met de officier van justitie, de verdachte partieel vrij te spreken van de twee laatste gedachte-streepjes.
4.3.
Oordeel van de rechtbankVrijspraak feit 1Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 primair en subsidiair ten laste is gelegd.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Vast staat dat één van de medeverdachten uit de groep waarvan de verdachte deel uitmaakte, de aangever [slachtoffer ] (hierna: ‘ [slachtoffer ] ’) meerdere keren met een mes heeft gestoken. Het dossier bevat echter onvoldoende aanknopingspunten dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn stekende medeverdachte tijdens de steekhandelingen. Dit geldt eveneens ten aanzien van het opzettelijk behulpzaam zijn van de verdachte bij het plegen van dit feit.
De verdachte wordt om die reden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Bewijsoverweging feit 2
De rechtbank komt wel tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit
(openlijke geweldpleging)op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op basis van de in de bijlage opgesomde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat aangever [slachtoffer ] op 1 juli 2023 in Purmerend op de openbare weg is aangevallen door een groep jongens en daarbij meerdere keren met een mes is gestoken. Ook stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer ] door meerdere personen is geschopt en geslagen.
Gelet daarop kan dus wettig en overtuigend worden bewezen dat er in vereniging openlijk geweld is gepleegd tegen [slachtoffer ] .
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de verdachte een aandeel heeft gehad bij dit tegen [slachtoffer ] , gepleegde geweld en zo ja, of sprake was van een dusdanige significante of wezenlijke bijdrage dat gesproken kan worden van medeplegen. De rechtbank beantwoordt deze vragen bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft bij de politie en op de zitting ontkend op enige wijze betrokken te zijn geweest bij de vechtpartij. Hij verklaart dat hij heeft gezien dat er twee groepen jongens aan het vechten waren, maar dat hij zelf niets heeft gedaan en is weggerend. Deze verklaring vindt noch in het dossier noch anderzijds enige ondersteuning. De rechtbank zal deze verklaring daarom als niet geloofwaardig terzijde stellen.
Op grond van de voorhanden zijnde stukken en bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte en het latere slachtoffer [slachtoffer ] op 1 juli 2023 aanwezig waren bij een verjaardagsfeest in Purmerend. Op dit feest ontstond een ruzie tussen [slachtoffer ] en zijn vrienden en een andere groep jongens. Uit meerdere verklaringen blijkt dat, nadat [slachtoffer ] en zijn vrienden vervolgens het feest verlieten, er een grote groep jongens achter hen aan is gegaan. In deze achtervolgende groep bevond zich onder meer de medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: ‘ [medeverdachte 1] ’). Uit de camerabeelden blijkt dat de jongens in de achtervolgende groep zich “breed maakten” en op [slachtoffer ] afrenden. Uit de camerabeelden, de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte 1] en de getuige [getuige 1] blijkt dat de verdachte ook met deze groep meeliep. Op de [laan] vindt een confrontatie plaats tussen de beide groepen jongeren, waarbij [slachtoffer ] is geschopt en geslagen en vervolgens door [medeverdachte 1] met een mes is gestoken. [slachtoffer ] , die in die tijd nota bene een vriend van de verdachte was, verklaart dat hij op een gegeven moment een vuistslag in zijn gezicht kreeg, terugsloeg en toen gelijk klappen kreeg van [medeverdachte 2] , [verdachte] (de rechtbank begrijpt: de verdachte), [persoon 1] en [persoon 2] . Door deze klappen kwam [slachtoffer ] ten val en terwijl hij op de grond lag, bleven ze op hem in schoppen. De verklaring van [slachtoffer ] wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige 2] die zag dat een grote groep jongens, waaronder [verdachte] en [medeverdachte 2] op hen af kwam rennen. Hij zag dat er een grote groep jongens om [slachtoffer ] heen stond en dat de verdachte [slachtoffer ] overal op zijn lichaam en op zijn hoofd sloeg en hem trapte terwijl [slachtoffer ] op de grond lag. Tot slot heeft de getuige [getuige 3] verklaard dat hij op 1 juli 2023 rond 22:15 uur veel geschreeuw hoorde buiten en vervolgens jongens achter elkaar aan zag rennen op de [laan] .
Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat de verdachte deel uitmaakte van de groep die zich breed makend en schreeuwend op [slachtoffer ] is afgelopen. Daarbij heeft de verdachte ook zelf klappen en/of trappen uitgedeeld aan [slachtoffer ] tijdens de vechtpartij. Hierdoor heeft de verdachte (evident) een significante bijdrage geleverd aan het door meerdere personen op straat tegen [slachtoffer ] uitgeoefende geweld.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer ] .
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte ook een significante bijdrage heeft geleverd aan het steken van [slachtoffer ] met het mes door [medeverdachte 1] , door het tegen de grond houden van [slachtoffer ] (terwijl [slachtoffer ] werd gestoken door [medeverdachte 1] ).
De rechtbank zal de verdachte daarvan vrijspreken.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 1 juli 2023 te Purmerend openlijk, te weten, op de [laan] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer ] , door
- in groepsverband naar die [slachtoffer ] toe en achter die [slachtoffer ] aan te lopen en rennen en
- te schreeuwen, en
- die [slachtoffer ] meermalen te slaan en stompen tegen het hoofd en het lichaam, ten gevolge waarvan die [slachtoffer ] op de grond terecht kwam, en
- ( terwijl die [slachtoffer ] op de grond lag) die [slachtoffer ] meermalen te trappen en schoppen tegen het lichaam.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 63 dagen, waarvan 23 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht (40 dagen) en met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft verder gevorderd dat aan de voorwaardelijke straf naast de algemene voorwaarden de door de Raad en de jeugdreclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden zullen worden verbonden.
De officier van justitie heeft daarbij verzocht deze bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om -indien de rechtbank toch tot een bewezenverklaring mocht komen- een werkstraf voor de duur van 90 uur waarvan 10 uur voorwaardelijk op te leggen, zonder bijzondere voorwaarden. De raadsman stelt zich op het standpunt dat er gelet op wat in vergelijkbare zaken wordt opgelegd en de strenge schorsingsvoorwaarden waar de verdachte zich de afgelopen acht maanden aan heeft moeten houden, geen ruimte meer is voor een (voorwaardelijke) jeugddetentie met bijzondere voorwaarden. Volgens de verdediging kan de hulpverlening ook in het vrijwillige kader doorgang blijven vinden.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De aard en de ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijk geweld. Uit het dossier blijkt dat er op 1 juli 2023, op een verjaardagsfeestje van een 15-jarig meisje, een (geplande) ontmoeting heeft plaatsgevonden tussen de tot de groep van de verdachte behorende [medeverdachte 1] en het latere slachtoffer [slachtoffer ] . De groep van de verdachte heeft [slachtoffer ] en zijn vrienden buiten opgezocht en is daar de confrontatie aangegaan. Aanleiding hiervoor was een eerdere ruzie op festival [Festival] . De verdachte heeft samen met anderen [slachtoffer ] geslagen en geschopt, waardoor [slachtoffer ] op de grond terecht is gekomen. Terwijl [slachtoffer ] op de grond lag zijn de verdachten doorgegaan met schoppen. De verdachte heeft met zijn handelen een belangrijke bijdrage geleverd aan het toegepaste geweld tegen [slachtoffer ] , waarbij deze, terwijl hij weerloos op de grond lag, potentieel dodelijk is gestoken door de medeverdachte [medeverdachte 1] .
Daarnaast heeft de verdachte met zijn handelen bijgedragen aan de oplopende spanningen tussen twee rivaliserende jeugdgroepen in Purmerend, wat van kwaad tot erger is gegaan en uiteindelijk zelfs lijkt te zijn uitgemond in een schietpartij met dodelijke afloop. Dit baart de rechtbank veel zorgen.
De verdachte heeft met zijn handelen een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en zijn gevoel van veiligheid. Uit de slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer nog altijd gevolgen van het feit ondervindt. Naast de impact van dit feit op het slachtoffer leidt een dergelijke vechtpartij op de openbare weg, waarbij ook nog eens een steekwapen is gebruik, tot gevoelens van angst en onveiligheid bij omstanders en binnen de samenleving in het algemeen.
Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zeer zwaar aan.
Daar komt bij dat de verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Hierdoor blijft het voor het slachtoffer -die nota bene vroeger een vriend van de verdachte is geweest- volstrekt onduidelijk waarom de verdachte aan dit forse geweld tegen hem heeft deelgenomen. Uit de beelden kort na het incident is bovendien te zien dat de verdachte zich op geen enkele wijze om het slachtoffer bekommert als deze, na te zijn gestoken, op slechts enkele meters afstand van de verdachte over straat strompelt en om hulp schreeuwt. In plaats van hulp te bieden pakt de verdachte zijn rugtas en rent weg. De verklaring van de verdachte dat hij het schreeuwen van het slachtoffer niet zou hebben gehoord acht de rechtbank gelet op de overige inhoud van het dossier volstrekt ongeloofwaardig. De rechtbank acht de houding van de verdachte op dit punt niet alleen onbegrijpelijk maar ook uiterst zorgelijk en kwalijk en weegt ook dit in het nadeel van de verdachte mee.
De persoon van de verdachte
Uit het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd
1 maart 2024, blijkt dat de verdachte al eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een geweldsdelict.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte (advies)rapport, gedateerd 10 april 2024, van [raadsonderzoeker 1] en [raadsonderzoeker 2] , raadsonderzoekers bij de Raad voor de Kinderbescherming.
De Raad adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de preventieve hechtenis. De Raad ziet vanuit pedagogisch perspectief geen meerwaarde om de verdachte terug te sturen naar de jeugdgevangenis. Gelet op de aard en de ernst van het feit wordt naast de deels voorwaardelijke jeugddetentie nog wel een onvoorwaardelijke werkstraf geadviseerd.
De Raad heeft in zijn rapport aangegeven zich bij een veroordeling grote zorgen te maken over de houding van de verdachte, omdat hij (in dat geval) zijn betrokkenheid bij het feit ontkent en dus geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag. Dit verhoogt ook de kans op recidive. De Raad vindt het daarom belangrijk dat er bij een veroordeling in het kader van bijzondere voorwaarden jeugdreclassering en hupverlening wordt ingezet, gericht op de houding, vaardigheden, agressie en vriendenkeuze van de verdachte. Naast de zorgen op deze gebieden ziet de Raad anderzijds ook dat de verdachte zich al acht maanden goed heeft gehouden aan de schorsingsvoorwaarden. De Raad vindt het van belang dat de verdachte geleidelijk meer vrijheden krijgt zodat hij zich leeftijdsadequaat kan ontwikkelen. Volgens de Raad zijn daarom de voorwaarden van een enkelband, het gebiedsverbod en de avondklok niet langer noodzakelijk. De Raad adviseert wel om een contactverbod op te leggen met de medeverdachten. Dit om de verdachte voorlopig nog te beschermen tegen risicovolle personen in zijn omgeving.
Op de zitting heeft de raadsonderzoeker aanvullend geadviseerd om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
[vertegenwoordiger jeugdreclassering] van de jeugdreclassering heeft aangegeven momenteel meer intrinsieke motivatie bij de verdachte te zien om mee te werken met de jeugdreclassering en de hulpverlening. Eerder werkte de verdachte vooral mee omdat het nodig was om meer vrijheden te krijgen. De verdachte heeft zich goed aan de schorsingsvoorwaarden gehouden en laat ook op school een positieve ontwikkeling zien.
[ambulant hulpverlener] , ambulant hulpverlener bij het jongerencentrum waar de verdachte regelmatig komt, heeft aan het voorgaande toegevoegd dat de verdachte zich lijkt te hebben gedistantieerd van zijn ‘foute’ vrienden.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Hierin wordt bij openlijke geweldpleging (zonder strafverzwarende omstandigheden) 40 uur taakstraf, dan wel 20 dagen jeugddetentie, als uitgangspunt genomen.
In de hiervoor genoemde strafverzwarende omstandigheden, te weten de ernst van het gepleegde feit, de context waarin het feit heeft plaatsgevonden en de houding van de verdachte, ziet de rechtbank aanleiding om de als uitgangspunt geldende straf te verhogen. De rechtbank is verder van oordeel dat het opleggen van een werkstraf zonder bijzondere voorwaarden, zoals door de verdediging is verzocht, onvoldoende recht doet aan de ernst van het gepleegde feit. De rechtbank heeft zich hierbij tevens laten leiden door het door de Raad aangegeven hoge recidiverisico bij het uitblijven van deze voorwaarden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf in het voordeel van de verdachte laten meewegen dat hij een lange tijd in een schorsing heeft gelopen met forse vrijheid inperkende maatregelen als een avondklok en een enkelband.
Alles afwegende acht de rechtbank de eis zoals deze is geformuleerd door de officier van justitie, passend en geboden. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een jeugddetentie voor de duur van 63 dagen waarvan 23 dagen voorwaardelijk opleggen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht (vastgesteld op 40 dagen), met een proeftijd van twee jaren.
Om de verdachte te ondersteunen zich verder in positieve zin te ontwikkelen en hem ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank aan de voorwaardelijke straf ook de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht het daarbij van belang om ook een contactverbod met [persoon 3] op te leggen, nu deze bij het onderhavige politieonderzoek in beeld is gekomen. De rechtbank zal aan het contactverbod met de medeverdachten en [persoon 3] een termijn van maximaal een jaar verbinden. De rechtbank heeft daarbij voor ogen dat, mocht er nadien weer sprake zijn van contactherstel, dit in ieder geval nog een periode onder toezicht en begeleiding vanuit de jeugdreclassering plaatsvindt.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, te weten openlijke geweldpleging. Dit betreft een ernstig feit en uit het rapport van de Raad komt naar voren dat het recidiverisico bij een veroordeling hoog wordt ingeschat, mede omdat de verdachte geen openheid heeft gegeven over zijn eigen rol noch over die van anderen en daarmee geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor wat er is gebeurd.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan als er geen passende hulp wordt ingezet of voortgezet. Om die reden zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.Vordering benadeelde partij [slachtoffer ] en schadevergoedingsmaatregel

8.1.
Vordering [slachtoffer ]
Mr. J. de Haan heeft namens de benadeelde partij [slachtoffer ] een vordering tot schadevergoeding van € 9.859,99 ingediend tegen de verdachte wegens materiële (€ 2.359,99) en immateriële schade (€ 7.500,00) die [slachtoffer ] als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheidsclausule.
Tevens is verzocht om te bepalen dat, gelet op de jonge leeftijd van het slachtoffer, de schadevergoeding op een nader te noemen bankrekening wordt gestort met een BEM-clausule.
De gestelde materiële schade bestaat uit: ziekenhuis daggeldvergoeding (€ 175,00), beschadigd geraakte kleding en schoenen (€ 1.825,00), verloren Airpods (€ 150,00), verloren zilveren tand (€ 110,00) en reiskosten voor afspraken in het Amsterdam UMC (€ 99,99).
Ter terechtzitting heeft mr. de Haan de vordering toegelicht en gewijzigd, in die zin dat zij de gestelde materiële schade voor reiskosten voor afspraken in het Amsterdam UMC heeft bijgesteld naar € 59,99, waardoor in totaal € 2.319,99 aan materiële schade wordt gevorderd.
8.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om, uitsluitend de immateriële schade, hoofdelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 1.000,00, met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige moet de vordering volgens de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat dit deel ziet op de gevolgen van het steken.
8.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, gelet op de door hem bepleite integrale vrijspraak.
Mocht de rechtbank wel tot een veroordeling komen, dan stelt de raadsman zich op het standpunt dat de schade die voortvloeit uit het steken of uit de bedreigingen niet voor toekenning in aanmerking komt omdat de verdachte daar niet verantwoordelijk voor kan worden gehouden. Volgens de raadsman levert het bepalen van de hoogte van het deel van de immateriële schade waar de verdachte wel verantwoordelijk voor is een onevenredige belasting van het strafgeding op. Als de rechtbank gebruik maakt van haar schattingsbevoegdheid dan verzoekt de raadsman om maximaal € 200,00 aan immateriële schade toe te kennen.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze schade niet rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit, waardoor deze posten eveneens niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
8.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat de verdachte [slachtoffer ] weliswaar niet heeft gestoken, maar hij wel een bijdrage heeft geleverd aan het voorafgaande geweld tegen die [slachtoffer ] . [slachtoffer ] is door onder andere de verdachte, die eerst een goede vriend van [slachtoffer ] was en regelmatig bij hem over de vloer kwam, belaagd. De verdachte heeft [slachtoffer ] geschopt en geslagen. De rechtbank acht het daarom voldoende aannemelijk dat de verdachte door dit feit psychische schade heeft opgelopen en angst en onbegrip ervaart. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met alle overige omstandigheden van het geval. De rechtbank komt alles afwegende en gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting, een vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 500,00 billijk voor. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
1 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De overige gevorderde immateriële schade zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de gestelde materiële schade niet voor vergoeding in aanmerking komt, aangezien de rechtbank geen rechtstreeks verband vast kan stellen tussen de gestelde schade en het bewezenverklaarde feit. De schadeposten ziekenhuisdaggeld, kleding en schoenen en reiskosten voor ziekenhuisbezoeken lijken met name te zien op de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt als gevolg van het steken en het daaruit voortvloeiende letsel. De verdachte wordt echter vrijgesproken van het medeplegen van het steken met een mes in het lichaam van [slachtoffer ] en er is onvoldoende onderbouwd hoe deze materiele schade zich verhoudt tot de geweldshandelingen van de verdachte tijdens de bewezenverklaarde openlijke geweldpleging. Ook ten aanzien van de Airpods en de zilveren tand ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank het causale verband met het bewezenverklaarde feit.
De gevorderde materiele schade zal om die reden geheel niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij kan het deel van de vordering, dat tot niet-ontvankelijkheid zal leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met medeverdachten heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank zal tot slot ook bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij te openen spaarrekening met een zogenoemde BEM-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige benadeelde partij. De minderjarige [slachtoffer ] en zijn wettelijke vertegenwoordiger kunnen daardoor slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige op deze spaarrekening beschikken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: openlijke geweldpleging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77za, 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 4.4. bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
63 dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
23 dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
twee jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (40 dagen), bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als
algemene voorwaardedat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde
gedurende de proeftijd:
- zich meldt bij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam te Amsterdam en zich daarna gedurende de proeftijd en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
- meewerkt aan de ambulante begeleiding vanuit Fundament Plus, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- meewerkt aan de behandeling van De Waag of een soortgelijke instelling;
- gedurende de gehele proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met de slachtoffers:
  • [getuige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Eritrea),
  • [slachtoffer ] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , en
- op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met de volgende personen:
  • [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
  • [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , en met
  • [persoon 3] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
zolang de jeugdreclassering dit specifieke contactverbod in overleg met het Openbaar Ministerie noodzakelijk acht en
maximaal voor de duur van één jaar.
De politie ziet toe op handhaving van deze contactverboden.
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Regio Amsterdam, gevestigd te Amsterdam, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
beveelt dat de op grond van artikel 77z gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer ]geleden schade tot een bedrag van
€ 500,00(zegge: vijfhonderd euro),voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer ] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door (een van) de medeverdachte(n) is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [slachtoffer ] , geboren op [geboortedatum] , te openen spaarrekening met een BEM-clausule.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer ]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van €
€ 500,00(zegge: vijfhonderd euro),vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagenjeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens (een van) de medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Cuvelier, voorzitter en tevens kinderrechter,
mr. A.S. van Leeuwen en mr. J.J. Veldheer, (kinder)rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers M. Woudman en mr. A. Kuip,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 mei 2024.
Mr. J.J. Veldheer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.