In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 april 2024 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De zaak is behandeld in het kader van het civiel recht, specifiek binnen het familie- en jeugdrecht. De verzoekende partij is De Jeugd- & Gezinsbeschermers, een gecertificeerde instelling, die verzocht heeft om de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een netwerkpleeggezin, met als doel de veiligheid en ontwikkeling van het kind te waarborgen. De ouders van [de minderjarige], hierna te noemen de moeder en de vader, zijn als belanghebbenden aangemerkt. De moeder heeft zich verzet tegen de machtiging, terwijl de vader niet is verschenen tijdens de zitting.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [de minderjarige] momenteel bij zijn oma en halfzus verblijft en dat het met hem beter gaat sinds deze plaatsing. Echter, de zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder zijn nog steeds aanwezig. De moeder heeft onvoldoende motivatie getoond om de nodige veranderingen in haar thuissituatie door te voeren, wat de ontwikkeling van [de minderjarige] in gevaar kan brengen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat, gezien de huidige omstandigheden, een machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige].
De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de periode van 15 april 2024 tot 4 oktober 2024, de einddatum van de ondertoezichtstelling. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures. De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is op 24 april 2024 vastgelegd.