ECLI:NL:RBNHO:2024:4537

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
AWB-23_6903 en 23_6904
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en niet-ontvankelijk verklaring beroep inzake geschiktheidsverklaring rijbewijs

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 februari 2024, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en het beroep van verzoekster niet-ontvankelijk verklaard. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verklaring van geschiktheid voor de verlenging van haar rijbewijs, maar verweerder had niet tijdig beslist. Verzoekster voelde zich gediscrimineerd op basis van haar leeftijd en had dringend haar rijbewijs nodig voor haar werk. De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder wel degelijk op de aanvraag had beslist, en dat de brief van 9 oktober 2023 als een besluit tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag kwalificeert. Hierdoor was het beroep niet tijdig en dus niet-ontvankelijk.

De voorzieningenrechter heeft ook het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het belang van de verkeersveiligheid zwaarder weegt dan de persoonlijke belangen van verzoekster. Verweerder had het recht om aanvullend onderzoek te verlangen, gezien de visuswaarden van verzoekster die niet voldeden aan de eisen. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoekster eerst het onderzoek door een oogarts moet afwachten voordat er verdere stappen kunnen worden ondernomen. De uitspraak benadrukt het belang van verkeersveiligheid en de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van geschiktheidseisen voor rijbewijzen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 23/6903 en 23/6904

uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 februari 2024 in de zaken tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder

(gemachtigde: S.J.W. van de Vorstenbosch-Blom).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op een verzoek om een voorlopige voorziening te treffen. Verzoekster heeft beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen door verweerder. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling beslist zij onmiddellijk op het beroep. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
1.1.
Verzoekster heeft op 26 april 2023 bij verweerder een verklaring van geschiktheid aangevraagd. Deze verklaring heeft zij nodig voor verlenging van haar rijbewijs. Op 21 november 2023 heeft verzoekster een beroepschrift ingediend bij de rechtbank tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer 23/6904. Daarnaast heeft verzoekster een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Dit verzoek is geregistreerd onder zaaknummer 23/6903.
1.2.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 februari 2024 online via Teams op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster en de gemachtigde van verweerder.

Procesverloop

2. Het rijbewijs van verzoekster verliep op 11 juli 2023. Omdat haar rijbewijs verliep na haar 75e jaar moest zij een gezondheidsverklaring indienen bij verweerder ter verkrijging van een verklaring van geschiktheid. Dat heeft verzoekster gedaan op 26 april 2023. Vervolgens heeft verweerder haar op 22 mei 2023 verwezen voor een ’75+ keuring’. Van deze keuring is door de keurend arts een rapport opgemaakt. Omdat bij die ‘75+ keuring’ is vastgesteld dat de visuswaarden van beide ogen niet voldoen aan het bepaalde in paragraaf 3.2.1 van de bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid 2000 is verzoekster door verweerder voor een nadere keuring verwezen naar een oogarts.
3. Op 26 juli 2023 heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen de beslissing tot een keuring bij een oogarts. Verweerder heeft dat bezwaar op 11 augustus 2023 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het een voorbereidingshandeling is als bedoeld in artikel 6:3 van de Awb en een dergelijke beslissing niet vatbaar is voor bezwaar en beroep. Wel heeft verweerder verzoekster op 11 augustus 2023 de mogelijkheid geboden om gegevens van een opticien of optometrist over te leggen. Als uit die oogmeting zou blijken dat verzoekster voldoende ziet met de bril en er geen aanwijzingen zijn voor andere aandoeningen, kan de verwijzing naar een oogarts vervallen.
4. Verzoekster heeft bij verweerder meerdere klachten ingediend. Die klachten zijn op 3 oktober 2023 niet-ontvankelijk verklaard. Partijen hebben daarna over en weer nog nader gecorrespondeerd over de doorverwijzing.
5. Bij brief van 9 oktober 2023 deelt verweerder verzoekster mee geen besluit te kunnen nemen vanwege het ontbreken van gegevens.
6. Op 21 november 2023 wendt verzoekster zich tot de rechtbank. Bij haar verzoekschrift heeft zij een rapport d.d. 25 september 2023 gevoegd van een optometrist.
7. Verweerder geeft in het verweerschrift aan dat uit het door verzoekster bij haar verzoekschrift gevoegde rapport van de optometrist blijkt dat er toch sprake lijkt van andere oogaandoeningen. Daarom kan de verwijzing naar de oogarts niet komen te vervallen, zoals aangegeven in de brief van 11 augustus 2023. Verweerder geeft aan het dossier van verzoekster te hebben heropend en haar opnieuw te hebben verwezen naar een oogarts, omdat een verslag van een optometrist in dit opzicht onvoldoende is.

Wat wil verzoekster?

8. Verzoekster voelt zich niet gehoord en gezien en op basis van haar leeftijd gediscrimineerd. Zij heeft dringend haar rijbewijs nodig, onder andere voor haar werk. De verwijzing naar een oogarts is niet terecht. Bovendien klopt de lijst met oogartsen op de website van het CBR niet. Het lukte verzoekster doordoor niet een oogarts te vinden voor een keuring, wat zij ook meermalen tevergeefs aan verweerder heeft gemeld. Uiteindelijk is het haar gelukt om in Alphen aan de Rijn een optometrist te vinden die haar heeft gekeurd op 25 september 2023. Dat rapport wilde zij destijds persoonlijk afgeven bij verweerder, wat haar vervolgens werd geweigerd. Zij heeft verder op 23 februari 2024 een afspraak kunnen maken bij een oogkliniek in Haarlem. Verweerder is nalatig geweest waardoor zij zich genoodzaakt zag zich tot de rechtbank te wenden. Verweerder heeft niet (tijdig) op haar aanvraag beslist. Verzoekster wil bij wijze van voorlopige voorziening haar rijbewijs terug in afwachting van de verdere afhandeling.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

9. De voorzieningenrechter heeft na sluiting van het onderzoek ter zitting nog aanvullende stukken van verzoekster ontvangen. De voorzieningenrechter heeft in deze stukken geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen. De stukken zullen, omdat ze na sluiting van het onderzoek zijn ontvangen, niet worden betrokken bij de beoordeling van deze zaak [1] .
10. Voordat kan worden overgegaan tot een inhoudelijke behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening, moet de voorzieningenrechter eerst beoordelen of sprake is van een voldoende spoedeisend belang als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoekster voldoende aannemelijk gemaakt dat bij haar een spoedeisend belang aanwezig is.
10. Tijdens de zitting heeft de voorzieningenrechter verzoekster gevraagd waar het beroep op ziet, waarbij is voorgehouden dat er naar het oordeel van de voorzieningenrechter wel al een beslissing is genomen op de aanvraag tot afgifte van de verklaring van geschiktheid. Verzoekster heeft vervolgens geantwoord dat haar beroep was en is gericht tegen het niet tijdig nemen van een beslissing. De voorzieningenrechter zal het beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen dan ook hier onder als eerste bespreken.
Niet tijdig beslissen op de aanvraag
12. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. De voorzieningenrechter stelt echter vast dat verweerder in dit geval wel degelijk op de aanvraag heeft beslist. De brief van 9 oktober 2023 om de aanvraag te sluiten, omdat zonder de benodigde gegevens niet kan worden beoordeeld of verzoekster voldoet aan de rijgeschiktheidseisen kwalificeert, gelet op de inhoud ervan, namelijk als een besluit als bedoeld in artikel 4:5 Awb tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag van verzoekster. Tegen dat besluit kon bezwaar worden gemaakt.
13. Er is dus geen sprake van het niet tijdig beslissen. Verweerder heeft immers wel degelijk beslist. Dit betekent dat het beroep, dat is ingediend na dit reële besluit, niet tijdig niet-ontvankelijk is.
13. Omdat het beroep niet-ontvankelijk is wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
Buiten behandeling stellen van de aanvraag
15. Dat verzoekster die brief van 9 oktober 2023 niet direct als besluit heeft gezien acht de voorzieningenrechter gelet op de vorm en inhoud van die brief begrijpelijk. Zo staat er bijvoorbeeld geen bezwaarclausule onder. De voorzieningenrechter vat het beroepschrift daarom ook op als bezwaarschrift gericht tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag. De voorzieningenrechter zal dit onder verwijzing naar artikel 6:15 van de Awb doorzenden naar verweerder om als bezwaarschrift af te handelen.
15. Voor zover het verzoek om voorlopige voorziening (ook) als connex aan die bezwaarprocedure moet worden opgevat wijst de voorzieningenrechter dit verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit waarom.
15. Tot het treffen van een voorlopige voorziening bestaat pas aanleiding als het belang van verzoekster bij de gevraagde voorziening zodanig is dat het zwaarder dient te wegen dan het belang van verweerder bij afwijzing van die voorziening. Daarvan is de voorzieningenrechter niet gebleken. Weliswaar heeft verzoekster een belang bij haar rijbewijs, dat zij niet kan verlengen zolang de geschiktheidsverklaring niet is afgegeven, daar staat het belang van verweerder tegenover bij het beschermen van de verkeersveiligheid. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mocht verweerder met het oog op de bescherming van de verkeersveiligheid een aanvullend onderzoek door een oogarts verlangen [2] . Dit, omdat uit het keuringsverslag van 27 juni 2023 blijkt dat sprake is van een visus van minder dan 0,5 (namelijk 0,2 en 0,05) en verweerder als interne regel hanteert dat een visus van minder dan 0,7 een belangrijke afwijking is. Bovendien is uit latere informatie van de optometrist gebleken dat er toch sprake lijkt van andere oogaandoeningen. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat het belang van verweerder bij bescherming van de verkeersveiligheid zwaarder dient te wegen dan het belang van verzoekster. Daarbij laat de voorzieningenrechter ook nog meewegen dat al heel snel het onderzoek gepland staat bij de oogarts, wat meer duidelijkheid zal geven over de ogen van verzoekster.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag tot afgifte van de geschiktheidsverklaring is niet ontvankelijk. In dat geval is er geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Ook in de buitenbehandelingstelling en de belangen van verzoekster en verweerder ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek daartoe wordt dus afgewezen. Dat betekent dat verzoekster toch eerst het onderzoek door een oogarts zal moeten afwachten. Ter zitting bleek dat het verzoekster is gelukt een afspraak te plannen bij een oogkliniek, op 23 februari 2024. De voorzieningenrechter geeft verzoekster mee de onderzoeksresultaten zo snel mogelijk aan verweerder op te sturen en gaat ervan uit dat verweerder na ontvangst dan voortvarend zal beslissen.
18. De voorzieningenrechter komt in deze procedure niet toe aan een beoordeling van de argumenten die verzoekster verder naar voren heeft gebracht, zoals opgeschreven in rechtsoverweging 8.
20. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

23/6904
De voorzieningenrechter verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
23/6903De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 februari 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie artikel 2.16, derde lid, van het procesreglement bestuursrecht rechtbanken 2021.
2.Zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 oktober 2022, met ECLI: NL:RVS:2022:2931