Op 2 mei 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de duur van een jaar, met ingang van 6 mei 2024, en dit tot 8 april 2025. De zaak betreft een minderjarige die in een onveilige thuissituatie bij de moeder verblijft, waar zorgen zijn over huiselijk geweld en de emotionele veiligheid van het kind. De Raad heeft verzocht om de uithuisplaatsing bij de gezaghebbende vader, die beter in staat wordt geacht om de minderjarige een veilige en stabiele omgeving te bieden.
Tijdens de procedure zijn verschillende stukken in overweging genomen, waaronder rapporten van de Raad en de GI, en zijn de standpunten van de moeder, vader en de GI besproken. De moeder heeft zich verzet tegen de uithuisplaatsing en pleit voor terugplaatsing van de minderjarige bij haar, terwijl de vader en de GI de uithuisplaatsing ondersteunen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de zorgen over de thuissituatie bij de moeder niet zijn weggenomen en dat het in het belang van de minderjarige is om bij de vader te verblijven, waar zij meer emotionele steun en stabiliteit kan ontvangen.
De kinderrechter heeft in haar overwegingen ook aandacht besteed aan de loyaliteitsconflicten van de minderjarige en de noodzaak van professionele hulpverlening voor zowel de minderjarige als de ouders. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.