ECLI:NL:RBNHO:2024:4532

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
C/15/349889 / JU RK 24-377
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige met gedragsproblemen en ontwikkelingsbedreigingen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 april 2024 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om [de minderjarige] onder toezicht te stellen tot zijn meerderjarigheid en om een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [de minderjarige] sinds december 2023 verblijft in een accommodatie van [accommodatie jeugdhulpaanbieder] en dat hij eerder onder toezicht is gesteld van 25 augustus 2008 tot 25 augustus 2011. De kinderrechter heeft geconstateerd dat er ernstige ontwikkelingsbedreigingen zijn, waaronder gedragsproblemen, problemen met emotieregulatie, en zorgen over drugsgebruik. De moeder van [de minderjarige] is belast met het ouderlijk gezag, maar voelt zich overbelast en onmachtig om de situatie te verbeteren. De kinderrechter heeft geoordeeld dat vrijwillige hulpverlening niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd en dat er nu dwang nodig is om [de minderjarige] de juiste hulp te bieden. De kinderrechter heeft besloten om [de minderjarige] onder toezicht te stellen tot zijn meerderjarigheid en heeft een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, zodat hij kan blijven verblijven in de accommodatie van de jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter benadrukt het belang van een goede regie door de gecertificeerde instelling en de noodzaak om diagnostiek en behandeling te organiseren voor [de minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/349889 / JU RK 24-377
Datum uitspraak: 17 april 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbeschermingte Haarlem,
hierna te noemen: de Raad,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. H.J.G. Dudink, kantoorhoudende te Haarlem,
[de stiefvader],
hierna te noemen: de stiefvader,
wonende te [plaats] ,
tezamen ook te noemen: de ouders.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift, met bijlagen, ontvangen op 6 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de stiefvader;
- [vertegenwoordiger van de raad] als vertegenwoordiger van de Raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] als een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling de Jeugd- en Gezinsbeschermers (hierna: de GI).
1.3.
[de minderjarige] is in de gelegenheid gesteld voorafgaand aan de zitting zijn mening te geven in een apart gesprek met de kinderrechter. Hiervan heeft hij geen gebruik gemaakt.
2.
De feiten
2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft sinds december 2023 in een accommodatie van [accommodatie jeugdhulpaanbieder] te [plaats]
2.3.
[de minderjarige] is eerder onder toezicht gesteld van 25 augustus 2008 tot 25 augustus 2011.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad heeft verzocht [de minderjarige] onder toezicht te stellen tot zijn meerderjarigheid, te weten [datum]
Ook heeft de Raad verzocht een machtiging te verlenen om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Tot slot heeft de Raad verzocht de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Als onderbouwing van het verzoek is namens de Raad naar voren gebracht dat er al langdurig bij [de minderjarige] problemen zijn op verschillende leefgebieden, waardoor zijn ontwikkeling stagneert.
In zijn jonge kinderjaren was hij getuige van de vele ruzies tussen zijn moeder en biologische vader. De vader was agressief en mishandelde de moeder. [de minderjarige] heeft al sinds hij klein was woedeaanvallen, die in de loop der jaren erger en frequenter zijn geworden. In de thuissituatie bij de moeder en de stiefvader (de ouders) waren er regelmatig hoogoplopende conflicten, waarbij [de minderjarige] verbaal agressief was en spullen vernielde De moeder, die zelf kampt met PTSS waarvoor zij intensieve traumabehandeling krijgt, is overbelast geraakt en kan niet meer passend op [de minderjarige] reageren. De ouders liepen op hun tenen om het risico op woede-uitbarstingen van [de minderjarige] te verkleinen.
Door zijn problematiek is [de minderjarige] naar het speciaal onderwijs gegaan. Ook op school had [de minderjarige] moeite zijn emoties te reguleren. Hij had een kort lontje, kon schreeuwen en schelden en had met medeleerlingen fysieke conflicten. Verder gaat [de minderjarige] sinds het begin van het schooljaar 2023-2024 niet meer regelmatig naar school en is hij sinds de kerstvakantie helemaal niet geweest. Leerplicht is daarom betrokken geraakt. Hoewel hij het niveau van vmbo-t aankan, is hij vorig leerjaar afgezakt naar vmbo-kader, omdat hij niet gemotiveerd was om zijn huiswerk te maken. Hij is vorig jaar ook gezakt voor zijn eindexamen. Dit jaar wordt het erg ingewikkeld om het schooljaar nog te halen, als dit al kan. School heeft gezien dat als de verblijfplaats van [de minderjarige] onrustig is, dit een negatief effect heeft op zijn schoolgang.
Daarnaast werd op school gezien dat [de minderjarige] beïnvloedbaar is. De moeder heeft zorgen over zijn mentale gesteldheid en heeft verteld dat hij zichzelf weleens heeft gesneden. Verder heeft [de minderjarige] geen positieve vrijetijdsbesteding meer. Hij wordt bovendien verdacht van fraude, waar de politie onderzoek naar doet.
Diagnostiek en behandeling zijn niet goed van de grond gekomen, omdat hij voor zijn behandelaren bij de Waag moeilijk bereikbaar was, niet of te laat op afspraken kwam en weinig losliet over wat hem bezighoudt. Hij had zelf geen behandeldoel. Het hele aanbod van De Waag is al geprobeerd, zodat deze instelling de behandeling wil stoppen.
Een regievoerder is nodig om de vicieuze cirkel te doorbreken. Deze kan hulpverlening voor [de minderjarige] , de moeder en het systeem inzetten. Alle betrokkenen geven aan dat het van groot belang is dat [de minderjarige] een vertrouwensband heeft met een hulpverlener om open te staan voor hulp. Er moet diagnostiek plaatsvinden en [de minderjarige] moet passende behandeling krijgen. Verder is het belangrijk dat [de minderjarige] weer naar school gaat.
Vanwege de conflicten thuis kan [de minderjarige] daar niet verblijven. Voor nu kan hij bij [accommodatie jeugdhulpaanbieder] blijven. De gezinsvoogd kan onderzoeken of een andere plek passender is, zoals een driemilieusvoorziening.
3.3.
Op de zitting is namens de Raad aanvullend naar voren gebracht dat [de minderjarige] recent in aanraking is gekomen met de politie, vanwege bezit van een mes. Tijdens zijn verhoor heeft hij aangegeven eens in de drie dagen crack te gebruiken. Dit is zeer zorgelijk. De Raad is van mening dat de GI de aangewezen partij is om te proberen alsnog de juiste hulp van de grond te krijgen. Het CJG voert geen regie, en zal geen hulp verlenen als [de minderjarige] zelf geen hulpvraag heeft. De Raad vindt dat nu nog de laatste kans moet worden aangegrepen om iets voor [de minderjarige] te kunnen betekenen.

4.De standpunten

4.1.
Uit de stukken is gebleken dat [de minderjarige] vindt dat een ondertoezichtstelling niet nodig is, omdat hij zichzelf wel redt. Hij zou liever dichterbij [plaats] wonen, omdat hij daar zijn leven heeft.
4.2.
De ouders hebben zich op het standpunt gesteld dat het verzoek van de Raad moet worden toegewezen. Het is nu de laatste mogelijkheid om iets voor [de minderjarige] te kunnen betekenen. De ouders verwachten dat hiervoor dwang nodig is. Er is naar de mening van de ouders iemand nodig die [de minderjarige] zal vertellen wat er moet gebeuren. De ouders proberen al jaren tevergeefs de situatie te verbeteren, maar dit lukt niet met vrijwillige hulp. Bovendien heeft het CJG de hulpverlening onlangs afgesloten.
De ouders lopen op hun tenen om escalaties met [de minderjarige] zoveel mogelijk te voorkomen en zijn ten einde raad. Zij zijn bang dat [de minderjarige] strafbare feiten zal begaan en dat hij verder zal afglijden. [de minderjarige] zou beginnen met een nieuwe opleiding, maar dat is niet gelukt. Namens de ouders is bepleit om de ondertoezichtstelling uit te spreken om [de minderjarige] het signaal te geven dat hij niet aan zijn lot wordt overgelaten, en ook om druk op hem uit te oefenen om zijn situatie te verbeteren.
4.3.
Namens de GI is benadrukt dat er maar korte tijd resteert voordat [de minderjarige] meerderjarig wordt en het maarde vraag is wat er in die periode bereikt kan worden indien er een ondertoezichtstelling komt. Er is te weinig tijd voor diagnostiek en behandeling in die korte tijd. De GI betwijfelt of zij de juiste partij is op dit moment en vraagt zich af of bijvoorbeeld inzet van een jongerencoach via het CJG niet passender is. Ook ziet de GI bij [accommodatie jeugdhulpaanbieder] enige verantwoordelijkheid voor de juiste hulp. De GI heeft daarnaast aangevoerd dat het de vraag is of dwang helpt bij een jongen van zeventien jaar, die zelf ook een verantwoordelijkheid heeft. De GI heeft aangegeven de regie te zullen voeren wanneer de ondertoezichtstelling wordt uitgesproken en dan te zullen onderzoeken wat in het belang van [de minderjarige] wél mogelijk is.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [de minderjarige] zodanig opgroeit dat hij ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Er is sprake van de volgende concrete ontwikkelingsbedreigingen. In zijn zeer vroege kindertijd is [de minderjarige] getuige geweest van huiselijk geweld tussen zijn moeder en zijn biologische vader. Hier heeft hij nooit (trauma)behandeling voor gekregen, omdat hij destijds nog te jong was. Daarnaast laat [de minderjarige] gedragsproblemen zien. Hij heeft veel moeite met emotieregulatie en met het uiten van zijn gevoelens. Hierdoor escaleren conflicten met zijn ouders, waarbij [de minderjarige] verbaal agressief wordt en spullen kapot maakt. Verder gaat [de minderjarige] al langer onregelmatig naar school, en sinds begin 2024 gaat hij helemaal niet meer. Hij heeft dan ook geen positieve vrijetijdsbesteding, volgt geen opleiding en werkt niet. Daarnaast zijn er toenemende zorgen over drugsgebruik en zijn er zorgen dat hij in het criminele circuit terechtkomt.
Tot slot zijn er grote zorgen over zijn psychisch welzijn, omdat [de minderjarige] geen positieve vooruitzichten ziet.
5.2.
De zorg die noodzakelijk is om de bedreiging weg te nemen wordt niet of onvoldoende geaccepteerd. [de minderjarige] staat niet open voor hulp, heeft zelf geen hulpvraag, is moeilijk bereikbaar voor behandelaren en verschijnt te laat of niet op afspraken. De moeder werkt wel mee aan hulpverlening, maar voelt zich overbelast en onmachtig. Daarnaast is [de minderjarige] niet meer ontvankelijk voor haar gezag en dat van de stiefvader. Vrijwillige hulpverlening is al langere tijd geprobeerd, maar heeft niet de gewenste resultaten gehad.
5.3.
Gelet op de leeftijd van [de minderjarige] lijkt niet meer verwacht te kunnen worden dat de moeder, die het gezag uitoefent, in staat zal zijn binnen een aanvaardbaar te achten termijn zelf de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen. De kinderrechter acht het echter in het belang van [de minderjarige] om de nodige hulp te organiseren en in te zetten tot zijn meerderjarigheid, en mogelijk voor de periode daarna. Omdat verder wordt voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW), zal het verzoek tot ondertoezichtstelling worden toegewezen.
Vanwege de aanwezige problematiek en de in te zetten hulpverlening, zal de kinderrechter [de minderjarige] onder toezicht stellen tot zijn meerderjarigheid. De kinderrechter benadrukt dat dit een korte periode is, zodat essentieel is dat de GI voortvarend te werk gaat en de tijd optimaal gebruikt. In elk geval moet er de komende periode aandacht zijn voor het drugsgebruik van [de minderjarige] . Ook moet gekeken wat een geschikte plek voor hem is, zodat hij een stabiele woonsituatie krijgt en duidelijk wordt waar hij op de langere termijn zal verblijven. Daarnaast is het wenselijk dat gekeken wordt naar mogelijkheden om [de minderjarige] een opleiding te laten volgen en/of te werken of een andere positieve dagbesteding te hebben.
Verder moet bekeken worden of het mogelijk is diagnostiek bij [de minderjarige] te laten uitvoeren door een organisatie zoals Youz, en, zo ja, of daarna passende behandeling kan worden ingezet. Ook zou het wenselijk zijn als er hulp gericht op het systeem ingezet kan worden, zodat [de minderjarige] en zijn ouders goed contact met elkaar kunnen hebben, zonder dat gevreesd hoeft te worden voor escalatie. De kinderrechter benadrukt dat in de relatief korte duur tot de meerderjarigheid de GI de regie stevig in handen zal moeten nemen om aan bovenstaande doelen te werken, ook als de verwachting is dat één of meerdere doelen niet of niet volledig zal worden gehaald gedurende de ondertoezichtstelling. Er zijn dan in ieder geval stappen gezet. [de minderjarige] moet een kans krijgen om positief in het leven te komen staan en moet ook de hoop kunnen krijgen dat hij wel degelijk perspectief heeft.
5.4.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). Vanwege de escalaties in de thuissituatie kan hij niet bij zijn ouders verblijven. Ook plaatsing in het netwerk, namelijk bij de stiefgrootvader, is niet positief verlopen, zodat [de minderjarige] inmiddels al enige tijd bij [accommodatie jeugdhulpaanbieder] verblijft. Voor nu kan hij hier blijven, maar het moet – mogelijk naar aanleiding van diagnostiek – nog blijken of dit op de lange termijn de meest passende plek voor hem is. Gelet hierop zal de kinderrechter machtiging tot uithuisplaatsing verlenen totdat [de minderjarige] meerderjarig wordt.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt
[de minderjarige]onder toezicht van de gecertificeerde instelling de Jeugd- & Gezinsbeschermers met ingang van 17 april 2024 tot [datum] ;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige]in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 17 april 2024 tot [datum] ;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2024 door mr. S. Rozemeijer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. T. Alexander als griffier, en op schrift gesteld op 25 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.