ECLI:NL:RBNHO:2024:4516

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
C/15/344043 / JU RK 23/1429
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 9 april 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland in Haarlem uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De zaak betreft een verzoek van de vader om mede met het ouderlijk gezag over de minderjarige belast te worden en om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te bepalen. De kinderrechter heeft de vader in de procedure over het gezag mede met het ouderlijk gezag belast en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader vastgesteld. De moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, woont momenteel niet bij de minderjarige en heeft te maken met een huurachterstand, waardoor zij uit haar woning wordt gezet. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel bij de vader woont en dat er zorgen zijn over de opvoedsituatie bij de moeder, vooral gezien de huiselijke geweldsituatie die zich heeft voorgedaan.

De kinderrechter heeft de verzoeken van de vader om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen afgewezen, omdat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader is vastgesteld en de machtiging niet langer noodzakelijk is. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de ouders werken aan hun communicatie en dat er een ouderschapsplan moet komen om de zorg voor de minderjarige op lange termijn te regelen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de moeder te ondersteunen in haar financiële situatie, wat ook van invloed is op de omgang met de minderjarige. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om hier aandacht aan te besteden en om hulpverlening in te zetten waar nodig.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/344043 / JU RK 23-1429
Datum uitspraak: 9 april 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Jeugdbescherming (Regio Amsterdam)te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. H.I. Park te Heerhugowaard,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] ,
advocaat: mr. J.G. Burgers te Alkmaar.
De kinderrechter merkt als informant aan:
de Raad voor de Kinderbeschermingte Haarlem,
hierna te noemen: de Raad.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van 11 oktober 2023 en de daarin genoemde stukken;
- het bericht van de GI, ontvangen op 12 maart 2024.
1.2.
Op 9 april 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- de vader met zijn advocaat;
- [vertegenwoordiger van de raad] als vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.3.
Op de zitting zijn telefonisch gehoord [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] , als vertegenwoordigers van de GI.
1.4.
Het verzoek van de vader om hem mede met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] te belasten en om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij hem te bepalen (zaaknummer C/15/349469 / FA RK 24-875) is gelijktijdig behandeld met dit verzoek.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woont bij zijn vader.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 22 juni 2022 is [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is vervolgens definitief uitgesproken. De ondertoezichtstelling is telkens verlengd en duurt nu nog tot 14 oktober 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 18 juli 2022 spoedmachtiging verleend [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader zonder gezag voor de duur van vier weken. De machtiging tot uithuisplaatsing is daarna steeds verlengd en duurt nu nog tot 14 april 2024.

3.De verdere beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 11 oktober 2023 is de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] met een jaar verlengd en is de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd met zes maanden. Het verzoek van de GI om de machtiging uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling is voor het overige aangehouden om meer zicht te krijgen op het perspectief van [de minderjarige] . De moeder was niet op de zitting verschenen en was daardoor niet in de gelegenheid zich daarover uit te laten.
3.2.
De GI heeft in het schriftelijk bericht laten weten dat de omgang tussen [de minderjarige] en de moeder is uitgebreid naar drie dagen en twee nachten per week. De omgang wordt gemonitord door de persoonlijk begeleider van de moeder van Route 100. [de minderjarige] verblijft sinds januari 2024 van maandag tot woensdag bij de moeder, waarbij zij hem op woensdag naar het kinderdagverblijf brengt waarna de vader hem ophaalt. In maart 2024 wordt de omgang geëvalueerd. Als er geen zorgen zijn over de veiligheid van [de minderjarige] , zal de omgang worden opgebouwd. Uiteindelijk is het de bedoeling dat [de minderjarige] drie dagen in de week en om het weekend bij de moeder verblijft.
De omgangsmomenten verlopen goed, maar er zijn nog wel zorgen over de spanningen tussen de ouders en dat [de minderjarige] niet goed eet. Doordat er nu minder wisselmomenten zijn, wordt [de minderjarige] minder blootgesteld aan de spanningen. De moeder probeert zich zoveel mogelijk te houden aan de regels en structuur die de vader thuis hanteert. Zij heeft in een e-mail aan de vader, de GI en betrokken hulpverlening duidelijk uitgelegd hoe de dagen verlopen en welke afwegingen zij maakt. Dit is echter voor de vader niet voldoende. Hij wil van de moeder foto’s en filmpjes krijgen dat zij [de minderjarige] eten geeft, naar bed brengt, enzovoorts. Omdat hij deze nog niet heeft gekregen, is hij het niet eens met het uitbreiden van de omgang. Hij is bang dat [de minderjarige] overprikkeld raakt. Verder kan de vader vanwege zijn zorgen dwingend zijn naar de moeder en hulpverlening.
De GI vindt het van belang dat het resterende deel van de machtiging uithuisplaatsing wordt uitgesproken, zodat de omgang rustig geëvalueerd en opgebouwd kan worden. De GI schat in dat er mogelijk in juli 2024 een omgangsplan gemaakt kan worden. Binnenkort zal de omgang worden uitgebreid met één dag in het weekend, en de laatste stap is een heel weekend bij de moeder.
3.3.
Namens de GI is op de zitting aanvullend naar voren gebracht dat uitbreiding van de omgang met een extra overnachting op dit moment niet haalbaar is gebleken. Er heeft namelijk huiselijk geweld plaatsgevonden tussen de moeder en haar partner. Hoewel [de minderjarige] hier niet bij aanwezig was, was het een voorwaarde voor terugplaatsing bij de moeder dat er geen huiselijk geweld zou zijn. De GI ziet dat de moeder nog niet voldoende stabiel is. De GI was er niet van op de hoogte dat de moeder uit haar woning moet.
De GI staat erachter dat [de minderjarige] zijn hoofdverblijf bij de vader heeft en dat de vader mede met het gezag wordt belast. Als deze verzoeken worden toegewezen, is een verlenging van de uithuisplaatsing niet nodig.
Het is in elk geval van belang dat duidelijk wordt waar [de minderjarige] zal opgroeien. Het komende halfjaar moet binnen de ondertoezichtstelling blijken hoe de verdeling van de zorgtaken zal zijn en waar [de minderjarige] op school wordt ingeschreven.
De communicatie tussen de ouders verloopt nog steeds problematisch en met conflicten. Het lukt hen niet zelfstandig afspraken te maken.
3.4.
Namens de moeder is naar voren gebracht dat [de minderjarige] op dit moment niet bij haar kan worden teruggeplaatst. Zij heeft namelijk een huurachterstand, waardoor zij uit haar woning wordt gezet. Zij kan daarom niet anders dan ermee instemmen dat [de minderjarige] bij de vader blijft. Zij hoopt dat de GI aandacht kan hebben voor haar financiële situatie, en haar daarbij kan (laten) ondersteunen.
De relatie met de partner over wie de melding van huiselijk geweld is gedaan, is inmiddels beëindigd.
3.5.
De vader heeft in bovengenoemde procedure met zaaknummer C/15/349469 / FA RK 24-875 verzocht het hoofdverblijf van [de minderjarige] bij hem te bepalen. De vader heeft zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder.
3.6.
De Raad heeft geadviseerd in de verzoeken van de vader in de andere procedure toe te wijzen. De vader is een belangrijke opvoeder voor [de minderjarige] en voor nu zijn hoofdopvoeder. De vader moet daarom belangrijke beslissingen voor zijn zoon kunnen nemen. Vanwege de huisuitzetting van de moeder is er geen andere mogelijkheid dan de hoofdverblijfplaats bij de vader te bepalen. Verder heeft de Raad de GI geadviseerd de moeder te (laten) ondersteunen bij haar financiële situatie. Het heeft grote gevolgen voor [de minderjarige] en de omgang met zijn moeder nu zij uit haar woning wordt gezet. Tot slot heeft de Raad de ouders geadviseerd steun bij de GI te zoeken en ervoor te zorgen dat de gezinsvoogd goed op de hoogte is van hun situatie.
3.7.
De kinderrechter overweegt dat voorafgaand aan de beslissing in deze zaak, beslist is in de procedure met zaaknummer C/15/349469 / FA RK 24-875. Bij die beslissing is de vader mede belast met het gezag over [de minderjarige] . Ook is de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de vader vastgesteld. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Gelet hierop is er niet langer een machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk om het verblijf bij de vader te borgen. Daarom zal de kinderrechter het verzoek om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, afwijzen.
3.8.
Ten overvloede merkt de kinderrechter op dat het voor een gelijke verdeling van de zorgtaken nodig is dat de ouders werken aan verbetering van hun communicatie. De kinderrechter geeft het de GI in overweging hier zo nodig hulpverlening voor in te zetten. Verder is in het belang van [de minderjarige] dat zo snel mogelijk duidelijk wordt welke zorgregeling op de lange termijn zal gelden. Hiervoor zal de GI de komende periode werken aan een ouderschapsplan met heldere afspraken. Tot slot is het wenselijk dat de GI aandacht heeft voor de financiële situatie van de moeder, maar ook van de vader.

4.De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2024 door mr. J. van Beek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. T. Alexander als griffier, en op schrift gesteld op 25 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.