ECLI:NL:RBNHO:2024:4512

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
10965907 \ VV EXPL 24-40
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurkwestie en ontruiming in kort geding met aanzienlijke huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder, aangeduid als [eiser], en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De huurder had een woning gehuurd van de verhuurder met een huurovereenkomst die liep van 1 juli 2022 tot 1 juli 2024. De huurprijs bedroeg € 1.568,00 per maand, inclusief servicekosten. De huurder is sinds september 2023 in gebreke gebleven met de huurbetalingen, met een totale achterstand van € 10.244,00 tot en met maart 2024. De verhuurder heeft de huurder op 8 maart 2024 gedagvaard en vorderde ontruiming van de woning en betaling van de achterstallige huur.

Tijdens de mondelinge behandeling op 3 april 2024 heeft de huurder erkend dat er een huurachterstand is, maar gaf aan dat hij door omstandigheden niet in staat was om te betalen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang voor de verhuurder, gezien de aanzienlijke huurachterstand. De rechter oordeelde dat de huurder tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst, wat de ontbinding van de overeenkomst in een bodemprocedure rechtvaardigt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering tot ontruiming kan worden toegewezen, omdat de huurder niet heeft aangetoond dat er uitzicht is op verbetering van zijn financiële situatie.

De kantonrechter heeft de huurder veroordeeld om de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en te verlaten, en om de achterstallige huur van € 10.244,00 te betalen. Daarnaast moet de huurder de huur blijven betalen tot de ontruiming heeft plaatsgevonden. De rechter heeft de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat de verhuurder geen aanmaning heeft overgelegd. De proceskosten zijn voor rekening van de huurder, die overwegend ongelijk heeft gekregen. De rechter heeft partijen aangeraden om in overleg te treden over een mogelijke regeling voor de huurachterstand.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10965907 \ VV EXPL 24-40
Uitspraakdatum: 17 april 2024
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats 1]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. M. Kartal
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft [gedaagde] op 8 maart 2024 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 april 2024. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt met ingang van 1 juli 2022 van [eiser] een woning gelegen aan het adres [adres] te ([postcode]) [plaats 2]. De huurovereenkomst is aangegaan voor de duur van twee jaar, lopende tot 1 juli 2024. Per 1 juli 2023 bedraagt de huurprijs € 1.568,00 per maand inclusief servicekosten.
2.2.
De huurpenningen en servicekosten dienen op grond van artikel 1.6 van de huurovereenkomsten steeds bij vooruitbetaling, uiterlijk op de eerste dag van de betreffende periode, voldaan te worden.
2.3.
[gedaagde] is sinds september 2023 met de betaling van de huur in gebreke gebleven. De huurachterstand bedraagt tot en met maart 2024 € 10.244,00.
2.4.
Op 21 februari 2024 heeft [eiser] een melding van de betaalachterstand gedaan bij de gemeente Haarlemmermeer.
3.
De vordering
3.1.
[eiser] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening [gedaagde] veroordeelt om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning gelegen aan het adres [adres] te ([postcode]) [plaats 2] te (laten) ontruimen en te verlaten. Daarnaast vordert [eiser] veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 10.244,00 aan achterstallige huurtermijnen. Ook vordert hij de lopende huurtermijnen vanaf 1 april 2024, de buitengerechtelijke incassokosten, de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] een aanzienlijke huurachterstand heeft laten ontstaan. [gedaagde] schiet hierdoor tekort in de nakoming van de huurovereenkomst. Het tekortschieten is zodanig ernstig dat dit ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure rechtvaardigt, en daarop vooruitlopend ontruiming in kort geding.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] erkent de huurachterstand en licht hierbij toe dat hij door omstandigheden de huur niet kon betalen. [gedaagde] is zelfstandige en hij heeft na afloop van een project in Rotterdam niet direct nieuw werk gevonden. Hierdoor zijn er problemen ontstaan. In oktober 2023 is [gedaagde] naar de gemeente gegaan voor hulp. Een Bbz-uitkering is destijds afgewezen. Op 16 april 2024 heeft [gedaagde] een afspraak met de gemeente over zijn schulden. [gedaagde] verwacht dat de huurachterstand zal worden meegenomen in een schuldsaneringsregeling. Verder voert [gedaagde] aan dat hij sinds twee maanden weer werk heeft en dat hij binnenkort zijn eerste betaling daarvoor ontvangt. [gedaagde] wil graag een regeling treffen.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1.
De vordering tot ontruiming in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiser] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, omdat sprake is van een aanzienlijke huurachterstand die steeds verder oploopt, hetgeen [gedaagde] niet heeft betwist. Het spoedeisend belang wordt ook aangenomen ten aanzien van de geldvorderingen, nu deze nauw samenhangen met de vordering tot ontruiming en de geldvordering onbetwist is.
Ontruiming en dwangsom
5.2.
Voor toewijzing van een vordering tot ontruiming is slechts plaats indien met een grote mate van waarschijnlijkheid in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zal worden uitgesproken.
5.3.
Een vordering tot ontruiming, waarbij de kantonrechter wordt gevraagd vooruit te lopen op een mogelijke ontbinding van een huurovereenkomst ten aanzien van woonruimte, kan slechts worden toegewezen als boven redelijke twijfel verheven is dat de huurovereenkomst door de rechter in een bodemprocedure zal worden ontbonden. Bovendien moet vast staan dat van de verhuurder in redelijkheid niet kan worden verlangd dat de huurder nog langer gebruik maakt van het gehuurde ook al is de huurovereenkomst nog niet rechtsgeldig geëindigd. De kantonrechter zal aan de hand van deze maatstaf onderzoeken of de door [eiser] gestelde tekortkomingen in dit geding de veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van het gehuurde kunnen rechtvaardigen.
5.4.
Het (op tijd) betalen van huur is één van de essentiële verplichtingen voortvloeiende uit de huurovereenkomst voor de huurder. Dit heeft [gedaagde] nagelaten. De huur over de periode van september 2023 tot en met april 2024 is namelijk onbetaald gebleven.
5.5.
Tot en maart 2024 bedraagt de huurachterstand € 10.244,00. Ook voor de maand april 2024 heeft [gedaagde] geen (deel van de) huur betaald. Daarmee is sprake van een zodanige betalingsachterstand - zowel wat betreft het aantal achterstallige termijnen als wat betreft de hoogte van het achterstallige bedrag - dat de kantonrechter aannemelijk acht dat in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde zullen worden toegewezen. De door [gedaagde] aangevoerde verweren heeft hij niet concreet onderbouwd. [gedaagde] heeft niet met stukken onderbouwd dat hij inmiddels weer werk heeft en dat hij binnen een afzienbare tijd de lopende huurtermijnen (weer) kan voldoen. Ook heeft [gedaagde] geen stukken van de gemeente overgelegd waaruit blijkt dat hij hulp heeft gezocht en dat gekeken wordt naar een vorm van schuldhulpverlening. De kantonrechter kan dan ook niet vast stellen dat er (enig) uitzicht op verbetering is van de situatie. Daar komt bij dat [eiser] aan [gedaagde] gedurende langere tijd al diverse kansen heeft gegeven om alsnog de huurpenningen te betalen, om zijn verklaringen voor het niet-betalen te onderbouwen en/of om een betalingsregeling te vragen. Dit heeft tot niets geleid. Bovendien heeft [eiser] in februari 2024 bij de gemeente melding gedaan van de huurachterstand. Van [eiser] kan in redelijkheid niets meer worden verwacht. De gevorderde ontruiming wordt daarom toegewezen.
5.6.
Gelet op de ingrijpende gevolgen voor [gedaagde] wordt de ontruimingstermijn gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
5.7.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren zal worden afgewezen. Op grond van de artikelen 556 lid 1 en 557 Rv is immers (slechts) de deurwaarder bevoegd een gedwongen ontruiming uit te voeren.
Huurachterstand en termijn voor betaling
5.8.
[gedaagde] heeft niet betwist dat er een huurachterstand is. De gevorderde huurachterstand ter hoogte van € 10.244,00 zal dan ook worden toegewezen.
5.9.
[eiser] heeft gevorderd dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de achterstallige huurpenningen binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis te voldoen. Nu de geldvordering al opeisbaar is, ziet de kantonechter geen grond voor het bepalen van een termijn voor de betaling.
Toekomstige termijnen
5.10.
[gedaagde] moet de huur blijven betalen tot en met de maand waarin hij de woning met al zijn spullen heeft verlaten. Dit deel van de vordering wordt daarom ook toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.11.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat [eiser] geen aanmaning als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW heeft overgelegd. Dit deel van de vordering is dan ook niet toewijsbaar.
Proceskosten
5.12.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij overwegend ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door [eiser] worden gemaakt.
Ten overvloede
5.13.
De kantonrechter geeft partijen in overweging om – wanneer [gedaagde] de huur over de maand mei (wel) tijdig betaalt – in overleg te treden om te bezien of voor de huurachterstand alsnog, al dan niet in samenspraak met de gemeente, een regeling kan worden getroffen en ontruiming van het gehuurde niet eerder dan per 1 juli 2024 hoeft plaats te vinden.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om het perceel aan de [adres] te ([postcode]) [plaats 2] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken (voor zover deze laatste niet het eigendom van [eiser] zijn) en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van de [eiser] te stellen;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 10.244,00;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.568,00 per maand met ingang van de maand april 2024 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
€ 136,71 wegens dagvaardingskosten,
€ 248,00 wegens griffierecht
€ 543,00 wegens salaris gemachtigde;
6.5.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van € 135,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt;
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Jochem en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter