Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
“(…) De commissie oordeelt dat de voorzitter in redelijkheid tot deze beslissing had kunnen komen. Op basis van de destijds aanwezige gegevens is een juiste uitspraak gedaan. Daarbij wordt opgemerkt dat de verzetprocedure niet bedoeld is om alsnog stukken in te dienen. Ook de stelling van de verhuurder dat hierdoor een gang naar de kantonrechter noodzakelijk wordt gemaakt maakt dat niet anders. Het staat partijen immers altijd vrij een beslissing van de rechter te vorderen over het punt waarover de huurcommissie uitspraak doet. Dat is op zichzelf geen reden alsnog informatie in de beoordeling te betrekken, die te laat is verstrekt. Ook de huurder heeft ter zitting aangegeven niet akkoord te gaan met het alsnog meenemen van deze stukken. Het verzet van de verhuurder tegen de uitspraak van de voorzitter is daarom ongegrond. (…)”
3.De vordering
4.Het verweer in de hoofdzaak en de tegenvordering
5.Verweer in de zaak van de tegenvordering
6.De beoordeling
Gaskosten
In het complex van 209 kamers met een totale oppervlakte van 5.420m2 (productie 1 bij conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie) is een bedrag van € 167.041,64 aan gaskosten in rekening gebracht. De kamer van [gedaagde] is 13m2 groot.
De vaste kosten bedragen 35% van € 167.041,64 = € 58.464,57. Deze kosten worden gelijk over het aantal woonruimten verdeeld, wat neerkomt op 1/209ste deel van € 58.464,57 =
€ 279,73.
De variabele kosten bedragen 65% van € 167.041,64 = € 108.577,07. Deze kosten worden verdeeld naar oppervlakte. Het aandeel van de kamer van [gedaagde] in deze kosten bedraagt daarom 13/5.420ste deel van € 108.577,07 = € 260,42.
De totale gaskosten bedragen in 2021 voor [gedaagde] € 279,73 + € 260,42 = € 540,15.
Rioleringskosten
De huismeester voert werkzaamheden uit die voor zowel de huurders als voor de verhuurder van belang zijn. De totale kosten mogen daarom niet volledig aan de huurders doorberekend worden. De Huurcommissie houdt in principe een verdeling aan waarbij 70% van de kosten ten laste van de huurders komt en 30% ten laste van de verhuurder. De Huurcommissie kan hiervan afwijken als blijkt dat de feitelijke werkzaamheden een andere verdeling rechtvaardigen.”
6.20. De kantonrechter ziet in de gegeven omstandigheden aanleiding om aan te sluiten bij de berekening van de huurcommissie nu deze rekenmethode redelijk wordt geacht. Gesteld noch gebleken is dat de feitelijke werkzaamheden een andere verdeling rechtvaardigen. Dit betekent dat aan de huurders een bedrag van € 34.696,20 (70% van € 49.566,00 doorberekend) mag worden. De kosten per woonruimte bedragen 1/209ste deel van
€ 34.696,20 = € 166,01.
€ 157,03.
(€ 229,56 - € 157,03).
Proceskosten