ECLI:NL:RBNHO:2024:4505

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
10565329 \ CV EXPL 23-3783
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding op basis van opstal- en inboedelverzekering met betrekking tot waterschade

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Raaijmakers, een vordering ingesteld tegen ASR Schadeverzekering N.V., vertegenwoordigd door mr. S. Odijk, naar aanleiding van een geschil over schadevergoeding op basis van een opstal- en inboedelverzekering. De vordering betreft schade die eiser heeft geleden door waterschade in zijn woning, waarvoor hij een schadevergoeding van € 8.310,74 vordert, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De schade is ontstaan na een melding van waterschade op of omstreeks 26 november 2022, waarbij ASR een deel van de schade heeft erkend, maar de dekking van de schade betwistte. ASR stelt dat de schadeoorzaken, waaronder een oude daklekkage en lekkage door slecht kitwerk, niet onder de dekking van de verzekering vallen. De kantonrechter heeft de vordering van eiser afgewezen, o.a. omdat de deskundigen hebben vastgesteld dat de schade mede is veroorzaakt door een oude daklekkage, die niet onder de dekking valt. De kantonrechter oordeelt dat ASR zich kan baseren op de uitsluitingen in de polisvoorwaarden en dat eiser niet heeft aangetoond dat de schade wel gedekt is. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10565329 \ CV EXPL 23-3783
Uitspraakdatum: 24 april 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. M. Raaijmakers
tegen
de naamloze vennootschap
ASR Schadeverzekering N.V.
gevestigd te Utrecht
gedaagde
verder te noemen: ASR
gemachtigde: mr. S. Odijk

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 8 juni 2023 een vordering tegen ASR ingesteld. ASR heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
[eiser] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna ASR een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen is een pakketverzekering gesloten met polisnummer 80001327238. Onderdeel daarvan is een opstal- en een inboedelverzekering aangaande het risicoadres [adres] te [plaats]. Op de verzekeringsovereenkomst zijn de voorwaarden VP WH 2020-01 en VP IB 2020-01 van toepassing verklaard.
2.2.
Op of omstreeks 26 november 2022 heeft [eiser] melding gemaakt van waterschade in/aan zijn woning (het risico-adres).
2.3.
ASR heeft een deel van die schade erkend. [eiser] heeft vervolgens om een contra-expertise gevraagd, welke door ASR in eerste instantie is geweigerd.
2.4.
In opdracht van Heinenoord Assuradeuren B.V., in haar hoedanigheid als gevolmachtigde van ASR, is nadien onderzoek gedaan naar de schadeoorzaak door Nederlof & Parnter B.V. In deze rapportage (van 14 oktober 2022) zijn drie verschillende schadeoorzaken beschreven:
  • een daklekkage, stammend uit het verleden;
  • lekkage door een lekkend T-stuk van de wastafelaansluiting in de badkamer;
  • lek kitwerk achter de douchemengkraanrozetten, eveneens in de badkamer.
2.5.
De omvang van de schade is door de deskundigen vastgesteld op € 13.231,00. Partijen verschillen van opvatting over de vraag welke van de voornoemde schadeoorzaken door de verzekering wordt gedekt.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert – kort samengevat - dat ASR bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van € 8.310,74, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding. Daarnaast vordert hij veroordeling van ASR in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat alle schade opgenomen in het rapport van de contra-expertise gedekt wordt. Verder legt [eiser] aan de vordering ten grondslag dat de heer [betrokkene 1] separaat in een e-mailwisseling heeft aangegeven dat geen sprake is van schade door kitranden en dat de lekkage vanuit het dak gedekt zou zijn.

4.Het verweer

4.1.
ASR betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat alleen de schade is gedekt die is ontstaan als gevolg van lekkage door een lekkend T-stuk van de wastafelaansluiting. De schade veroorzaakt door de andere twee oorzaken, te weten oude lekkage en slecht kitwerk, is niet verzekerd en komt niet voor vergoeding in aanmerking.
ASR licht dit als volgt toe.
Schadeoorzaak 1: oude, reeds bestaande, daklekkage valt niet onder de dekking
Uit het onderzoeksrapport van 14 januari 2022 blijkt dat in het verleden sprake moet zijn geweest van een lekkage aan het dak, getuige watersporen vanuit de nok op schuine plafondafwerkingen van de zolderetage waardoor, als gevolg waarvan door langdurige vochtinwerking in de wandtegels in de badkamer los zijn gekomen. Het betrof dus een oude lekkageschade, die volgens de onderzoeker al voordat [eiser] het huis kocht aanwezig moet zijn geweest. [eiser] heeft immers verklaard dat van daklekkage geen sprake is geweest. De door het lekdetectiebureau geconstateerde watersporen op het plafond duiden daar echter wel op, aldus ASR. De lekkage moet daarom reeds voor de aankoop van het huis hebben plaatsgevonden. Dat wil zeggen voor aanvang van de looptijd van de verzekering. Om die reden is er voor deze schade geen dekking, aldus nog steeds ASR.
Schadeoorzaak 3: lek kitwerk valt niet onder de dekking.
Het onderzoeksrapport vermeldt daarover:
“Er is geconstateerd dat het kitwerk achter de douchemengkraanrozetten lek is. De muur erachter was ernstig door vocht verzadigd.
Mogelijkerwijs was het kitwerk in de douchehoek ook aan vervanging toe maar dat konden wij (en de lekdetectie-onderzoeker) niet meer vaststellen omdat het “spoedloodgietersbedrijf” er nieuw kit overheen had gesmeerd. Hoewel wij onze twijfels hebben over de deskundigheid van dat bedrijf (gelet op het op zeer grove wijze aanbrengen van het kitwerk) zal de betreffende medewerker dat gedaan hebben omdat hij waarschijnlijk openstaand kitwerk heeft aangetroffen.”
In elk geval stat vast dat het kitwerk achter de douchemengkraanrozetten lek was. Hierbij voert ASR aan dat dit nogmaals is bevestigd in het aanvullende rapport van 27 oktober 2022. Dergelijke schade is van dekking uitgesloten op grond van artikel 3.1 sub 23, aldus nog steeds ASR.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter deelt het standpunt van ASR.
5.2.
Vastgesteld moet worden dat de deskundigen ([betrokkene 2] en [betrokkene 1]) eensluidend zijn in hun bevinding dat de schade mede is veroorzaakt door een (oude) daklekkage. Het verschil in opvatting betreft alleen de dekkingsvraag. Al aangenomen dat [betrokkene 2] zich heeft uitgelaten in de door [betrokkene 1] verwoorde zin (ASR laat dat bij dupliek in het midden) wijst ASR er terecht op dat de expert niet bevoegd is om over de dekking te beslissen, zoals ook in de akte van taxatie uitdrukkelijk is vermeld.
5.3.
Toegegeven kan worden dat ASR in de stukken haar stellingname op dit punt niet anders dan met verwijzing naar de polisvoorwaarden heeft gemotiveerd, maar die polisvoorwaarden zijn op dat punt zo duidelijk dat het voor [eiser] (en zijn advocaat) onmiskenbaar moet zijn geweest dat ASR zich baseert op de uitsluiting onder 3 van de polisvoorwaarden woonhuisverzekering. [eiser] heeft daar niets tegenover gesteld.
5.4.
De kantonrechter is verder van oordeel dat ASR zich kan verlaten op de opvatting van haar expert dat de schade mede is veroorzaakt door lek kitwerk achter de douchemengkraanrozetten, nu de muur achter dat kitwerk ernstig door vocht verzadigd was. De aanname dat er in de doucheruimte ook sprake was ander kitwerk dat onvoldoende afdichting gaf, is gebaseerd op de vaststelling dat er door een loodgietersbedrijf bij wege van noodherstel provisorisch een kitrand was gezet. Dat is een redelijke aanname. De ongemotiveerde contraire opvatting ter zake van [betrokkene 1] weegt hiertegen niet op.
5.5.
[eiser] heeft niet bestreden dat, uitgaande van de opvatting van ASR dat alleen de acute lekkage als gevolg van het lekkende T-stuk is gedekt, de schadeverdeling redelijk is. De kantonrechter acht die ook redelijk en zal die volgen. De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal afwijzen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser], omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor ASR worden vastgesteld op een bedrag van € 678‬,00 aan salaris van de gemachtigde van ASR, en veroordeelt [eiser] tot betaling van € 135,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door ASR worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter