ECLI:NL:RBNHO:2024:4504

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
HAA 24/1895
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake vergunning voor kabel- en leidingwerkzaamheden in openbare grond

Op 2 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen Bewonersvereniging Metiusgracht en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar, met als derde-partij de Noordwest Ziekenhuisgroep. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tot schorsing van een vergunning die is verleend voor werkzaamheden aan kabels en leidingen in de Metiusgracht. De voorzieningenrechter heeft, gezien de spoedeisendheid van de situatie, zonder zitting uitspraak gedaan op basis van een belangenafweging. De vergunning was verleend op 12 februari 2024, en verzoekers hebben hiertegen op 16 april 2024 bezwaar gemaakt. Het verzoek om voorlopige voorziening is op 26 april 2024 ingediend.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de werkzaamheden al zijn gestart en dat de periode van overlast naar verwachting beperkt zal zijn tot drie weken. De rechter heeft de belangen van de verzoeker, die zich zorgen maakt over verkeersveiligheid en parkeerdruk, afgewogen tegen de belangen van de Noordwest Ziekenhuisgroep, die de werkzaamheden zo snel mogelijk wil voortzetten in verband met de nieuwbouw van het ziekenhuis. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gemeente adequaat heeft gereageerd op de verkeerssituatie en dat er voldoende maatregelen zijn genomen om de verkeersveiligheid te waarborgen. Daarom is het verzoek tot schorsing van de vergunning afgewezen, en mag de Noordwest Ziekenhuisgroep doorgaan met de werkzaamheden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/1895

uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 mei 2024 in de zaak tussen

de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Bewonersvereniging Metiusgracht, uit Alkmaar, verzoekster
gemachtigde: mr. M. Buiter, advocaat te Alkmaar,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar, het college
gemachtigde: mr. M. Blom, ambtenaar ten stadhuize.
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
de stichting
Noordwest Ziekenhuisgroep,gevestigd te uit Alkmaar (NWZ),
gemachtigde: [naam] , projectdirecteur bouw bij NWZ
.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tot schorsing, hangende bezwaar, van een vergunning verleend op grond van de Verordening werkzaamheden kabels en leidingen Alkmaar aan NWZ voor werkzaamheden inzake aanleg van kabels en leidingen in/op openbare grond, de Metiusgracht. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter.
1.1.
Omdat onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom toepassing is gegeven aan genoemde bepaling.
1.2.
Het college heeft de vergunning met het besluit van kennelijk, zo neemt de rechtbank op basis van het document met Id [nummer] aan, 12 februari 2024 verleend. Verzoekers hebben hiertegen op 16 april 2024 bezwaar gemaakt.
1.3
Het verzoek om voorlopige voorziening is 26 april 2024 binnengekomen. De gemachtigde van verzoekster heeft 29 april 2024 meegedeeld deze dagen verhinderd te zijn voor een zitting. Verweerder en NWZ hebben zich op 30 april 2024 uitgelaten. Verzoekster heeft op 1 mei 2024, opnieuw ingezonden op 2 mei 2024, het verzoek aangevuld.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, Awb een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3.1
Verzoekster is opgekomen tegen de verleende vergunning - kort samengevat - met het argument dat de vergunde graafwerkzaamheden met zich meebrengen dat parkeervakken aan de Metiusgracht gedurende de termijn van de werkzaamheden (vanaf 29 april 2023 naar verwachting drie weken) opengebroken worden en niet kunnen worden gebruikt, en dat in een buurt waar de parkeerdruk heel hoog is.
3.2
Voorts heeft verzoekster aangevoerd, en dat is voor haar het belangrijkste, dat het openbreken de verkeersveiligheid in gevaar brengt. De weg wordt volgens verzoekster versmald, verkeersmaatregelen om gevaar te voorkomen zijn volgens haar niet genomen en er is ook geen goedgekeurd verkeersplan om het verkeer tijdens de werkzaamheden in goede banen te leiden.
3.3
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter daarom gevraagd om schorsing van de verleende vergunning en gevraagd om daarbij te gelasten dat de parkeervakken weer in de oude staat worden hersteld. Indien dat niet mogelijk is, heeft verzoekster gevraagd om het college op te dragen om de weg af te zetten en minimaal twee verkeersregelaars in te zetten (dag en nacht).
4.1
Volgens het college zijn er voorafgaand aan de vergunningverlening diverse adviezen gevraagd en is op basis van die adviezen beoordeeld of de vergunning kan worden verleend. Volgens het college is er wel een verkeersplan dat onderdeel uitmaakt van de verleende vergunning. Aan de vergunning is later een definitieve tekening toegevoegd met de inrichting van het werkgebied (werkvlak en bebording) en volgt uit die tekening dat de bestaande rijbaan in twee richtingen beschikbaar blijft. Er is daarom geen reden om op dit punt aanvullende voorwaarden aan de vergunning te verbinden. De situatie heeft verweerder ten tijde van de vergunningverlening als voldoende verkeersveilig beschouwd.
4.2
Daarbij heeft het college aangegeven dat de werkzaamheden op 29 april 2024 zijn gestart, en dat de afzetting van het werkvak aanvankelijk niet conform de tekening bij de vergunning was uitgevoerd, waardoor er onvoldoende ruimte voor tweerichtingsverkeer was. Het college heeft in reactie hierop gelijk ingegrepen door de inzet van verkeersregelaars en daarna verplaatsing van de ‘barriers’, die de weg versmallen. Daardoor resteert er nu weer voldoende ruimte voor tweerichtingsverkeer. Voor wat betreft het parkeren heeft het college gewezen op afspraken die NWZ met de buurt heeft gemaakt: omwonenden mogen ‘s avonds en ’s nachts gratis gebruik maken van een parkeerterrein van het ziekenhuis.
5.1
Volgens NWZ in haar brief van 30 april 2024 is het noodzakelijk dat de vergunde werkzaamheden niet worden stilgelegd, omdat de werkzaamheden deel uitmaken van de nieuwbouw van de acute as van het ziekenhuis waarvoor zo snel mogelijk nieuwe kabels moeten worden aangelegd. Zij heeft daarvoor een aannemer is gecontracteerd. Vertraging zal daarom ook tot hogere kosten leiden. Daarbij komt dat is gekozen voor deze periode, omdat de parkeerdruk nu vanwege vakantie minder hoog is.
5.2
NWZ heeft hierbij gewezen op het overleg tussen het ziekenhuis en de omwonenden en de gemaakte afspraken over het parkeren. Daarnaast heeft NWZ er op gewezen dat de rijbaan van de Metiusgracht niet te smal is. Er resteert een rijbaanbreedte van 5.20 meter, en dat is voldoende, zo heeft de Veiligheidsregio geadviseerd.
6.1
De voorzieningenrechter stelt vast dat de vergunde werkzaamheden al zijn gestart en slechts een relatief beperkte periode van drie weken zullen duren. Een snelle uitspraak op het verzoek is daarom, mede omdat het gaat om de verkeersveiligheid, geboden. De voorzieningenrechter ziet hierin en in het feit dat verzoekster deze dagen verhinderd was aanleiding om zonder zitting uitspraak te doen.
6.2
Vanwege de noodzaak om snel uitspraak te doen, leent deze procedure zich minder goed voor uitgebreid onderzoek voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de verleende vergunning en de daartegen aangevoerde juridische argumenten. De voorzieningenrechter zal zijn beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening daarom niet laten afhangen van een voorlopige inhoudelijke beoordeling van de vergunning, maar zijn beoordeling beperken tot een afweging van belangen.
7.1
De voorzieningenrechter acht aannemelijk, gelet op de door NWZ gegeven toelichting, dat NWZ een groot belang heeft bij continuering van de werkzaamheden die deel uitmaken van de nieuwbouw van de acute as van het ziekenhuis. Daartegenover staat het belang van verzoekster, die met name wijst op mogelijk verkeersonveilige situaties.
7.2
Voor wat betreft het door verzoekster ook gestelde belang bij het parkeren overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Omdat de periode van parkeerproblemen voor verzoekster naar verwachting in tijd relatief beperkt zal zijn (tot maximaal 3 weken) en NWZ zijn parkeerterrein ’s avond en ‘s nachts voor bewoners openstelt om de zich voordoende parkeerproblemen te beperken, ziet de voorzieningenrechter in hetgeen verzoekster over het parkeren heeft aangevoerd onvoldoende grond om daaraan een groter gewicht toe te kennen dan aan de belangen van NWZ bij spoedige voortgang van de werkzaamheden.
7.3
Voor wat betreft het door verzoekster gestelde belang van de verkeersveiligheid overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Uit de wederzijdse toelichting volgt dat het college op 29 april 2024 twee verkeersregelaars heeft ingeschakeld om te zorgen voor een veilige doorstroming van het verkeer op de Metiusgracht, omdat de doorstroming van het tweerichtingsverkeer toen stokte. Ook heeft het college toen vastgesteld dat de breedte van de weg, anders dan uit het verkeersplan bij de vergunning volgde, onvoldoende was voor een goede doorstroming van verkeer in twee richtingen. Het college heeft daarom, zo volgt uit de verstrekte informatie, gezorgd voor verplaatsing van “de barriers” om te zorgen dat de voor tweerichtingsverkeer benodigde wegbreedte van 5,20 meter wordt gerealiseerd. Het college liet de verkeersveiligheid ter plaatse dus niet op zijn beloop, maar reageerde naar het zich laat aanzien adequaat en in overeenstemming met de bij de vergunning horende tekeningen op de ontwikkeling van de verkeerssituatie ter plaatse. De voorzieningenrechter ziet gelet hierop geen grond om verzoekster te volgen in haar vrees voor een verkeersonveilige situatie gedurende het uitvoeren van de vergunde werkzaamheden. De voorzieningenrechter weegt daarbij mee dat hem ambtshalve bekend is dat de Metiusgracht ook toegang vormt tot de spoedeisende-hulppost, zodat alle betrokken ook een groot belang hebben om een goede en veilige verkeersdoorstroming te verzekeren. De voorzieningenrechter laat daarom ook op dit punt het belang van NWZ bij het kunnen voortzetten van de werkzaamheden zwaarder wegen dan het belang van verzoekster bij het in afwachting van de behandeling van haar bezwaren stopzetten daarvan.
8. De voorzieningenrechter zal het verzoek tot schorsing van de verleende vergunning daarom, gelet op de betrokken belangen, afwijzen. Ook voor het subsidiaire verzoek – verweerder verplichten te zorgen voor de continue aanwezigheid van verkeersregelaars - ziet de voorzieningenrechter geen grond. Gebleken is immers dat verweerder optreedt indien dat nodig is, zo nodig ook door het doen inzetten van de door verzoekster gewenste verkeersregelaars.

Conclusie en gevolgen

9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dus af. De vergunning wordt niet geschorst en NWZ mag doorgaan met de werkzaamheden op basis van de vergunning. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Degen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.