ECLI:NL:RBNHO:2024:4466

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
10638874 \ CV EXPL 23-3417
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding opdrachtgever aan aannemer wegens tekortkoming in uitvoering van werkzaamheden

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over de vraag of een opdrachtgever recht heeft op schadevergoeding van een aannemer vanwege een fout in het werk. De opdrachtgever, aangeduid als [eiser], had een aannemingsovereenkomst gesloten met Zicht Bouw B.V. voor het plaatsen van dakopbouwen. De aannemer had op een gegeven moment een fout erkend, maar de opdrachtgever had niet voldaan aan de voorwaarden die waren gesteld voor het herstel van het werk. De aannemer was daardoor verhinderd om de werkzaamheden binnen de afgesproken termijn af te ronden. De vordering van de opdrachtgever tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat de aannemer niet in verzuim was gekomen. De tegenvordering van de aannemer, die betrekking had op een eindfactuur, werd gedeeltelijk toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat de opdrachtgever in schuldeisersverzuim was gekomen door niet te voldoen aan de voorwaarden die de aannemer had gesteld voor het herstel.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10638874 \ CV EXPL 23-3417
Uitspraakdatum: 24 april 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. B.R. Capaan
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Zicht Bouw B.V.
gevestigd te Zwaag
gedaagde
verder te noemen: Zicht Bouw
gemachtigde: mr. M. Poland
De zaak in het kort
Deze zaak gaat over de vraag of een opdrachtgever recht heeft op schadevergoeding van een aannemer als gevolg van een fout in het werk. Daarvoor is nodig dat de aannemer niet tot herstel van het werk is overgegaan, ondanks dat hij daartoe in de gelegenheid is gesteld. Daarvan is geen sprake. Partijen hebben namelijk op enig moment afgesproken dat de aannemer het werk in week 51 zou uitvoeren onder de voorwaarden dat er genoeg ruimte was voor het werk en de binnenkant van de dakopbouw niet was bekleed met gipsplaten. Aan die laatste voorwaarde heeft de opdrachtgever niet voldaan, zodat de aannemer was verhinderd binnen de overeengekomen termijn de werkzaamheden af te ronden. De vordering van de opdrachtgever wordt daarom afgewezen. De tegenvordering van de aannemer ziet op een eindfactuur en is met uitzondering van een gedeelte van een meerwerkpost toewijsbaar.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 14 juli 2023 een vordering tegen Zicht Bouw ingesteld. Zicht Bouw heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend. [eiser] heeft vervolgens nog schriftelijk gereageerd in de zaak van de tegenvordering.
1.2.
Op 28 maart 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft Zicht Bouw per brief van 13 maart 2024 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Zicht Bouw heeft in opdracht van [eiser] en zijn beide buren op hun woningen drie dakopbouwen geplaatst. De totale aanneemsom was € 122.368,35 inclusief btw en exclusief meer- en minderwerk.
2.2.
Op 26 september 2022 heeft Zicht Bouw aan [eiser] en zijn buren laten weten dat het werk kan worden opgeleverd. Een buurman van [eiser] heeft op 27 september 2022 aan Zicht Bouw bericht dat sprake is van een maatverschil van 16 centimeter. Als gevolg daarvan sluiten de (geplande) scheidingswanden op de zolder van [eiser] niet aan op de nokverhogingen.
2.3.
Zicht Bouw heeft op 28 september 2022 de fout erkend:
“Helaas is er een fout gemaakt bij onze jongens in de productie hal. Deze hebben bij de achtergevels van [naam 1] en [naam 2](aanvulling kantonrechter: respectievelijk de buurman van [eiser] , en [eiser] zelf)het linker en rechter damwandje naast de kozijnen omgewisseld met het in elkaar zetten hiervan.”
2.4.
Zicht Bouw heeft op 7 oktober 2022 aan [eiser] twee opties gegeven: een korting van
€ 1.500,00 als compensatie voor de fout of herstel van de fout op een termijn van zes maanden. [eiser] is hiermee niet akkoord gegaan.
2.5.
Op 26 oktober 2022 heeft [eiser] aan Zicht Bouw twee offertes toegestuurd voor de herstelwerkzaamheden van respectievelijk € 5.542,80 en € 6.930,00 exclusief btw. Ook heeft [eiser] aan Zicht Bouw een termijn gegeven tot 28 november 2022 om hem te berichten dat Zicht Bouw het werk alsnog zelf en tijdig zal uitvoeren.
2.6.
Op 23 november 2022 heeft Zicht Bouw gereageerd op het bericht van [eiser] met vragen over de herstelwerkzaamheden en op 24 november 2022 heeft [eiser] geantwoord dat hij aan een derde opdracht zal geven de herstelwerkzaamheden uit te voeren.
2.7.
De gemachtigde van [eiser] heeft in de brief van 25 november 2022 aan Zicht Bouw een termijn van tien dagen gegeven om aan hem te laten weten dat zij ofwel de nokverhoging uiterlijk 31 december 2022 zal herstellen ofwel dat zij een herstelopdracht zal geven aan Nieuwkoop Bouw B.V. of StucCenter B.V. Ook wordt Zicht Bouw in deze brief aansprakelijk gesteld voor de door [eiser] geleden en nog te lijden schade.
2.8.
De gemachtigde van [eiser] heeft op 13 december 2022 aan Zicht Bouw laten weten dat zij in verzuim is komen te verkeren. De gemachtigde van Zicht Bouw heeft diezelfde dag bericht:
“Wij zullen volgende week (week 51) de werkzaamheden oppakken en de opbouw volgens tekening herstellen. De werkzaamheden zullen dinsdag beginnen en donderdag worden afgerond. (…) Wij hebben alle ruimte nodig om daar te kunnen werken en onze foutieve gevel kunnen gaan aanpassen. Wij gaan er ook vanuit dat de kap aan de binnenkant nog steeds casco staat zoals wij hem hebben geplaatst en niet is bekleed met gips of iets dergelijks, mocht dit wel zo zijn, dan zal dit moeten verwijderd worden door de opdrachtgever zelf.”
2.9.
De gemachtigde is op 15 december 2022 namens [eiser] akkoord gegaan met het voorstel van Zicht Bouw van 13 december 2022.
2.10.
Op 20 december 2022 om 7:00 uur hebben drie personen van Zicht Bouw (beide directeur-aandeelhouders en een ingehuurde ZZP’er) de woning van [eiser] bezocht en zijn kort daarna weer vertrokken. [eiser] was niet aanwezig, omdat hij vanwege de verbouwing in de woning elders verbleef.
2.11.
De gemachtigde van Zicht Bouw heeft op 22 december 2022 aan [eiser] medegedeeld dat Zicht Bouw de werkzaamheden niet kon uitvoeren omdat het bouwen van de steiger niet mogelijk was door het aanwezige bouwmateriaal en het gipswerk niet was verwijderd.
2.12.
De gemachtigde van [eiser] heeft Zicht Bouw in de e-mail van 23 december 2022 de gelegenheid gegeven de herstelwerkzaamheden uiterlijk 1 januari 2023 uit te voeren.
2.13.
Zicht Bouw heeft op 30 december 2022 aan [eiser] bericht dat de werkzaamheden niet voor 1 januari 2023 kunnen worden afgerond, maar dat de herstelwerkzaamheden medio januari 2023 alsnog kunnen worden uitgevoerd.
2.14.
Op 5 januari 2023 heeft de gemachtigde van [eiser] aan Zicht Bouw bericht dat zij opdracht heeft gegeven aan een andere aannemer voor de herstelwerkzaamheden.
2.15.
[eiser] heeft op 22 maart 2023 betaling van Zicht Bouw gevorderd van haar schade van € 9.655,80 inclusief btw.
2.16.
Zicht Bouw heeft op 4 april 2023 een eindfactuur gestuurd naar [eiser] van € 3.263,59 inclusief btw.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert na vermindering van eis dat de kantonrechter Zicht Bouw veroordeelt tot betaling van € 8.552,26. Ook vordert [eiser] wettelijke rente vanaf 5 april 2023 en veroordeling van Zicht Bouw in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat sprake is van een tekortkoming van Zicht Bouw als gevolg van een fout in het door haar uitgevoerde werk. Zicht Bouw is herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld tot herstel over te gaan, maar voldeed daar niet aan. Alles wijst erop dat Zicht Bouw niet bereid was de herstelwerkzaamheden eerder dan maart 2023 uit te voeren. Zij heeft eerst drie maanden gedraald en getraineerd en vervolgens doet zij een beroep op vermeende belemmeringen om weer uitstel te krijgen. Omdat Zicht Bouw al in verzuim was kan zij geen beroep doen op schuldeisersverzuim. Zicht Bouw was namelijk al in verzuim en uitsluitend omdat [eiser] was gebaat bij een zo spoedig mogelijk herstel is zij akkoord gegaan met het voorstel tot herstel in week 51. Bovendien is [eiser] niet in gebreke gesteld en kon Zicht Bouw de herstelwerkzaamheden gewoon uitvoeren. Op haar beurt is Zicht Bouw wel (opnieuw) in verzuim komen te verkeren. [eiser] heeft een fatale termijn gegeven voor de herstelwerkzaamheden, namelijk 1 januari 2023, en daaraan heeft Zicht Bouw niet voldaan. Daarom stond het [eiser] vrij om het herstelwerk door een derde te laten uitvoeren. De schade van [eiser] bestaat uit een factuur van MarsBouw van € 1.500,00 voor niet uitgevoerd werk als gevolg van de tekortkoming van Zicht Bouw, uit herstelwerkzaamheden door een derde van € 6.480,00 en uit btw van
€ 1.675,80. Daarop kan de resterende aanneemsom van Zicht Bouw van € 1.685,52 en de btw daarover van € 353,96 in mindering worden gebracht. Verder maakt [eiser] aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten van € 935,94.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
Zicht Bouw betwist de vordering. Zicht Bouw voert daartoe – samengevat – het volgende aan. Het is juist dat in het productieproces wat is misgegaan, waardoor een klein maatverschil is ontstaan. Zicht Bouw heeft daarom verschillende constructieve en passende voorstellen gedaan om tot een oplossing te komen. Partijen hebben daar echter geen overeenstemming over kunnen bereiken. Van enig verzuim op 13 december 2022 was geen sprake; partijen waren in overleg over een oplossing en tussen de gemachtigden heeft op 1 december 2022 overleg plaatsgevonden. Op 13 december 2022 heeft Zicht Bouw aan [eiser] laten weten dat zij de herstelwerkzaamheden voor 31 december 2022 kan uitvoeren onder de voorwaarde dat zij de ruimte heeft om het werk te kunnen doen en dat de binnenkant van de woning in casco staat is. Op 20 december 2022 waren drie werklieden van Zicht Bouw in de woning van [eiser] voor de herstelwerkzaamheden, maar hebben moeten constateren dat (bouw)materiaal de doorgang belemmerde en het bouwen van de steiger op de uitbouw niet mogelijk was. Ook bleek dat de opbouwwanden inmiddels waren gegipst en geplaatst. Daardoor was het niet mogelijk het herstelwerk uit te voeren. [eiser] had dan ook niet voldaan aan de gemaakte afspraken en heeft nakoming door Zicht Bouw verhinderd. [eiser] is daarom op 20 december 2022 in schuldeisersverzuim komen te verkeren. Met de gestelde termijn door [eiser] om het werk voor 31 december 2022 af te ronden onder afwijkende voorwaarden, heeft [eiser] Zicht Bouw niet voldoende in staat gesteld voor het herstelwerk.
4.2.
Zicht Bouw vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter [eiser] veroordeelt tot betaling van € 3.263,59 aan onbetaald gelaten facturen en € 622,26 aan buitengerechtelijke incassokosten. Ook maakt Zicht Bouw aanspraak op wettelijke rente, proceskosten en nakosten.
4.3.
[eiser] betwist de tegenvordering.

5.De beoordeling

de vordering
5.1.
Partijen twisten niet over de vraag of Zicht Bouw tekort is geschoten, maar of Zicht Bouw de door [eiser] geleden schade moet vergoeden. Daarvoor is verzuim nodig. De kantonrechter is van oordeel dat Zicht Bouw niet in verzuim is komen te verkeren en de gevorderde schadevergoeding daarom niet toewijsbaar is. Dit wordt als volgt toegelicht.
5.2.
Juist is dat [eiser] per brief van 25 november 2022 Zicht Bouw in gebreke heeft gesteld en dat de daarin gestelde termijn is verlopen. Daarna hebben echter onderhandelingen plaatsgevonden en heeft Zicht Bouw het aanbod gedaan op 20, 21 en 22 december 2022 de noodzakelijke herstelwerkzaamheden te verrichten met daarbij de voorwaarde dat er voldoende ruimte is om het werk te kunnen doen en de kap aan de binnenkant casco is (dus zonder gipsplaten). Bij monde van zijn raadsman heeft [eiser] zich daarmee akkoord verklaard, mits het werk voor 31 december 2022 zou zijn afgerond. Hoewel [eiser] heeft gesteld dat aan de voorwaarden was voldaan, is ter zitting komen vast te staan dat dit onjuist is. De kantonrechter laat in het midden of het mogelijk was om een steiger te plaatsen op de uitbouw en of er voldoende ruimte was voor de werkzaamheden. De stelling van [eiser] dat Zicht Bouw binnen geen werkzaamheden hoefde te verrichten is onjuist. Gelet op het filmpje dat tijdens de zitting is bekeken was de binnenzijde immers nog met gipsplaten afgewerkt en dus in strijd met de afspraak. Ook is het standpunt van [eiser] onjuist dat de voorwaarde van een casco binnenkant onnodig was, aangezien Zicht Bouw onbetwist heeft gesteld dat vanaf de binnenzijde de raamlatten moesten worden verwijderd, het dak met een stempel moest worden gestut wanneer de kozijnen en damwand zouden worden verwijderd en zij daarbij niet het risico wilde nemen de gipsplaten te beschadigen.
5.3.
De kantonrechter gaat mee met de stelling van Zicht Bouw dat zij door de door haar aangetroffen situatie op 20 december 2022 was verhinderd binnen de overeengekomen termijn (op 20, 21 en 22 december 2022) de werkzaamheden af te ronden. Dat Zicht Bouw geenszins van plan was het herstelwerk daadwerkelijk in week 51 uit te voeren, wordt dan ook niet gevolgd. Dit betekent dat vaststaat dat aan één van de voorwaarden die partijen hebben afgesproken niet was voldaan. Dat [eiser] op 23 december 2022 aan Zicht Bouw heeft laten weten dat zij het herstelwerk alsnog voor 31 december 2022 kan uitvoeren, kan niet worden beschouwd als een redelijke gelegenheid tot herstel – dit betreft het holst van de Kerstperiode. Gelet hierop is Zicht Bouw op 31 december 2022 niet in verzuim gekomen en is de omzettingsverklaring van 5 januari 2023 ten onrechte uitgebracht. Dit klemt te meer omdat Zicht Bouw bij monde van zijn raadsman op 30 december 2022 het aanbod heeft gedaan de werkzaamheden alsnog half januari 2023 uit te voeren mits de zolder dan wel casco zou zijn.
5.4.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal afwijzen.
5.5.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Zicht Bouw worden begroot op € 678,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
de tegenvordering
5.6.
Zicht Bouw vordert betaling van de eindfactuur die is gedateerd op 19 januari 2023. Partijen zijn het eens over de verschuldigdheid van het deel van deze factuur dat ziet op de laatste termijn. Partijen zijn echter verdeeld over de daarop vermelde post meerwerk.
5.7.
Zicht Bouw heeft in deze procedure de post meerwerk onderbouwd met twee overzichten van het meer- en minderwerk, beide gedateerd op 21 juni 2022. Tijdens de zitting heeft Zicht Bouw erkend dat [eiser] € 755,00 in plaats van € 1.133,00 is verschuldigd voor de stijging van de materiaalprijs, zoals is betoogd door [eiser] . Op dit punt is de eindfactuur dan ook onjuist. Partijen zijn het verder eens over de meerwerkposten ventilatierooster en inzethor.
5.8.
Wat betreft de hoogte van de post minderwerk, zijn partijen het erover eens dat de prijs voor het verwijderen van één schoorsteen € 881,36 is. Volgens [eiser] heeft hij de hele schoorsteen verwijderd en geldt daarom de volledige prijs per schoorsteen als minderwerk. Volgens Zicht Bouw heeft [eiser] samen met zijn buurman een gedeelde schoorsteen en moet dit daarom de helft van de prijs per schoorsteen zijn. De kantonrechter volgt Zicht Bouw in deze discussie. [eiser] heeft een gedeelde schoorsteen en dit leidt ertoe dat de helft van de prijs in mindering kan worden gebracht. Op dit punt klopt de eindfactuur.
5.9.
De slotsom is dat de tegenvordering van Zicht Bouw toewijsbaar is voor een bedrag van € 2.806,21 (eindfactuur van € 3.263,59 -/- verschil post stijging materiaalprijs van € 378,00 en de btw daarover van € 79,38). De gevorderde wettelijke rente daarover is toewijsbaar vanaf de datum van dit vonnis, omdat Zicht Bouw in deze procedure bij de schriftelijke reactie het overzicht waarnaar in de eindfactuur wordt verwezen heeft overgelegd, althans is niet gebleken dat zij dat eerder heeft gedaan, en tijdens de zitting duidelijkheid heeft gegeven over de posten stijging materiaalprijs en schoorsteen.
5.10.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, gelet op de onduidelijkheid over de eindfactuur.
5.11.
Aangezien partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten van € 813,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, moet [eiser] ook de kosten van betekening aan Zicht Bouw betalen;
6.3.
veroordeelt [eiser] in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
de tegenvordering
6.5.
veroordeelt [eiser] tot betaling aan Zicht Bouw van € 2.806,21, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 24 april 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.6.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.8.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter