ECLI:NL:RBNHO:2024:4432

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
10427912 \ CV EXPL 23-1980
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens vertraging van vlucht en buitengerechtelijke incassokosten

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door mr. R. Bos van Aviclaim, een vordering ingesteld tegen de vervoerder Royal Air Maroc, vertegenwoordigd door mr. T. Teke van Warendorf Advocaten en Notarissen, wegens vertraging van hun vlucht AT1681 van Amsterdam-Schiphol naar Nador op 27 juni 2022. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op schadevergoeding bij langdurige vertraging. De vervoerder heeft de vordering betwist, maar heeft in zijn conclusie van dupliek aangegeven de verweren tegen de hoofdsom in te trekken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en heeft de vordering tot betaling van de hoofdsom toegewezen, evenals de wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht.

Daarnaast hebben de passagiers ook buitengerechtelijke incassokosten gevorderd, die door de vervoerder zijn betwist. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de passagiers voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat de gevorderde kosten binnen de redelijke tarieven vallen. De proceskosten zijn toegewezen aan de passagiers, aangezien de vervoerder in het ongelijk is gesteld. De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van in totaal € 4.525,00 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10427912 \ CV EXPL 23-1980
Uitspraakdatum: 1 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2. [eiser 2],
3. [eiser 3],
4. [eiser 4],
5. [eiser 5],
6. [eiser 6],allen wonende te [plaats 1],
7. [eiser 7],wonende te [plaats 2],
8. [eiser 8],wonende te [plaats 3],
9. [eiser 9],
10. [eiser 10],beiden wonende te [plaats 4]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos (Aviclaim)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Royal Air Maroc,
gevestigd te Casablanca, Marokko,
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke (Warendorf Advocaten en Notarissen)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 7 maart 2023 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 27 juni 2022 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Nador Airport, Marokko, met vlucht AT1681.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 4.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf zeven dagen na de annulering, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 525,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling behandeld.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Nu de vervoerder bij zijn conclusie van dupliek heeft aangegeven zijn verweren tegen de vordering tot betaling van de hoofdsom in te trekken, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht, worden toegewezen.
4.3.
Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente geldt het volgende. Dit betreft een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade, gelet op artikel 6:83 sub b BW, terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De werkwijze en proceshouding van (de gemachtigde van) de passagiers – waar hierna op in zal worden gegaan – doen hier niet aan af. De passagiers hebben wettelijke rente over de hoofdsom gevorderd ‘te rekenen zeven dagen na de annulering’. Gesteld noch gebleken is echter dat de vlucht is geannuleerd. Daarom zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf de datum van de vlucht (27 juni 2022).
4.4.
Ten slotte heeft de vervoerder aangevoerd dat hij rauwelijks is gedagvaard. De vervoerder heeft aangevoerd dat de onderhavige procedure onnodig aanhangig is gemaakt omdat de passagiers een procedure hadden kunnen voorkomen door de vordering op de juiste wijze in te dienen (via zijn website). De gemachtigde van de passagiers heeft echter op 14 november 2022 en 24 januari 2023 aanmaningen namens de passagiers verstuurd naar een e-mailadres van de vervoerder. Hierop is een automatisch antwoord verstuurd dat verwijst naar de website. De passagiers hebben hun vordering volgens de vervoerder niet via deze website ingediend. De aanmaningen bevatten het verkeerde adres en hebben de vervoerder niet per brief bereikt, aldus de vervoerder. Ten slotte heeft de vervoerder bij conclusie van dupliek aangevoerd dat de aanmaningen van 14 november 2022 en 24 januari 2023 niet voorzien waren van de bijbehorende stukken, zodat hij niet in staat was om de vordering te beoordelen.
4.5.
De kantonrechter overweegt dat de vervoerder heeft erkend dat de aanmaningen van 14 november 2022 en 24 januari 2023 hem per e-mail hebben bereikt. De omstandigheid dat de aanmaningen het verkeerde (post)adres van de vervoerder bevatten of dat de passagiers de vordering niet (ook) via de website van de vervoerder hebben ingediend, maakt dit niet anders. De vervoerder heeft de stelling dat de aanmaningen niet voorzien waren van de relevante stukken pas bij conclusie van dupliek aangevoerd. Verder heeft de vervoerder ook niet gesteld dat om deze stukken is gevraagd, zodat deze stelling naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd is. Van rauwelijks dagvaarden is dan ook geen sprake.
4.6.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze in het ongelijk wordt gesteld. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
4.8.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 4.525,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.000,00 vanaf 27 juni 2022, en over € 525,00 vanaf 7 maart 2023, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 125,86;
griffierecht € 244,00;
salaris gemachtigde € 542,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 135,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter