ECLI:NL:RBNHO:2024:4429

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
15/004137-24 en 10/206064-23 (tul)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een ISD-maatregel na diefstal door een stelselmatige dader

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 april 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal. De verdachte, geboren in 1978 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, is thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn. De tenlastelegging betreft het wegnemen van twee flessen wijn en twee bakken spaghetti bolognese op 3 januari 2024 te Zandvoort, toebehorende aan een ander. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het feit, terwijl de verdediging geen verweer heeft gevoerd ten aanzien van de bewijsbaarheid.

De rechtbank heeft op basis van de beschikbare bewijsmiddelen geoordeeld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is. De verdachte is veroordeeld voor diefstal, wat strafbaar is. De rechtbank heeft ook de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld en is van oordeel dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaren. De rechtbank heeft het advies van de reclassering overgenomen en is van oordeel dat de ISD-maatregel noodzakelijk is, gezien de stelselmatige criminaliteit van de verdachte en zijn problematische situatie.

De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke ISD-maatregel afgewezen, omdat deze geen toegevoegde waarde heeft. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de maximale termijn van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de samenstelling van de rechtbank en de uitspraakdatum zijn vermeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/004137-24 en 10/206064-23 (tul) (P)
Uitspraakdatum: 25 april 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 april 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] ,
Zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F. Gerritsen en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. L.J. Woltring, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 3 januari 2024 te Zandvoort twee flessen wijn en/of 2 bakken spaghetti bolognese, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de bewijsbaarheid van het feit geen verweer gevoerd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 3 januari 2024 te Zandvoort twee flessen wijn en 2 bakken spaghetti bolognese, toebehorende aan de [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onherroepelijke vonnis van 8 december 2023 van de rechtbank Rotterdam, waarin de ISD-maatregel voorwaardelijk aan de verdachte is opgelegd, niet heeft geleid tot het stoppen van het plegen van strafbare feiten. De verdachte veroorzaakt nog steeds overlast voor de maatschappij. De verdachte is een actieve veelpleger en voldoet aan zowel de harde als de zachte criteria voor de oplegging van een ISD-maatregel.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank primair verzocht om de ISD-maatregel voorwaardelijk aan de verdachte op te leggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht van de onvoorwaardelijke ISD- maatregel af te trekken.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een winkeldiefstal. De verdachte heeft twee flessen wijn en twee bakken spaghetti in en onder zijn jas gestopt en is daarmee langs de kassa van de supermarkt gelopen zonder deze af te rekenen. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit. Met zijn handelen heeft de verdachte hinder en overlast voor de supermarkt veroorzaakt en heeft hij door zijn handelen getoond geen respect te hebben voor andermans eigendommen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van het strafblad van de verdachte, met datum 29 februari 2024. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het voorlichtingsrapport van 28 maart 2024 dat over verdachte is uitgebracht, van de hand van [reclasseringswerker] verbonden aan het Leger des Heils. In dit adviesrapport van de reclassering van 28 maart 2024 is onder meer het volgende opgenomen:
[verdachte] is een 46-jarige man, die verdacht wordt van winkeldiefstal. Hij staat bekend als stelselmatige dader en komt in aanmerking voor de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD). Hij is reeds recentelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke ISD maatregel zonder bijzondere voorwaarden. Vanuit ons onderzoek blijkt dat bijna alle leefgebieden delict gerelateerd zijn: huisvesting, werk, inkomen, middelengebruik, psychosociaal functioneren en houding. Zijn sociale contacten (familie en vrienden) zijn ons niet duidelijk geworden. Betrokkene vertelt dat hij tien jaar geleden zijn woning moest verkopen, omdat destijds onvoldoende inkomen had als tattoo artiest, doordat het in de tattoo branche niet goed ging wegens te weinig vraag naar tatoeages. Hij zegt dat het inmiddels in de tattoo branche weer goed gaat en dat hij zo weer aan de slag kan, waardoor hij zich weer woonruimte kan veroorloven. Wij hebben niet de indruk dat betrokkene een realistisch zelfbeeld heeft en wij hebben de indruk dat hij problematisch omgaat met alcohol.De afgelopen jaren ging betrokkene hij de gevangenis in en uit en is het hem niet gelukt om zijn leven op orde te krijgen. Desondanks wil hij al jaren niet meewerken aan een toezicht. Gezien zijn houding en zijn problemen, achten wij een onvoorwaardelijke ISD maatregel geïndiceerd.
Betrokkene dient in het kader van de ISD maatregel deel te nemen aan de intra- en extramurale programma's. Wij achten een intensief traject geïndiceerd, gezien het hardnekkige delictgedrag, zijn omgang met alcohol en zijn langdurige praktische problemen. Zodoende adviseren wij, in het belang van betrokkene en de maatschappij, een onvoorwaardelijke ISD maatregel op te leggen. Tijdens de ISD kan er diagnostisch onderzoek plaats vinden in de P.I. Op basis daarvan kan hij aangemeld worden voor passende hulpverlening, behandeling en/of training inzake zijn alcoholgebruik, zijn hardnekkig delictgedrag en zijn gebrekkige coping vaardigheden en/of worden toe geleid naar een passende woonvoorziening. Een voorwaardelijk ISD maatregel lijkt ons niet haalbaar, gezien de zeer hoge kans op onttrekking aan voorwaarden.
De rechtbank heeft [reclasseringswerker] verbonden aan het Leger des Heils, op de zitting als getuige gehoord. Zij heeft het advies om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, bevestigd.
De rechtbank kan zich vinden in het advies van de reclassering en neemt dit over.
De rechtbank is van oordeel dat de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren dient te worden opgelegd en stelt vast dat aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van een ISD-maatregel is voldaan. Immers, de verdachte wordt veroordeeld voor diefstal, een feit waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is. Daarnaast is de verdachte, uitgaand van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 februari 2024, in de vijf jaren voor die diefstal meer dan tien keer veroordeeld voor een misdrijf en zijn de daarbij opgelegde straffen alle tenuitvoergelegd vóór de pleegdatum van de onderhavige diefstal. Er moet ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. De veiligheid van goederen eist daarom het opleggen van de ISD-maatregel.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen alternatieven voor de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. De verdachte wenst niet mee te werken aan reclasseringstoezicht en de eerder opgelegde maatregel tot voorwaardelijke ISD heeft er niet toe geleid dat hij is gestopt met het plegen van strafbare feiten. Het plegen van strafbare feiten door de verdachte lijkt in sterke mate samen te hangen met zijn middelengebruik. De rechtbank acht daarom een verplicht en gedwongen kader aangewezen en noodzakelijk. Het doorlopen van de ISD-maatregel zal er in de eerste plaats toe bijdragen dat er onderzoek kan worden verricht naar interventies op het gebied van zijn psychiatrische- en middelenproblematiek, om daarmee het plegen van strafbare feiten te beëindigen.
Het is van belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. De maatschappij dient optimaal te worden beschermd, de recidive van de verdachte moet worden beëindigd en er moet worden bijgedragen aan een oplossing voor de problematiek die bij de verdachte speelt. Daarom zal de rechtbank de onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de maximale termijn van twee jaar opleggen, zonder aftrek van voorarrest.

7.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 8 december 2023 in de zaak met parketnummer 10/206064-23 heeft de rechtbank te Rotterdam de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld tot een voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 29 december 2023 aan de verdachte medegedeeld.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 23 december 2023 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat, gelet op zijn eis in de hoofdzaak, de rechtbank de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel zal afwijzen. De raadsman heeft zich hierbij aangesloten.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen, aangezien de tenuitvoerlegging hiervan, gelet op de beslissing van de rechtbank in de strafzaak zoals hieronder weergegeven, geen toegevoegde waarde heeft.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4 vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/206064-23.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.D. Kleijne, voorzitter,
mr. J.J. Roos en mr. H. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M.N. de Bruijn,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 april 2024