ECLI:NL:RBNHO:2024:4419

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
C/15/342145 / HA ZA 23-403
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verdeling van een appartement in Engeland na echtscheiding met toepassing van internationaal privaatrecht

In deze zaak vordert de vrouw, na een echtscheiding in 2020, de verdeling van een appartement in Engeland dat tijdens het huwelijk is aangeschaft en op naam van de man staat. De vrouw beroept zich primair op Turks recht, gezien de gemeenschappelijke nationaliteit, en subsidiair op Engels recht, het land van eerste huwelijksdomicilie. De rechtbank oordeelt dat op basis van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 het Engelse recht van toepassing is. De rechtbank stelt vast dat er volgens het Engelse recht geen gemeenschap van goederen bestaat en dat de vrouw haar stellingen onvoldoende heeft onderbouwd. De vorderingen van de vrouw worden afgewezen, omdat zij niet heeft aangetoond dat het appartement met gezamenlijk spaargeld is gekocht. De rechtbank wijst erop dat de man het appartement heeft aangeschaft met eigen middelen, waaronder een erfenis, en dat de vrouw tijdens de echtscheidingsprocedure afstand heeft gedaan van eventuele rechten op het appartement. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/342145 / HA ZA 23-403
Vonnis van 1 mei 2024
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. T. Esen te Zaandam,
tegen
[de man],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. S. Rahimzadeh te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De zaak in het kort

Partijen zijn in 2020 gescheiden. In deze procedure vordert de vrouw dat een appartement in Engeland, dat tijdens het huwelijk van partijen is gekocht en dat op naam staat van de man, verdeeld wordt.
De rechtbank oordeelt dat op het huwelijksvermogensregime van partijen Engels recht van toepassing is en dat de vrouw haar stelling dat het appartement met gezamenlijk (
matrimonial) spaargeld is gekocht te weinig handen en voeten heeft gegeven. Er is daarom geen reden tot een verdeling op grond van
equity.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 25 oktober 2023;
  • producties 4 en 5 van de vrouw;
  • producties 2 t/m 7 van de man;
  • de akte wijziging/aanvulling eis en de gronden van de vrouw
  • de mondelinge behandeling van 21 maart 2024, tijdens welke zitting de advocaten het woord hebben gevoerd (de advocaat van de vrouw aan de hand van spreekaantekeningen) en van welke zitting de griffier aantekeningen heeft bijgehouden.
productie 3 bij de dagvaarding is niet overgelegd.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn voormalig echtelieden. Zij zijn op [datum 1] 2009 gehuwd in [gemeente] en het huwelijk is op [datum 2] 2020 ontbonden door inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand. De vrouw heeft de Nederlandse en de Turkse nationaliteit, de man heeft de Britse en de Turkse nationaliteit.
3.2.
De man heeft als eigendom op zijn naam staan een appartement aan het adres [adres], Groot Brittannië (hierna: het appartement).
Het appartement is een voormalige huurwoning, waar partijen voorafgaand aan de koop gezamenlijk hebben gewoond en die tijdens het huwelijk is gekocht door de man.

4.Het geschil

4.1.
De vrouw vordert - na wijziging van eis - dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
 bij toepassing van Turks recht en vaststelling dat het appartement gemeenschappelijk vermogen is en bij toepassing van Engels recht:
(1) de wijze van verdeling aldus zal gelasten dat het appartement zal worden verkocht aan derden tegen een door een onafhankelijke makelaar bepaalde bindende koopprijs;
(2) zal bepalen dat het appartement binnen twee weken na dit vonnis bindend zal worden getaxeerd door een door de rechtbank aan te wijzen makelaar in Berkshire;
(3) zal bepalen dat het appartement binnen twee weken na ontvangst van het taxatierapport door dezelfde makelaar in de verkoop wordt gezet;
(4) de man zal veroordelen tot het verlenen van medewerking aan de verkoop van het appartement;
(5) zal bepalen dat de opbrengst van het appartement bij gelijke helfte tussen partijen zal worden verdeeld;
 bij toepassing van Turks recht en vaststelling dat het appartement verwervingen van de man is:
(6) zal bepalen dat het appartement binnen twee weken na dit vonnis bindend zal worden getaxeerd door een door de rechtbank aan te wijzen makelaar in Berkshire;
(7) de man zal veroordelen om aan de vrouw te betalen de helft van de waarde, zoals zal blijken uit het taxatierapport van het appartement;
althans een zodanige beslissing zal nemen als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
Standpunt vrouw
4.2.
De vrouw betoogt primair dat op het huwelijksvermogensregime van partijen Turks recht van toepassing is. Daartoe voert zij aan dat het huwelijksvermogensregime van partijen op grond van artikel 4 lid 2 van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 (hierna:het HHV 1978) wordt beheerst door de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit (Turkije) als die staat (Turkije) geen partij is bij het HHV 1978, terwijl volgens zijn internationaal privaatrecht zijn interne recht van toepassing is en de echtgenoten hun gewone verblijfplaats na het huwelijk vestigen in een staat (het Verenigd Koninkrijk) die geen partij is bij het HHV 1978 en waarvan het internationaal privaatrecht eveneens de toepassing van het nationale recht voorschrijft, een zogenaamd ‘nationaliteitsland’.
De vrouw voert in dit verband aan dat partijen ten tijde van de huwelijkssluiting de Turkse nationaliteit gemeenschappelijk hadden, dat Turkije geen staat is bij het HHV 1978 en dat Turkije een nationaliteitsland is, terwijl partijen zich na hun huwelijk hebben gevestigd in Engeland, welke staat evenmin partij is bij het HHV 1978.
Naar Turks recht is het appartement volgens de vrouw gemeenschappelijk eigendom van partijen omdat het is gekocht met gemeenschappelijk geld van partijen en moet het bij helfte worden verdeeld. Zelfs als komt vast te staan dat de man het appartement heeft gekocht met eigen geld moet de man de helft van de waarde ervan aan de vrouw betalen, omdat het appartement gekocht is met verwervingen, en niet met privé vermogen, aldus nog steeds – samengevat – de vrouw.
4.3.
Subsidiair, voor zover Engels recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen, voert de vrouw aan dat partijen het appartement, hun voormalige huurwoning, met een speciale startersregeling hebben kunnen kopen van de woningbouwvereniging. Weliswaar is het op naam gesteld van de man, maar de koopprijs is mede betaald van
matrimonialgeld, gemeenschappelijk spaargeld, zodat sprake is van
matrimonial propertydat moet worden betrokken in een
acillary reliefen op grond van
equity(redelijkheid en billijkheid) moet worden verdeeld.
De vrouw benadrukt dat bij de beoordeling moet worden meegewogen dat tussen partijen een traditionele rolverdeling bestond waarbij de man voor het merendeel van de inkomsten zorgde, dat de vrouw – desondanks – van haar kleine inkomen wel altijd de helft van de vaste lasten waaronder de huur moest voldoen, dat de vrouw vanaf de geboorte van de kinderen voor de kinderen en het huis zorgde, dat de vrouw ook heeft meebetaald aan de woning door haar goud ter waarde van € 20.000 af te staan, dat het appartement de echtelijke woning van partijen was en dat de man het appartement voor een zeer gereduceerde prijs kon kopen omdat partijen al geruime tijd huurders van de woning waren, waarvan de vrouw minimaal de helft van de huurpenningen heeft betaald. Volgens de vrouw was het steeds de bedoeling van partijen dat de waarde van het appartement voor hen samen zou zijn en levert een verdeling bij helfte van die waarde dus een faire verhouding op.
Standpunt man
4.4.
De man voert verweer. Hij betoogt dat Engels recht (en niet Turks recht) van toepassing is op het huwelijksgoederenregime van partijen.
De man bestrijdt dat de vrouw aanspraak kan maken op enige waarde uit het appartement. Volgens de man is geen sprake van gemeenschappelijk vermogen naar Engels recht zodat op grond van
equitygeen verdeling kan plaatsvinden. Hij voert in dit verband aan dat hij de koopprijs van het appartement heeft betaald deels met geld van zijn spaarrekening in Turkije, waarop het geld gestort was dat hij heeft gekregen uit een erfenis van zijn vader en waarop ook gelden van andere familieleden van hem stonden, en deels met geld van een zakelijke rekening van zijn onderneming. Hij wijst er op dat alleen hij contact heeft onderhouden met de solicitor die de koop heeft begeleid en dat de vrouw in 2013 bij de koop ook expliciet heeft laten weten, in een ‘Notice Claiming the Right to Buy’, dat zij het appartement niet (mede) wilde kopen. Verder betwist hij dat de vrouw voorafgaande aan de koop steeds heeft bijgedragen aan de betaling van de vaste lasten en benadrukt hij dat de vrouw vanaf de geboorte van het eerste kind van partijen in 2013 nog maar sporadisch heeft gewerkt. Na de koop van het appartement zijn partijen bovendien uit de woning vertrokken; het appartement is na de koop niet het hoofdverblijf van partijen geweest. Ook daaruit blijkt volgens de man dat het niet de bedoeling van partijen was het appartement samen te kopen. Tot slot benadrukt de man dat de vrouw in het kader van de echtscheiding expliciet afstand heeft gedaan van een eventuele aanspraak op het appartement om zo de echtscheiding te bespoedigen.
4.5.
Op de stellingen van partijen gaat de rechtbank hierna, voor zover van belang, nader in.

5.De beoordeling

Internationale bevoegdheid en toepasselijk recht

5.1.
De zaak draagt een internationaal karakter omdat partijen de Turkse en Nederlandse respectievelijk de Turkse en Britse nationaliteit hebben en omdat het appartement waar het geschil over gaat is gelegen in Engeland. De rechtbank moet dus vaststellen of zij bevoegd is en welk recht op de verdeling/verrekening van toepassing is.
5.2.
Partijen wonen beiden in [plaats] zodat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt met betrekking tot de vordering tot verdeling/verrekening. Dit is tussen partijen ook niet in geschil.
5.3.
Wel is tussen partijen in geschil welk recht van toepassing is op hun huwelijksvermogensregime. De rechtbank is van oordeel dat het huwelijksvermogensregime van partijen wordt beheerst door Engels recht en legt hieronder uit waarom dit zo is.
5.4.
Gelet op de datum van de huwelijkssluiting, [datum 1] 2009, is het HHV 1978 van toepassing op het huwelijksvermogensregime van partijen.
Partijen hebben vóór of na de huwelijkssluiting geen rechtskeuze gedaan voor het toepasselijk recht op hun huwelijksvermogensregime en zij hebben ook geen huwelijksvoorwaarden opgesteld, zodat de rechtbank aan de hand van de objectieve verwijzingsregeling van de artikelen 4 en 5 van het HHV 1978 moet bepalen welk recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen.
5.5.
De hoofdregel uit artikel 4 lid 1 HHV 1978 is dat, als partijen het toepasselijk recht niet hebben aangewezen, hun huwelijksvermogensregime wordt beheerst door het interne recht van de staat op welks grondgebied zij hun eerste gewone verblijfplaats na het huwelijk vestigen. Partijen hebben zich na hun huwelijk in Engeland gevestigd, zodat op grond van deze hoofdregel in beginsel Engels recht van toepassing is.
5.6.
Aangezien partijen ten tijde van de huwelijkssluiting de Turkse nationaliteit gemeenschappelijk hadden is in dit verband ook van belang lid 2 van artikel 4 HHV 1978, waarin een aantal uitzonderingen is opgenomen voor de situatie dat de echtgenoten een gemeenschappelijke eerste gewone verblijfplaats èn een gemeenschappelijke nationaliteit bezitten. Indien een van deze uitzonderingen zich voordoet is toch het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van partijen van toepassing. Geen van de in dit artikellid genoemde uitzonderingen doet zich hier echter voor. In dit verband merkt de rechtbank op dat Turkije een niet-verdragsstaat/nationaliteitsland is en dat Engeland een niet-verdragsstaat/ domicilieland is. De conclusie is daarom dat Engels recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen.
Inhoudelijk
5.7.
Uit hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen over het toepasselijk recht volgt dat de rechtbank de vorderingen van de vrouw voor zover deze op Turks recht zijn gebaseerd zal afwijzen en dat de rechtbank op grond van het Engelse recht zal beoordelen of de vorderingen toewijsbaar zijn.
5.8.
De rechtbank stelt voorop dat er naar Engels recht in goederenrechtelijke zin in beginsel geen gemeenschap van goederen bestaat. Wel kan er gemeenschappelijk vermogen (
joint property) ontstaan. Na ontbinding van het huwelijk beschikt de rechter op grond van de zogenaamde
ancillary reliefover een ruime discretionaire bevoegdheid met betrekking tot de vermogens van de echtgenoten, waarbij de rechter niet is gebonden aan eigendomstitels en overdracht van eigendom kan gelasten. De verschillende wijzen van vermogensoverheveling en de criteria daartoe zijn geregeld in de Matrimonial Causes Act (MCA). Bij het nemen van maatregelen in het kader van de
ancillary reliefmoet de rechter met alle relevante omstandigheden rekening houden. Daarnaast kan een echtgenoot gerechtigd zijn in de eigendom van de andere echtgenoot doordat er een
interestis verkregen in eigendom dat is verworven (en meestal gefinancierd) door de andere echtgenoot, hetgeen betekent dat er bij echtscheiding verdeeld moet worden. Dit is de verdeling op grond van
equity(de redelijkheid en billijkheid).
5.9.
Tussen partijen is niet in geschil dat het appartement uitsluitend op naam van de man staat en dus formeel zijn eigendom is. De rechtbank begrijpt de stellingen van de vrouw aldus dat zij betoogt dat de opbrengst van het appartement, althans het appartement, moet worden verdeeld op grond van
equityomdat het appartement met gezamenlijk,
matrimonial, spaargeld is gekocht. Het is aan de vrouw om feiten en omstandigheden te stellen en zonodig te bewijzen waaruit volgt dat het appartement met gezamenlijk spaargeld is gekocht, omdat zij zich op het rechtsgevolg van deze feiten en omstandigheden beroept. Dit betekent dat het voor risico van de vrouw komt als deze feiten en omstandigheden niet komen vast te staan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw in het licht van de gemotiveerde betwisting door de man haar stellingen onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd, zodat in dit geding niet is komen vast te staan dat het appartement met gezamenlijk spaargeld is gekocht. De rechtbank licht dit hieronder toe.
5.10.
De man heeft aangevoerd dat hij het appartement met zijn eigen financiële middelen, waaronder een erfenis van zijn vader, heeft gekocht en dat het de bedoeling van partijen was dat alleen de man het appartement zou verkrijgen. De man heeft dit met stukken onderbouwd.
5.11.
Onder andere heeft de man kopieën van bankafschriften overgelegd. Hieruit blijkt dat op 9 mei 2014 een bedrag van 30.750 Britse pond is overgeboekt van de Turkse bankrekening op naam van ‘[naam] family’ naar de Engelse bankrekening van de man en dat op 12 mei 2014 een bedrag van 14.358,70 Britse pond is overgeboekt van de zakelijke rekening van de man naar diezelfde Engelse bankrekening van de man. Eveneens op 12 mei 2014 is vervolgens het volledige bedrag van 44.802,00 Britse pond, de koopprijs van het appartement, van de Engelse bankrekening van de man overgemaakt naar de makelaar.
5.12.
Ter onderbouwing van haar stelling dat het appartement is gekocht met gemeenschappelijk spaargeld heeft de vrouw onder meer aangevoerd dat de spaarrekening in Turkije op naam staat van ‘[naam] Family’ en dat daarmee partijen worden bedoeld.
De man heeft dit betwist en betoogd dat die tenaamstelling er op duidt dat de spaarrekening naast hem door meer van zijn familieleden (broers/zussen) wordt gebruikt. In het licht van die betwisting was het aan de vrouw om nader te motiveren en/of met stukken te onderbouwen dat de Turkse rekening een rekening van partijen was en dat zij heeft bijgedragen aan het ontstaan van het saldo op de spaarrekening. De vrouw heeft dit niet gedaan. Weliswaar heeft zij verklaard dat zij de bruidsgave die zij van de man tijdens het huwelijk had ontvangen, gouden munten en sieraden ter waarde van (volgens de vrouw) € 20.000,-, weer aan de man heeft moeten afgeven, dat hij deze vervolgens heeft verkocht en het geld op deze Turkse spaarrekening heeft gestort, maar ook die gang van zaken is door de man betwist en door de vrouw in het geheel niet geconcretiseerd of onderbouwd.
Omdat de vrouw ook niet op andere wijze heeft onderbouwd dat de rekening in Turkije is gevoed met gemeenschappelijk geld van partijen, gaat de rechtbank voorbij aan de stelling dat dit een gemeenschappelijke spaarrekening van partijen was zodat de woning met gemeenschappelijk geld is gekocht .
5.13.
Ter onderbouwing van haar stelling dat het appartement is gekocht met gemeenschappelijk spaargeld heeft de vrouw verder aangevoerd dat zij steeds de helft van de vaste lasten heeft betaald waaronder de huurpenningen voorafgaande aan de koop van het appartement. Voor zover de vrouw hiermee bedoelt te stellen dat dit heeft geleid tot overgespaarde inkomsten en dus gezamenlijk spaargeld waarmee het appartement is gefinancierd heeft zij ook deze stelling niet nader geconcretiseerd of onderbouwd. Weliswaar heeft de vrouw aangevoerd dat het lastig is om bankafschriften te verkrijgen van haar voormalige Engelse bankrekening omdat ze daarvoor naar Engeland moet, en dat het ook als ze naar Engeland zou gaan lastig zou zijn om die bankafschriften te krijgen omdat de bank niet meer alle bankafschriften kan afgeven omdat het al zo lang geleden is, maar dit betoog kan haar niet helpen. Deze omstandigheden moeten namelijk voor rekening en risico van de vrouw blijven. Het is immers aan de vrouw om, bij betwisting, haar stellingen te onderbouwen.
5.14.
Ter onderbouwing van zijn stelling dat het de bedoeling van partijen was dat de man alleen het appartement zou verkrijgen heeft de man een ‘Notice Claiming the Right to Buy’ (hierna: de notice), ingevuld en ondertekend door de vrouw, overgelegd. In de notice staat, voor zover relevant:
{Afbeelding 1}
(…)
{Afbeelding 2}
(…)
{Afbeelding 3}
De man heeft gesteld dat de vrouw door het invullen en ondertekenen van de notice afstand heeft gedaan van het recht om het appartement te kopen. De vrouw heeft dit betwist en gesteld dat zij zich niet kan herinneren de notice te hebben getekend. Voor zover zij de notice heeft getekend, is zij er kennelijk door de man ingeluisd, want er was voor de vrouw geen enkele reden om bewust afstand te doen van de koop van het appartement, aldus de vrouw. De rechtbank volgt de vrouw niet in haar betoog. De rechtbank stelt voorop dat de vrouw niet stellig betwist dat zij de notice heeft ondertekend, zodat de rechtbank het ervoor houdt dat de handtekening onder de notice van de vrouw is. Uit de inhoud van de notice blijkt verder onomwonden dat de vrouw ervoor had kunnen kiezen om de woning samen met de man te kopen. De vrouw, die in Engeland werkzaam is geweest en ter zitting verklaard heeft de Engelse taal voldoende machtig te zijn, heeft de inhoud van de notice moeten kunnen begrijpen. De keuze om het appartement samen met de man te kopen heeft de vrouw niet gemaakt. Die keuze moet voor haar rekening blijven en daar kan zij nu niet op terugkomen. Dat en hoe de vrouw zou zijn gemanipuleerd om de notice te ondertekenen heeft zij niet nader geconcretiseerd of onderbouwd, zodat de rechtbank ook aan deze stelling voorbij gaat.
5.16.
Dat het de intentie van partijen was dat de man alleen het appartement zou verkrijgen vindt behalve in de notice ook steun in andere door de man overgelegde producties. Hieruit volgt namelijk dat uitsluitend de man contact heeft gehad met de solicitor, de heer N. Hunt, die de man heeft bijgestaan bij de koop, dat de factuur voor de kosten van deze solicitor op naam van de man is gesteld en ook door de man is betaald en dat partijen, nadat de man het appartement had gekocht, zijn verhuisd naar een ander adres en het appartement daarna niet meer zelf hebben bewoond.
5.17.
Tegenover deze gemotiveerde betwisting van de man heeft de vrouw onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit kan worden opgemaakt dat het appartement met gezamenlijke financiële middelen is gekocht of met de intentie dat het appartement aan beide partijen toe zou komen. Dit strookt – tot slot – met het feit dat de vrouw, zoals zij tijdens de mondelinge behandeling op 21 maart 2024 ook heeft erkend, tijdens de echtscheidingsprocedure afstand heeft gedaan van eventuele rechten op het appartement.
Weliswaar heeft de vrouw hierover verklaard dat zij dit heeft gedaan omdat zij ten tijde van de echtscheidingsprocedure mentaal niet sterk genoeg was om de discussie hierover met de man aan te gaan en alleen maar zo snel mogelijk gescheiden wilde zijn, maar ook deze stelling heeft de vrouw niet geconcretiseerd of onderbouwd, zodat de rechtbank ook hieraan voorbij gaat.
5.18.
Gelet op het bovenstaande bestaat er geen grond om de opbrengst van het appartement of het appartement op grond van de
equityte verdelen tussen partijen om zo tot een faire verdeling te komen. De rechtbank zal de vorderingen van de vrouw dan ook afwijzen.
5.19.
Omdat partijen ex- echtelieden zijn zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst het gevorderde af,
6.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Wamsteker en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 1155