ECLI:NL:RBNHO:2024:4416

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
10795403 \ CV EXPL 23-3832
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur en verrekening in het kader van dienstverlening in de ICT-sector

In deze zaak vordert de eiser, handelend onder de naam [bedrijf], dat de gedaagde, ICTDET B.V., wordt veroordeeld tot betaling van een factuur voor geleverde werkzaamheden. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen, omdat de gedaagde erkent dat de factuur nog moet worden betaald. Het beroep van de gedaagde op verrekening is afgewezen, omdat niet eenvoudig kan worden vastgesteld dat dit beroep terecht is. De eiser heeft op 5 april 2023 een factuur van € 19.263,20 verzonden, maar deze is tot op heden niet betaald. De gedaagde betwist de vordering gedeeltelijk en stelt dat de eiser zonder toestemming bij haar klant is gaan werken, wat zou leiden tot financiële schade voor ICTDET. De kantonrechter oordeelt dat er geen schriftelijke overeenkomst is waarin een concurrentie- of relatiebeding is opgenomen, en dat de gedaagde onvoldoende heeft aangetoond dat zij schade heeft geleden. De kantonrechter wijst de vordering van de eiser toe en kent ook de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten toe, waarbij de proceskosten voor rekening van de gedaagde komen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10795403 \ CV EXPL 23-3832
Uitspraakdatum: 11 april 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] handelende onder de naam [bedrijf]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ICTDET B.V.
gevestigd te Purmerend
gedaagde
verder te noemen: ICTDET
gemachtigde: [gemachtigde]
De zaak in het kort
In deze zaak vordert een eisende partij dat de gedaagde partij wordt veroordeeld tot betaling van een factuur voor werkzaamheden. De kantonrechter wijst de vordering toe, omdat gedaagde erkent dat de factuur nog moet worden betaald. Het beroep van gedaagde op verrekening slaagt niet, omdat niet eenvoudig kan worden vastgesteld dat dit beroep terecht is.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 1 november 2023 een vordering tegen ICTDET ingesteld. ICTDET heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 13 maart 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. ICTDET heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] bij brief van 27 februari 2024 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
ICTDET houdt zich bezig met het uitvoeren van opdrachten van derden met betrekking tot dienstverlening op het gebied van informatietechnologie. ICTDET heeft voor de uitvoering van opdrachten gebruik gemaakt van de diensten van [eiser].
2.2.
[eiser] is zelfstandig ondernemer en verstuurt facturen voor de door hem uitgevoerde werkzaamheden.
2.3.
Eind oktober 2016 hebben partijen een overeenkomst gesloten ‘Betreffende Inkoop van Informatietechnologie Diensten’. [eiser] is met ingang van 26 oktober 2016 tot en met medio januari 2019 door ICTDET gedetacheerd naar de rechtsvoorganger van ATOS Nederland B.V. (hierna: Atos). [eiser] was werkzaam op een project van de NS.
2.4.
Met ingang van februari 2022 is [eiser] weer via ICTDET werkzaamheden gaan verrichten bij een ander project van Atos.
2.5.
[eiser] heeft op 5 april 2023 voor de door hem verrichte werkzaamheden een factuur ter hoogte van € 19.263,20 naar ICTDET verzonden.
2.6.
Per 31 maart 2023 is de detachering van [eiser] bij Atos via ICTDET geëindigd.
2.7.
[eiser] is aansluitend rechtstreeks als zzp-er door Atos ingehuurd.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter ICTDET veroordeelt tot betaling van
€ 22.710,02, te vermeerderen met verdere rente en de proceskosten. [eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij via ICTDET diverse werkzaamheden heeft verricht voor Atos. Ondanks herhaalde aanmaning heeft ICTDET de door [eiser] voor zijn werkzaamheden verzonden factuur van € 19.263,20 niet betaald. [eiser] lijdt hierdoor schade. ICTDET dient deze schade die bestaat uit € 2.301,32 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 1.145,50 aan reeds verschenen rente aan [eiser] te vergoeden.
3.2.
ICTDET betwist de vordering gedeeltelijk. Zij voert aan – samengevat – dat zij de factuur niet betaald heeft, omdat [eiser] zonder toestemming en medeweten van ICTDET bij haar klant is gaan werken. Dit terwijl in de ICT-branche een non-concurrentiebeding en een relatiebeding standaard en gebruikelijk is. Doordat [eiser] rechtstreeks bij de klant is gaan werken, loopt ICTDET flinke financiële schade op. Bij een marge van gemiddeld € 1.500,00 per maand, komt de opgelopen schade inmiddels dicht bij het totaalbedrag van de factuur, waarbij de toekomstige periode niet eens is meegenomen. ICTDET verzoekt de factuur van [eiser] en haar schade tegen elkaar weg te strepen.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of ICTDET moet worden veroordeeld de door [eiser] voor zijn werkzaamheden verzonden factuur te voldoen. De kantonrechter beantwoordt die vraag bevestigend en legt dit hierna uit.
4.2.
ICTDET heeft erkend dat [eiser] de werkzaamheden waarvan hij in deze procedure betaling vordert, heeft verricht, en dat [eiser] daarvoor in beginsel betaald moet worden. ICTDET heeft de hoogte van het door [eiser] gevorderde bedrag ook niet betwist, zodat de vordering in zoverre toewijsbaar is. ICTDET verzoekt haar vordering in verband met de door haar geleden schade en de factuur van [eiser] tegen elkaar weg te strepen. De kantonrechter vat het verweer van ICTDET op als een beroep op verrekening. [eiser] betwist dat van verrekening sprake kan zijn.
4.3.
Een beroep op verrekening kan slechts slagen indien de gegrondheid van dit verweer op eenvoudige wijze is vast te stellen en de vordering overigens voor toewijzing vatbaar is. [1] Naar het oordeel van de kantonrechter slaagt het beroep op verrekening door ICTDET niet.
4.4.
De kantonrechter overweegt daartoe dat [eiser] en ICTDET voor de detachering van [eiser] bij Atos in februari 2022 geen schriftelijke overeenkomst hebben gesloten, waarin een concurrentie- of relatiebeding is neergelegd. Er is ook overigens niet gebleken dat partijen ten aanzien van die detachering een concurrentie- en relatiebedingbeding overeen zijn gekomen. ICTDET kan geen beroep doen op een eerder tussen partijen gesloten overeenkomst, waarin wel een concurrentiebeding stond, omdat deze overeenkomst medio januari 2019 is geëindigd.
4.5.
Verder heeft ICTDET niet weersproken dat de door [eiser] overgelegde ‘Opdrachtgever specifieke voorwaarden ATOS’ van toepassing zijn op de detachering in februari 2022. In die voorwaarden is juist opgenomen dat ICTDET als leverancier zijn medewerking dient te verlenen en dat [eiser] als deskundige wordt vrijgesteld van een eventueel overeengekomen concurrentie- en relatiebeding. Daaruit volgt dus ook dat geen concurrentie- en relatiebeding van toepassing is tussen partijen.
4.6.
Overigens geldt dat ICTDET onvoldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat en hoeveel schade zij heeft geleden als gevolg van het verbreken van de samenwerking tussen partijen en het rechtstreeks gaan werken voor Atos door [eiser].
4.7.
Gelet op het voorgaande is niet op een eenvoudige wijze vast te stellen of het beroep van ICTDET op verrekening gegrond is. De kantonrechter gaat daarom voorbij aan dat beroep.
4.8.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal toewijzen. De niet weersproken wettelijke rente wordt toegewezen omdat ICTDET in verzuim is.
4.9.
[eiser] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Omdat [eiser] niet gemotiveerd heeft gesteld dat de werkelijke buitengerechtelijke kosten hoger zijn geweest en dat het redelijk was om buitengerechtelijke kosten te maken tot dit bedrag, zal de kantonrechter conform het rapport BGK-integraal gebruik maken van de matigingsbevoegdheid van artikel 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de kosten toewijzen volgens het wettelijke tarief dat hoort bij de hoofdsom waartoe ICTDET zal worden veroordeeld. Er wordt daarom een bedrag van € 967,63 toegewezen.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van ICTDET, omdat zij overwegend ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt ICTDET tot betaling aan [eiser] van € 21.376,33, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 19.263,20 vanaf 1 november 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt ICTDET tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 109,33
griffierecht € 693,00
salaris gemachtigde € 1.086,00;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 6:136 Burgerlijk Wetboek.