ECLI:NL:RBNHO:2024:4397

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
15.169407.23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van een zedenzaak in zwembad de Waterakkers te Heemskerk voor nader onderzoek naar de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen

Op 2 mei 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland de zitting heropend in een zedenzaak waarbij een 73-jarige man wordt verdacht van ontuchtige handelingen met twee minderjarige jongens in een zwembad in Heemskerk. De zaak was eerder gesloten na een zitting op 18 april 2024, maar de verdediging had verzocht om heropening vanwege het niet volledig kunnen uitoefenen van het ondervragingsrecht. De rechtbank oordeelde dat de advocaat van de verdachte niet in staat was geweest om de jongens adequaat te ondervragen, omdat de rechter-commissaris een aantal vragen had geweigerd die cruciaal waren voor de verdediging. De rechtbank heeft besloten dat een rechtspsycholoog moet worden ingeschakeld om de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen te onderzoeken. Dit onderzoek moet binnen drie maanden worden afgerond en de bevindingen zullen tijdens een nieuwe zitting worden besproken. De rechtbank heeft de zaak geschorst in afwachting van dit onderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.169407.23
Uitspraakdatum: 2 mei 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 april 2024 in de zaak tegen:
[…],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres],
thans gedetineerd in PI Alphen aan den Rijn.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. W.M. van der Most en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. J.A.W. Knoester, advocaat te Den Haag, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 februari 2023 te Heemskerk, in/bij het zwembad [plaats],
met [getuige 1], geboren op [geboortedatum 2] en/of [getuige 2], geboren op [geboortedatum 3], die toen beiden de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- achter die [getuige 1] en/of [getuige 2] aan te lopen richting de mannenkleedkamer en/of
- de penis en/of ballen van die [getuige 1] en/of [getuige 2] vast te pakken en/of te betasten en/of op te tillen;
- tegen/aan die [getuige 1] en/of [getuige 2] te zeggen/vragen: 'hebben jullie al schaamhaar' en/of 'komt er al sperma uit' en/of 'weet je wat je kan doen met je piemel', althans woorden van gelijke aard of strekking;
- tweemaal, althans eenmaal zijn, verdachtes, ontblote (stijve) penis te tonen aan die [getuige 1] en/of [getuige 2] en/of daarbij de woorden toe te voegen; 'kijk hoe groot mijne is'.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten

Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Primair heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen van de vermeende slachtoffers onvoldoende betrouwbaar zijn om als bewijs te gebruiken. Subsidiair heeft hij vrijspraak bepleit omdat er geen sprake is geweest van een effectieve ondervragingsmogelijkheid van beide kinderen als bedoeld in artikel 6, derde lid, sub d van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). De rechter-commissaris heeft immers - in de visie van de verdediging ten onrechte - alle inhoudelijke vragen die betrekking hebben op de in de tenlastelegging neergelegde verdenking belet. Nu er onvoldoende compensatie is geboden voor het ontbreken van een effectief ondervragingsrecht, mag de rechtbank de verklaringen van beide vermeende slachtoffers ook om die reden niet gebruiken voor het bewijs. In dat geval bevat het dossier onvoldoende ander bewijs. Dit leidt ertoe dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Voor het geval de rechtbank op grond van het voorgaande niet op voorhand tot een vrijspraak komt, heeft de raadsman twee voorwaardelijke verzoeken gedaan. In de eerste plaats heeft de raadsman verzocht om alsnog in de gelegenheid gesteld te worden het ondervragingsrecht effectief uit te oefenen door de niet gestelde vragen van de verdediging opnieuw te (laten) stellen aan de vermeende slachtoffers. Mocht de rechtbank vinden dat deze vragen van de verdediging terecht zijn belet, heeft de raadsman verzocht om een rechtspsycholoog onderzoek te laten verrichten naar de betrouwbaarheid van de verklaringen van de beide kinderen bij wijze van compenserende maatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tot een bewezenverklaring gerekwireerd en zich op het standpunt gesteld dat de slachtoffers betrouwbare getuigen zijn en hun verklaringen bruikbaar voor het bewijs. De verklaringen zijn immers consistent en komen onderling op essentiële punten overeen. Dat het kwetsbare getuigen zijn met een (licht) verstandelijke beperking, doet niets af aan de betrouwbaarheid van wat zij hebben verklaard.

4.Oordeel van de rechtbank

Inleiding
Op 12 februari 2023 is door [aangever] bij de politie melding gedaan dat er eerder die dag ontucht met haar minderjarige pleegzoons - [getuige 2] en [getuige 1] - zou hebben plaatsgevonden in de kleedkamer van het zwembad [plaats] in Heemskerk. Naar aanleiding van deze melding is de politie ter plaatse gekomen en zijn [getuige 2] en [getuige 1] gezamenlijk en in het bijzijn van hun pleegmoeder, gehoord. Hiervan is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt.
[getuige 2] en [getuige 1] zijn vervolgens op 11 april 2023 ieder apart door een gecertificeerd zedenrechercheur in een kindvriendelijke studio als getuige gehoord. Gedurende deze verhoren was de verdediging niet aanwezig. De toenmalige advocaat van de verdachte heeft op dat moment niet de gelegenheid gehad om de getuigen vragen te (doen) stellen. De verdediging heeft vervolgens verzocht om [getuige 2] en [getuige 1] nogmaals als getuigen te horen. Dit verzoek is door de rechtbank toegewezen en zij heeft de rechter-commissaris belast met de uitoefening daarvan.
Voorafgaand aan de verhoren door de rechter-commissaris is de verdediging in de gelegenheid gesteld om vragen voor te leggen. Hierop heeft de verdediging een lijst met 49 vragen en een lijst met 47 vragen bij de rechter-commissaris ingediend die zij wilde laten stellen aan [getuige 2] respectievelijk [getuige 1]. Blijkens de processen-verbaal van verhoor van de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] bij de rechter-commissaris heeft een zedenrechercheur de vragen van de verdediging voorafgaand aan het verhoor bekeken en een voorstel aan de rechter-commissaris gedaan voor het verhoor. Hierop heeft de rechter-commissaris besloten dat de vragen 24 tot en met 43 niet opnieuw aan beide getuigen zullen worden gesteld. Ook de vragen 16 en 49 (enkel ten aanzien van [getuige 2]) heeft de rechter-commissaris niet laten stellen. De rechter-commissaris heeft haar beslissing gemotiveerd door te overwegen dat de getuigen elk in het eerste studioverhoor al gedetailleerd verklaard hebben wat er in de kleedkamer van het zwembad is voorgevallen. Het opnieuw beantwoorden van die vragen acht de rechter-commissaris gelet op die eerdere verklaring, waarvan zowel een woordelijk verslag als een audiovisuele registratie is, overbodig. Daarnaast kan het opnieuw moeten beantwoorden van die vragen de getuigen nadeel berokkenen. De rechter-commissaris heeft in haar oordeel betrokken dat het om minderjarige getuigen gaat met een licht verstandelijke beperking en een belast verleden. In dit verband heeft de rechter-commissaris verwezen naar de brief van de voogd van beide getuigen van de William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: William Schrikker stichting) van 29 december 2023. In deze brief is de rechter-commissaris verzocht de noodzaak tot een nieuw getuigenverhoor te heroverwegen en te bepalen dat een dergelijk verhoor om diverse in de brief genoemde redenen niet in het belang van de minderjarige getuigen is en daarom niet moet plaatsvinden.
De overige vragen die door de verdediging aan de rechter-commissaris zijn opgegeven, vragen die voornamelijk zien op de (wijze van) totstandkoming van de eerder afgelegde verklaringen, zijn wel aan [getuige 2] en [getuige 1] gesteld.
Wettelijk kader
Ten aanzien van de beoordeling van verzoeken tot het horen van getuigen, overweegt de rechtbank dat uit vaste rechtspraak volgt dat het belang bij het horen van die getuige moet worden voorondersteld als het gaat om een getuige ten aanzien van wie de verdediging het ondervragingsrecht nog niet heeft kunnen uitoefenen, terwijl deze getuige een voor de verdachte belastende verklaring heeft afgelegd. [1] Het gaat dan om een verklaring die door de rechter voor het bewijs van het ten laste gelegde feit zou kunnen worden gebruikt of al is gebruikt. In een dergelijk geval geldt dat op grond van artikel 6 EVRM aan de verdachte het recht toekomt om de authenticiteit en de betrouwbaarheid van dat bewijs te betwisten en zich tegen het gebruik ervan te verzetten. Van de verdediging mag in die situatie worden verwacht dat zij het nodige initiatief neemt voor het (doen) verrichten van (nader) onderzoek naar die authenticiteit en betrouwbaarheid. In het geval dat de verdediging ondanks dit nodige initiatief, beperkingen heeft ondervonden in de mogelijkheid om de authenticiteit en de betrouwbaarheid van het bewijs te betwisten, moet worden beoordeeld of het gebruik van de belastende verklaring voor het bewijs in overeenstemming is met het in artikel 6 EVRM gegarandeerde recht op een eerlijk proces en de daaraan verbonden notie van de 'overall fairness of the trial'. Bij deze beoordeling komt betekenis toe aan onder meer de aard van de verklaring, de door de verdediging verstrekte toelichting op de betwisting daarvan, de reden waarom het door de verdediging verzochte onderzoek niet kan worden uitgevoerd, het gewicht van de uitlatingen voor de bewezenverklaring van het feit en het bestaan van compenserende factoren voor het ontbreken van een mogelijkheid om het betreffende bewijs te kunnen betwisten. [2]
Betrouwbaarheid verklaringen
De rechtbank stelt vast dat [getuige 2] en [getuige 1] tegenover de politie, en in het bijzijn van hun pleegmoeder, samen een verklaring hebben afgelegd die door de politie als één gezamenlijke verklaring is opgetekend in een proces-verbaal van bevindingen. Een aantal weken later hebben [getuige 2] en [getuige 1] elk in een studioverhoor een getuigenverklaring afgelegd over wat er in het zwembad zou zijn voorgevallen.
De rechtbank overweegt dat wat [getuige 2] en [getuige 1] tegenover de politie hebben verklaard in lijn is met wat zij kort daarvoor aan hun pleegmoeder hebben verteld en ook op een groot aantal punten overeenkomt met hun verklaringen afgelegd tijdens de studioverhoren.
De tijdens die studioverhoren afgelegde verklaringen van beide kinderen zijn gedetailleerd als het gaat om de handelingen die de verdachte (bij hen) zou hebben gepleegd en de omstandigheden waaronder deze handelingen zouden hebben plaatsgevonden. Deze verklaringen komen bovendien in grote lijnen en op essentiële punten met elkaar overeen en hebben een voor de verdachte belastende strekking.
Tegelijkertijd stelt de rechtbank vast dat [getuige 2] en [getuige 1] gedurende het eerste politiecontact niet afzonderlijk van elkaar maar gelijktijdig zijn gehoord, dat er een gezamenlijke verklaring van beide jongens is opgetekend en dat die verklaring niet op alle punten overeenstemt met wat [getuige 2] en [getuige 1] later in het studioverhoor hebben gezegd, onder meer als het gaat om handelingen die de verdachte bij [getuige 2] zou hebben verricht. Die inconsistenties zijn echter niet zodanig en niet van dien aard dat de rechtbank daaraan op dit moment de conclusie verbindt dat de verklaringen onvoldoende betrouwbaar zijn om als bewijs te gebruiken. In dat verband vindt de rechtbank van belang dat de omstandigheid dat tijdens een studioverhoor door een (minderjarige) getuige een gedetailleerdere verklaring over de gebeurtenissen wordt afgelegd dan bij een eerste contact met de politie, op zich zelf niet onlogisch is en daarom niet noodzakelijkerwijs hoeft af te doen aan de betrouwbaarheid van zo’n verklaring.
Beperkingen in het ondervragingsrecht
Mede gelet op de ontkennende proceshouding van de verdachte en de belastende strekking van de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 1], heeft de verdediging verzocht de getuigen te (doen) ondervragen teneinde de authenticiteit en betrouwbaarheid van die belastende verklaringen te onderzoeken. De verdediging heeft naar het oordeel van de rechtbank het ondervragingsrecht wel in zekere mate maar niet volledig en ook onvoldoende effectief kunnen uitoefenen. In dat verband acht de rechtbank van belang dat een groot aantal vragen door de rechter-commissaris is belet, terwijl het merendeel van de belette vragen betrekking had op wat er in de kleedkamer van het zwembad was gebeurd en daarmee voor de verdediging juist van belang was om de betrouwbaarheid van de getuigen te kunnen toetsen. Bij dit oordeel vindt de rechtbank ook van belang dat het in deze zaak gaat om twee kwetsbare minderjarige getuigen met de nodige problematiek en afkomstig uit één pleeggezin en er mogelijk kanttekeningen zijn te plaatsen bij de wijze waarop het onderzoek is gestart (het in elkaars bijzijn horen van de getuigen).
Naar het oordeel van de rechtbank bestond er een gegronde reden om het ondervragingsrecht van de verdediging te beperken en heeft de rechter-commissaris die beslissing voldoende en begrijpelijk gemotiveerd. In dat kader overweegt de rechtbank dat de rechter-commissaris in haar proces-verbaal van 16 januari 2024 gemotiveerd heeft uiteengezet waarom er gegronde redenen bestaan te vermoeden dat de gezondheid of het welzijn van zowel [getuige 2] als [getuige 1] in gevaar wordt gebracht indien van hen wordt verlangd dat zij nogmaals verklaren over hetgeen in de kleedkamer van zwembad [plaats] is gebeurd. De beslissing van de rechter-commissaris is in dit verband onderbouwd met een verklaring van jeugdzorgmedewerker [jeugdzorgmedewerker] van de William Schrikker stichting, welke verklaring - kort samengevat - inhoudt dat het opnieuw en na een jaar horen van [getuige 2] en [getuige 1], gelet op hun licht verstandelijke beperking en hun belast verleden, waarschijnlijk negatieve invloed heeft op hun welbevinden en ontwikkeling.
Voldoende compenserende maatregelen?
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] in deze zaak voor het bewijs van beslissende betekenis zijn. De volgende vraag die de rechtbank moet beoordelen is of er - kort gezegd - voldoende compenserende maatregelen zijn genomen voor het niet effectief hebben kunnen uitoefenen van het ondervragingsrecht. In de onderhavige zaak bevat het dossier woordelijk uitgewerkte getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] afgelegd tijdens de studioverhoren en is de verdediging in de gelegenheid geweest om de audiovisuele opnames van de studioverhoren te bekijken. Indachtig hetgeen hiervoor is overwogen over het gewicht van de verklaringen voor de bewezenverklaring van het feit, de bestaande inconsistenties in die verklaringen, de kwetsbaarheid van de getuigen en de start van het onderzoek, is dit naar het oordeel van de rechtbank - in het licht van het in artikel 6 EVRM gegarandeerde recht op een eerlijk proces - vooralsnog onvoldoende compenserend voor de door de verdediging ondervonden beperkingen bij het onderzoek naar de betrouwbaarheid van hun verklaringen en het kunnen betwisten daarvan. Immers, de verdediging heeft niet zelf de getuigen kunnen bevragen en alle vragen die betrekking hebben op wat er in de kleedkamer van het zwembad zou zijn gebeurd en die daarmee direct betrekking hebben op de aan de verdachte ten laste gelegde verdenking, zijn belet. Gelet op de omstandigheden, genoemd in de brief van William Schrikker stichting, is de rechtbank van oordeel dat het nogmaals (doen) ondervragen van de getuigen voor deze jeugdige getuigen te belastend is. Bovendien geldt dat het gelet op het tijdsverloop nog maar zeer de vraag is of deze verhoren nog wezenlijk kunnen bijdragen aan een beoordeling/toetsing van de betrouwbaarheid van die verklaringen. Het voorwaardelijk verzoek van de verdediging om alsnog in de gelegenheid gesteld te worden de niet gestelde vragen opnieuw aan [getuige 2] en [getuige 1] te (laten) stellen, wijst de rechtbank daarom af. Mede gelet op het tijdsverloop sinds de vermeende gebeurtenissen in februari 2023 kunnen eventuele compenserende maatregelen dan ook enkel worden geboden door een rechtspsycholoog onderzoek te laten uitvoeren naar de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuigen.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank acht zich, gelet op wat hiervoor is overwogen, nog niet volledig en voldoende voorgelicht en zal het onderzoek heropenen.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat door een deskundige, te weten een rechtspsycholoog, een onderzoek zal worden ingesteld naar de betrouwbaarheid van de door [getuige 2] en [getuige 1] afgelegde verklaringen in beide studioverhoren, mede in het licht van hetgeen is gerelateerd in het proces-verbaal van bevindingen van 12 februari 2023. Dit onderzoek moet worden uitgevoerd aan de hand van het gehele strafdossier met inbegrip van de audiovisuele opnamen van de studioverhoren van beide minderjarige getuigen. De stukken zullen daartoe in handen van de rechter-commissaris worden gesteld, met als opdracht om - in samenspraak met de officier van justitie en de verdediging - een deskundige te benoemen en een vraagstelling te formuleren.
De rechtbank zal daarbij bepalen dat een kopie van het gehele procesdossier alsmede van de audiovisuele registraties van de studioverhoren van [getuige 2] en [getuige 1] aan voornoemde deskundige ter beschikking zullen worden gesteld.

5.Beslissing

De rechtbank:
- heropent het op 18 april 2024 gesloten onderzoek ter terechtzitting;
- stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris met als opdracht om in overleg met de officier van justitie en de raadsman van de verdachte een rechtspsycholoog te benoemen en door deze rechtspsycholoog een onderzoek te laten uitvoeren naar de betrouwbaarheid van de door de minderjarige getuigen [getuige 2] en [getuige 1] afgelegde verklaringen in de studioverhoren;
- bepaalt dat ten behoeve van het uit te voeren onderzoek een kopie van het gehele procesdossier alsmede van de audiovisuele registraties van de studioverhoren van [getuige 2] en [getuige 1] door de rechter-commissaris aan de te benoemen rechtspsycholoog ter beschikking zullen worden gesteld;
- schorst het onderzoek ter terechtzitting in het belang daarvan voor onbepaalde tijd en
stelt de uiterste termijn waarbinnen het onderzoek op de terechtzitting dient te worden hervat op drie maanden. Deze termijn is langer dan een maand om de klemmende reden dat moet worden aangenomen dat een kortere termijn ontoereikend zal zijn voor het voltooien van het door de rechtspsycholoog uit te voeren onderzoek, het doen rapporteren omtrent de betrouwbaarheid van de afgelegde getuigenverklaringen en het appointeren van de zaak ter voortzetting van de behandeling;
- beveelt de oproeping van de verdachte, tegen een nader te bepalen datum en tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting zal worden voortgezet, met verstrekking van een afschrift van die oproeping aan de raadsman van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.D. Kleijne, voorzitter,
mrs. M. Hoendervoogt en B. Voogd, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers, mrs. J.J. van der Velden en M. Altena,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 mei 2024
mr. J.J. van der Velden is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576
2.Vgl. HR 17 oktober 2023, ECLI:NL:HR:2023:1461 en HR 21 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1549