ECLI:NL:RBNHO:2024:4388

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
15/127717-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting binnen het huwelijk wegens gebrek aan bewijs van dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 april 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting binnen het huwelijk. De tenlastelegging betrof het seksueel binnendringen van het lichaam van de vrouw door de verdachte, waarbij hij zou hebben gedreigd of geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan twee jaar voorwaardelijk, en een schadevergoeding voor de benadeelde partij.

Tijdens de zitting op 4 april 2024 heeft de rechtbank de verklaringen van de aangeefster en de verdachte gehoord. De aangeefster verklaarde dat zij niet had ingestemd met de seksuele handelingen en dat de verdachte haar onder dwang had gedwongen. De verdachte daarentegen stelde dat de handelingen op vrijwillige basis plaatsvonden. De rechtbank heeft ook getuigenverklaringen in het dossier bekeken, maar twijfelde aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen, mede door de invloed van de aangeefster op de getuigen.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de vereiste mate van dwang voor verkrachting vast te stellen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs was geleverd van de beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/127717-20 (P)
Uitspraakdatum: 18 april 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 april 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.G.T. Kramer, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L. van Tiggelen, advocaat te Heerlen, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2017 tot en met 31 januari 2019 te Wormer, gemeente Wormerland, althans (telkens) in Nederland,
(telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid (telkens) (zijn vrouw) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het (telkens) een en/of meermalen:
  • brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] en/of (vaginale en/of anale) gemeenschap hebben met [slachtoffer] en/of
  • brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] hem, verdachte, laten pijpen,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid uit het (telkens) een en/of meermalen:
duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of vasthouden van het lichaam van die [slachtoffer] en/of bovenop het lichaam van die [slachtoffer] liggen (waardoor die [slachtoffer] niet kon wegkomen), althans hebben van een fysiek overwicht op die [slachtoffer] en/of
  • onverhoeds zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer] brengen en/of
  • doorgaan met anaal binnendringen terwijl die [slachtoffer] huilde en/of pijn had en/of schreeuwde en/of zei dat ze het niet wilde, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
  • hebben van een (geestelijk) overwicht op die [slachtoffer] (door zijn, verdachtes, functie van/als docent in de moskee en/of aanzien en/of geslacht en/of door een beroep te doen op vermeende Islamitische waarden) en/of
  • (aldus) voor die [slachtoffer] (telkens) een zodanig bedreigende en/of overweldigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich niet aan het seksueel binnendringen met verdachte kon onttrekken en/of durfde te onttrekken.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan twee jaren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
3.3.
Vrijspraak
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van verkrachting is vereist dat het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer onder dwang is gebeurd. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak niet kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van seksuele handelingen met deze vereiste dwang.
Op grond van het dossier en het verhandelde op de zitting is komen vast te staan dat tussen de verdachte en de aangeefster seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, waarbij de verdachte het lichaam van de aangeefster seksueel is binnengedrongen. De aangeefster heeft verklaard dit niet te hebben gewild en dat de verdachte haar met zowel fysiek als psychisch overwicht heeft gedwongen tot het ondergaan van deze seksuele handelingen. De verdachte heeft verklaard dat de seksuele handelingen op basis van vrijwilligheid zijn verricht.
Het dossier bevat naast de verklaring van de aangeefster onder meer enkele getuigenverklaringen die de door de aangeefster omschreven dwang bevestigen. Daarnaast bevat het dossier onder meer een verklaring op schrift van de ex-echtgenote van de verdachte, [getuige] , door de aangeefster ingebracht onder vermelding dat de verdachte met haar vrijwel hetzelfde deed.
Uit Whatsappberichten in het dossier leidt de rechtbank af dat de aangeefster zich in vergaande mate heeft bemoeid met de totstandkoming en exacte formulering van de verklaring van [getuige] . Voorts merkt de rechtbank op dat in de getuigenverklaringen van de vriendinnen/kennissen en moeder van de aangeefster telkens dezelfde elementen terugkomen en wel in zodanige mate dat de rechtbank, mede bezien in het licht van voornoemde sturende Whatsappberichten, sterk twijfelt aan de betrouwbaarheid van deze getuigenverklaringen en deze daarom onvoldoende bruikbaar acht om als steunbewijs voor de verklaring van de aangeefster te kunnen dienen.
Omdat het dossier voor het overige geen objectieve bewijsmiddelen bevat die in voldoende mate bijdragen aan de overtuiging dat telkens sprake is geweest van dwang door de verdachte, resteert wat dat betreft alleen de verklaring van de aangeefster.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de voor verkrachting vereiste mate van dwang heeft uitgeoefend, zodat de verdachte moet worden vrijgesproken van verkrachting.

4.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 10.000,00 ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Ramondt, voorzitter,
mrs. J.J. Roos en S. van Excel, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.C. ten Klooster,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 april 2024.
Mr. Van Excel is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.