ECLI:NL:RBNHO:2024:4387
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot toepassing van gijzeling op grond van artikel 6:6:25 lid 1 onder b Wetboek van Strafvordering
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 16 april 2024 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot machtiging voor gijzeling van de veroordeelde. De vordering was gebaseerd op artikel 6:6:25 lid 1 onder b van het Wetboek van Strafvordering, in het kader van een ontnemingsmaatregel. De veroordeelde had een ontnemingsmaatregel opgelegd gekregen ter hoogte van € 348.792,04, maar had tot op heden geen betalingen verricht. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde onvoldoende inspanningen had verricht om inkomsten te verkrijgen en dat hij blijk gaf van betalingsonwil. De officier van justitie had aanvankelijk een gijzeling van 270 dagen gevorderd, maar de rechtbank besloot deze termijn te matigen tot 60 dagen, omdat een kortere duur voldoende zou zijn om de veroordeelde te stimuleren zijn gedrag te veranderen en betaald werk te zoeken. De rechtbank wees de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toe en machtigde de gijzeling voor 60 dagen, terwijl de overige delen van de vordering werden afgewezen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.