Op 18 maart 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die opzettelijk 6.267,3 gram cocaïne heeft ingevoerd op 17 december 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft op basis van de feiten en omstandigheden, waaronder de verklaring van de verdachte en verschillende processen-verbaal, tot een bewezenverklaring van het feit gekomen.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de LOVS-oriëntatiepunten, die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 40 tot 42 maanden als uitgangspunt geven voor de invoer van 6.000 tot 7.000 gram harddrugs. De rechtbank heeft echter ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn rol als kostwinnaar van zijn gezin en de armoedige omstandigheden die hebben geleid tot het strafbare feit.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen gronden zijn om de LOVS-oriëntatiepunten buiten beschouwing te laten, maar heeft wel besloten om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De verdachte is strafbaar verklaard voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, en de rechtbank heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften vermeld, waaronder artikel 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 14a, 14b, 14c van het Wetboek van Strafrecht.