ECLI:NL:RBNHO:2024:4373
Rechtbank Noord-Holland
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van vorderingen in kort geding met betrekking tot executiegeschil
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft de voorzieningenrechter op 30 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding. De eiseres, bijgestaan door mr. R.H. Bouwman, had een vordering ingediend tegen de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. Y. Bruin, met betrekking tot een executiegeschil. De mondelinge behandeling vond plaats op 3 april 2023, waarbij de voorzieningenrechter de zaak heeft gehoord en na afloop direct uitspraak heeft gedaan.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de eiseres afgewezen. De rechter oordeelde dat de vorderingen in kort geding alleen kunnen worden toegewezen als er sprake is van een spoedeisend belang, wat in dit geval wel aanwezig was. Echter, de voorzieningenrechter wees erop dat er al een eerdere uitspraak van de Nederlandse rechter was gedaan, die uitvoerbaar bij voorraad was verklaard. Dit betekende dat de gedaagde het vonnis in principe mocht uitvoeren, ondanks het feit dat de eiseres in hoger beroep was gegaan.
De voorzieningenrechter benadrukte dat de executie alleen kan worden geschorst als er geen in redelijkheid te respecteren belang is voor de gedaagde om het vonnis uit te voeren. De advocaat van de eiseres bevestigde dat er geen juridische of feitelijke misslagen in het vonnis waren. De rechter concludeerde dat de situatie na het eerdere vonnis van 6 december 2022 niet was veranderd en dat de belangen van de eiseres niet voldoende waren om de executie te blokkeren. Uiteindelijk werd de vordering van de eiseres afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.