In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 april 2024 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die eerder was veroordeeld voor diefstal van cryptovaluta. De rechtbank heeft de ontnemingsvordering van de officier van justitie toegewezen, waarbij een bedrag van € 10.525,97 werd vastgesteld als wederrechtelijk verkregen voordeel. De vordering was gebaseerd op de strafbare feiten waarvoor de verdachte op 11 en 15 april 2024 was gedagvaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 oktober 2021 in Nederland, in vereniging met anderen, 859,9 XMR (Monero) heeft weggenomen van een slachtoffer, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen. De officier van justitie had de vordering ingediend op 26 maart 2024, en de rechtbank heeft de zaak behandeld op de zittingen van 11 en 15 april 2024, waarbij de verdachte en zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen, aanwezig waren. De raadsman heeft verzocht om afwijzing van de vordering, maar de rechtbank oordeelde dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel deugdelijk was onderbouwd. De rechtbank heeft de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd, en de duur van de gijzeling is vastgesteld op maximaal 210 dagen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.