ECLI:NL:RBNHO:2024:4369

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
10826105 \ CV EXPL 23-5244
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis en ontvankelijkheid van de eisende partij in het verzet

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eisende partij in verzet, vertegenwoordigd door mr. M. Heimensem, heeft verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van 9 september 2013, waarbij zij was veroordeeld tot betaling van abonnementsgelden aan Ziggo B.V. De eisende partij in verzet stelde dat zij nooit een abonnement bij Ziggo had afgesloten en dat het verstekvonnis niet op de juiste wijze aan haar was betekend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij in verzet ontvankelijk is in het verzet, omdat het vonnis van 2013 niet in persoon aan haar was betekend en er geen daad van bekendheid was die de verzettermijn had doen aanvangen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Ziggo niet voldoende bewijs heeft geleverd dat er een overeenkomst tot stand was gekomen tussen Ziggo en de eisende partij in verzet. De oorspronkelijke vordering van Ziggo is afgewezen, en Ziggo is veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10826105 \ CV EXPL 23-5244
Uitspraakdatum: 15 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eisende partij in verzet]
wonende te [woonplaats]
eisende partij in het verzet
verder te noemen: [eisende partij in verzet]
gemachtigde: mr. M. Heimensem
(toevoeging: 4PX5378)
tegen
de besloten vennootschap
Ziggo B.V.
gevestigd te Utrecht
gedaagde partij in het verzet
verder te noemen: Ziggo
gemachtigde: LAVG BV (Groningen)

1.Het procesverloop

1.1.
Ziggo heeft bij inleidende dagvaarding van 16 juli 2013 een vordering ingesteld tegen [eisende partij in verzet] . [eisende partij in verzet] is niet verschenen, waarna [eisende partij in verzet] bij verstekvonnis van 9 september 2013 is veroordeeld.
1.2.
Bij dagvaarding van 24 november 2023 is [eisende partij in verzet] in verzet gekomen van dat verstekvonnis. Ziggo heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [eisende partij in verzet] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De vordering en het verweer

2.1.
Ziggo heeft bij inleidende dagvaarding van [eisende partij in verzet] , naast nevenvorderingen, betaling gevorderd van € 486,02. Ziggo heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat [eisende partij in verzet] abonnementsgelden en gebruikskosten vanwege door Ziggo geleverde diensten niet heeft betaald.
2.2.
[eisende partij in verzet] is door de kantonrechter bij verstek veroordeeld tot betaling van het gevorderde. Ook de nevenvorderingen zijn toegewezen.
2.3.
[eisende partij in verzet] vordert, in de verzetdagvaarding, ontheffing van de veroordeling en afwijzing van de oorspronkelijke vordering.
2.4.
Ziggo stelt dat [eisende partij in verzet] te laat is met het instellen van het verzet, zodat zij niet-ontvankelijk verklaard moet worden in het verzet. Ziggo volhardt bij haar oorspronkelijke vordering.

3.De beoordeling

[eisende partij in verzet] is ontvankelijk in het verzet.
3.1.
Het verzet is een rechtsmiddel voor de gedaagde die niet verschenen is en dus niet gehoord is om alsnog voor de rechter te verschijnen en zijn verweer naar voren te brengen. Het verzet moet op grond van artikel 143 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) worden gedaan bij exploot van dagvaarding binnen vier weken na de betekening van het vonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon, of na het plegen door deze van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is.
3.2.
De Hoge Raad heeft de maatstaf van artikel 143 lid 2 Rv, die inhoudt dat de verzettermijn aanvangt na het plegen door de veroordeelde van een daad van bekendheid, zodanig ingevuld dat de veroordeelde zélf een handeling moet hebben verricht waaruit ondubbelzinnig valt op te maken dat hij over voldoende gegevens met betrekking tot (de inhoud van) zijn veroordeling beschikt om zich daartegen tijdig en adequaat te kunnen verzetten. Voldoende is dat hij ermee bekend is op vordering van wie, waartoe en door welk gerecht hij is veroordeeld, kortom, dat hij bekend is met de hoofdinhoud van het vonnis. Bij twijfel daarover vangt de verzettermijn niet aan. [1]
3.3.
Vaststaat dat het vonnis van 9 september 2013 niet in persoon aan [eisende partij in verzet] is betekend en dat op 8 november 2021 een deurwaarder van LAVG bij [eisende partij in verzet] beslag heeft gelegd op een motor. Het proces-verbaal van executoriaal beslag is op 8 november 2021 in een gesloten envelop bij [eisende partij in verzet] gelaten. Die stukken vermelden dat er sprake is van een executoriale titel van 9 september 2013 ten gunste van Ziggo. Niet is gesteld of gebleken dat een afschrift van die titel, het vonnis van 9 september 2013, bij die stukken is gevoegd.
3.4.
Ook staat vast dat [eisende partij in verzet] op 11 en 12 november 2021 telefonisch contact heeft gehad met deurwaarderskantoor LAVG. Door Ziggo, althans LAVG, is de verslaglegging van die gesprekken ingezonden. Op de inhoud daarvan is [eisende partij in verzet] niet ingegaan. Uit het verslag van 11 november 2021 blijkt dat besproken is dat het om een vordering van Ziggo gaat en dat [eisende partij in verzet] meent dat zij nooit diensten van Ziggo heeft afgenomen, maar wellicht haar ex-partner wel. Op 12 november 2021 vraagt zij om toezending van het vonnis.
3.5.
Getoetst aan het in 3.3. beschreven criterium kunnen de telefonisch contacten van [eisende partij in verzet] met LAVG op 11 en 12 november 2021 niet kwalificeren als een daad van bekendheid. Zij was toen immers niet op de hoogte van de inhoud van het vonnis van 9 september 2013. Een telefonische mededeling over de inhoud van het vonnis is daarvoor niet voldoende.
3.6.
Ziggo stelt dat zij op verzoek van [eisende partij in verzet] het verstekvonnis op 12 november 2021 per e-mail aan haar heeft verzonden, maar [eisende partij in verzet] ontkent de ontvangst daarvan. Ziggo heeft een stuk overgelegd waaruit de verzending van een e-mailbericht gedateerd 12 november 2021 aan [eisende partij in verzet] zou blijken.
3.7.
Een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring heeft pas werking als die de betreffende persoon heeft bereikt. Dat is de ontvangsttheorie van artikel 3:37 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Wat betreft emailverkeer is nodig en voldoende dat (blijkt dat) het betreffende bericht in de "in-box" van de geadresseerde is gekomen. Verzending alleen is onvoldoende.
3.8.
Dat het bericht van 12 november 2021 door [eisende partij in verzet] in haar "in-box" is ontvangen blijkt niet. Het ligt op de weg van Ziggo om de stelling - dat de inhoud van het vonnis per email van 12 november 2021 bekend is geworden - te bewijzen. Omdat Ziggo de ontvangst van het e-mailbericht niet nader heeft toegelicht en onderbouwd, kan niet worden vastgesteld dat het e-mailbericht en daarmee het vonnis [eisende partij in verzet] toen heeft bereikt. Dat volgens Ziggo het e-mailbericht niet is geretourneerd en geen fout is gemeld, is daarvoor niet voldoende. Ziggo heeft geen nader concreet bewijsaanbod ten aanzien van deze ontvangst aangeboden. Een en ander betekent dat, anders dan Ziggo stelt, niet kan worden vastgesteld dat [eisende partij in verzet] toen van de inhoud van het vonnis op de hoogte is geraakt. De verzettermijn is 11 of 12 november 2021 niet aangevangen.
3.9.
[eisende partij in verzet] heeft naar aanleiding van een bezoek van een deurwaarder op 6 maart 2023 en de ontvangst van een e-mail bericht met bijlagen van deurwaarder LAVG gesteld dat zij de bijlagen niet kon openen. [eisende partij in verzet] heeft toen daarover geen contact gezocht met Ziggo of LAVG, naar zij stelt omdat zij vermoedde dat sprake was van fraude. Ziggo heeft niet gesteld of toegelicht welke stukken toen aan [eisende partij in verzet] zouden zijn gezonden. Dat [eisende partij in verzet] toen van de inhoud van het verstekvonnis van 9 september 2013 op de hoogte is geraakt, kan, zonder toelichting, niet worden vastgesteld. Van een daaruit of daarop volgende daad van bekendheid is evenmin gebleken.
3.10.
[eisende partij in verzet] heeft naar aanleiding van het op 5 oktober 2023 bij haar werkgever gelegde beslag een gemachtigde ingeschakeld. Die gemachtigde heeft op 30 oktober 2023 het dossier inclusief het verstekvonnis van de deurwaarder ontvangen. Het verzet is binnen vier weken na de ontvangst van die stukken ingesteld. [eisende partij in verzet] is daarom ontvankelijk in het verzet.
De vordering van Ziggo wordt afgewezen
3.11.
Ziggo vordert betaling van abonnementsgelden en een vergoeding van rente en kosten omdat die abonnementsgelden niet tijdig zijn betaald en deze procedure nodig is om tot incasso van de vordering te komen. [eisende partij in verzet] voert een verweer dat, ontdaan van alles wat wordt opgemerkt ten aanzien van de onduidelijkheid van de vordering, het tijdsverloop en de daarmee samenhangende vermoedens van fraude, hierop neerkomt dat zij betwist dat zij een abonnement heeft (gehad) bij Ziggo. Ziggo heeft in reactie op dat verweer volhard bij de vordering zoals die in de dagvaarding is omschreven en verwezen naar de bij de dagvaarding van 16 juli 2013 gevoegde stukken.
3.12.
Gelet op het verweer van [eisende partij in verzet] ligt het op de weg van Ziggo om voor bewijs vatbare feiten te stellen waaruit volgt dat de door haar gestelde overeenkomsten tot stand zijn gekomen. Dat heeft Ziggo niet gedaan. De bij de inleidende dagvaarding gevoegde stukken onderbouwen niet dat er een overeenkomst tussen Ziggo en [eisende partij in verzet] tot stand is gekomen. Het insturen van enkele facturen en aanmaningen is daarvoor niet voldoende. Ziggo heeft haar vordering, tegenover het verweer, onvoldoende onderbouwd. Dat brengt met zich dat het bestaan van de door Ziggo gestelde overeenkomst niet is komen vast te staan en dat haar vordering alsnog moet worden afgewezen.
3.13.
Het verzet is gegrond. Het verstekvonnis kan niet in stand blijven. De oorspronkelijke vordering zal alsnog worden afgewezen.
De proceskosten komen voor rekening van Ziggo
3.14.
Ziggo wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van zowel de verstek- als de verzetprocedure, met dien verstande dat de kosten van de verzetdagvaarding door [eisende partij in verzet] zelf gedragen moeten worden. Ziggo wordt ook veroordeeld tot betaling van de door [eisende partij in verzet] gevorderde nakosten. Omdat [eisende partij in verzet] procedeert met een toevoeging, ontbreekt een wettelijke grondslag voor een veroordeling tot betaling van eventuele explootkosten van betekening van dit vonnis.
3.15.
De proceskosten van [eisende partij in verzet] worden begroot op
salaris gemachtigde € 270,00 ( 2 punten x tarief € 135,00)
nakosten
€ 67,50( ½ punt x tarief € 135,00)
Totaal € 337,50.
3.16.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verklaart het verzet gegrond en vernietigt het verstekvonnis van 9 september 2013;
4.2.
wijst de oorspronkelijke vordering alsnog af;
4.3.
veroordeelt Ziggo tot betaling van de proceskosten van € 337,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
4.4.
veroordeelt Ziggo tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Hoge Raad 9 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ0652.