Op 29 april 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in de ontnemingszaak met parketnummer 15/266122-21. De rechtbank heeft de ontnemingsvordering van de officier van justitie toegewezen, waarbij een bedrag van € 141.144,80 is vastgesteld als wederrechtelijk verkregen voordeel. Deze beslissing volgt op de veroordeling van de verdachte voor diefstal van cryptovaluta, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 oktober 2021 in Nederland, in vereniging met anderen, 859,9 XMR (Monero) heeft weggenomen van een slachtoffer door middel van een valse sleutel.
De officier van justitie had op 14 maart 2024 een vordering ingediend om het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen. De rechtbank heeft het onderzoek op 11 en 15 april 2024 gehouden, waarbij de verdachte en zijn raadsman, mr. M.M. Kuyp, zijn gehoord. De raadsman heeft de vordering betwist, maar niet inhoudelijk. De rechtbank heeft de ontnemingsrapportage van 18 juli 2023 in overweging genomen, waarin het wederrechtelijk verkregen voordeel is berekend op basis van de ontvreemde Monero en de kosten die de verdachte heeft gemaakt.
De rechtbank concludeert dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel deugdelijk is onderbouwd en dat er geen redenen zijn om aan de juistheid daarvan te twijfelen. De rechtbank legt de verplichting op aan de verdachte om het bedrag van € 141.144,80 aan de Staat te betalen ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel. Tevens is de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 1080 dagen, indien de verdachte niet aan zijn betalingsverplichting voldoet.