3.3.2Bewijsmotivering
3.3.2.1 Uitgangspunten bij de beoordeling van het bewijs
Bij de beoordeling van de tenlastelegging neemt de rechtbank de verklaringen van aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) als uitgangspunt. De juistheid van zijn verklaring is door de verdachte en zijn raadsman niet betwist en de rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid of betrouwbaarheid van deze verklaring. De verklaring van [slachtoffer] houdt – kort samengevat – het volgende in.
[slachtoffer] is op 1 oktober 2021 rond 07:00 uur op een parkeerterrein in Hoorn aangesproken door een man. De man richtte een vuurwapen op het hoofd van [slachtoffer]. Toen verschenen er nog twee mannen. Eén van die mannen nam [slachtoffer]’s autosleutel af. [slachtoffer] werd gedwongen in zijn eigen auto te stappen, en op de achterbank te gaan zitten. [slachtoffer]’s koffer werd in de kofferbak gezet. De drie mannen stapten ook in en met zijn vieren reden ze weg. In de auto werden de polsen van [slachtoffer] aan elkaar gebonden door middel van kabelbinders (“tie-rips”). [slachtoffer] werd onder bedreiging van het vuurwapen gedwongen zijn telefoons af te geven. Ook moest hij de inlogcodes voor zijn telefoon en zijn KuCoin-app – een app waarin cryptoportemonnees (“wallets”) beheerd kunnen worden – aan de mannen vertellen. Op enig moment is één van de drie mannen uitgestapt. Daarna reden de andere twee met [slachtoffer] verder. Na nog enige tijd te hebben rondgereden, stapten ook de twee andere mannen uit en is [slachtoffer] achtergelaten in zijn auto, in Middelie. Het was toen 08:15 uur. Later bleek cryptovaluta uit de KuCoin-wallet van [slachtoffer] te zijn weggenomen, namelijk afgerond 859,96 Monero. De weggenomen Monero waren op die dag omgerekend € 186.507,39 waard.
De rechtbank zal bovenstaand feitencomplex, dat in de tenlastelegging is neergelegd in de feiten 1 tot en met 4, in het navolgende ook aanduiden als ‘de overval’.
Op de jas van [slachtoffer] en op de kabelbinders die om zijn polsen zaten, is celmateriaal aangetroffen en onderzocht. Samenvattend geldt dat de bij dit onderzoek verkregen DNA-profielen meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker zijn wanneer de bemonsteringen DNA van medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) bevatten, dan wanneer de bemonsteringen DNA bevatten van een willekeurige, niet aan [medeverdachte 1] verwante persoon. Met inachtneming van de rest van het dossier concludeert de rechtbank hieruit dat [medeverdachte 1] donor is van het op de kabelbinders en de jas aangetroffen celmateriaal.
Tot slot neemt de rechtbank op grond van het dossier als vaststaand nog aan dat:
[verdachte] ten tijde van de feiten een collega van [slachtoffer] was;
dat [verdachte] en [slachtoffer] allebei werkten in Middenmeer;
dat [medeverdachte 1] de vader van de kinderen van [naam 1] (hierna: [naam 1]) isen
dat die [naam 1] de halfzus is van [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]).
3.3.2.2 Andere feiten en omstandigheden
Met de hierboven omschreven uitgangspunten in gedachten beoordeelt de rechtbank de rest van de bewijsmiddelen in het dossier. Deze bewijsmiddelen deelt de rechtbank in de volgende categorieën in:
bewijsmiddelen met betrekking tot de telefoonnummers van de verdachten;
bewijsmiddelen met betrekking tot reisbewegingen van en onderlinge contacten tussen vermeende dadertelefoons;
bewijsmiddelen met betrekking tot een link tussen een vermeende dadertelefoon en het telefoonnummer dat aan [verdachte] wordt toegeschreven;
bewijsmiddelen met betrekking tot reisbewegingen van een vermeende dadertelefoon en telefoon met nummer van [verdachte] op 1 oktober 2021;
bewijsmiddelen met betrekking tot kennis van [verdachte] van de cryptovaluta van [slachtoffer];
bewijsmiddelen met betrekking tot onderlinge contacten verdachten op 1 oktober 2021;
bewijsmiddelen met betrekking tot reisbewegingen van en onderlinge contacten tussen de telefoonnummers van de verdachten op data voor 1 oktober 2021 (vermeende voorverkenningen);
bewijsmiddelen met betrekking tot cryptotransacties op en na 1 oktober 2021.
De rechtbank zal in het navolgende deze acht categorieën bespreken, waarderen en er conclusies aan verbinden.
Ad 1 – bewijsmiddelen met betrekking tot de telefoonnummers van de verdachten
Door de politie wordt geconcludeerd dat [verdachte], [medeverdachte 2], medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]) en [medeverdachte 1] de gebruikers zijn van de volgende telefoonnummers:
Telefoonnummer
Verdachte
[telefoonnummer 1]
[verdachte]
[telefoonnummer 2]
[medeverdachte 2]
[telefoonnummer 3]
[medeverdachte 2]
[telefoonnummer 4]
[medeverdachte 3]
[telefoonnummer 5]
[medeverdachte 1]
Voor de leesbaarheid van het vonnis zal hierna telkens de laatste vier cijfers van telefoonnummers worden genoemd.
[medeverdachte 2] heeft in zijn politieverhoor bevestigd dat hij de gebruiker is van telefoonnummer [telefoonnummer 2]. Gelet op de bewijsmiddelen in het dossier gaat de rechtbank er van uit dat ook de overige koppelingen tussen verdachten en telefoonnummers juist zijn en merkt de rechtbank de verdachten aan als de gebruikers van de genoemde telefoonnummers.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat telefoonnummer [telefoonnummer 5] niet in gebruik was bij [medeverdachte 1], maar bij [naam 1]. De rechtbank gaat, gelet op de stukken in het dossier over het gebruik van dit nummer in combinatie met het onder ad 7 te bespreken meereizen van de [telefoonnummer 5] met [medeverdachte 1] op 14 september 2021, aan deze verklaring voorbij.
Ad 2 – bewijsmiddelen met betrekking tot reisbewegingen van en onderlinge contacten tussen vermeende dadertelefoons
Uit onderzoek naar de aanwezige telefoonnummers in de zendmastgebieden van het startpunt van de overval (Hoorn) en het eindpunt van de overval (Middelie), is gebleken dat de simkaart met telefoonnummer [telefoonnummer 6] in beide zendmastgebieden is geregistreerd. Deze registraties hebben plaatsgevonden omstreeks tijden die overeenkomen met de verklaring van [slachtoffer] over de begintijd en de eindtijd van de overval.
Uit onderzoek naar de registraties van telefoonnummer [telefoonnummer 6] blijkt dat dit nummer op 1 oktober 2021 in het tijdvak waarin [slachtoffer] wordt rondgereden met de drie daders bij hem in de auto, contact heeft met telefoonnummer [telefoonnummer 7] (hierna: [telefoonnummer 7]). Nummer [telefoonnummer 7] heeft in datzelfde tijdvak ook contact met telefoonnummer [telefoonnummer 8] (hierna: [telefoonnummer 8]).
Uit een verdere analyse van de [telefoonnummer 6], [telefoonnummer 7] en [telefoonnummer 8] blijkt dat alle drie deze nummers geactiveerd zijn op 29 september 2021, tussen 18:32 en 18:34 uur. Daarbij straalden alle drie de nummers dezelfde zendmast in Capelle aan den IJssel aan.
In het dossier bevinden zich lijsten met de door deze drie nummers op 1 oktober 2021 aangestraalde zendmasten. De rechtbank heeft deze informatie gelegd naast de verklaring van [slachtoffer], die hierboven door de rechtbank als uitgangspunt is genomen, en de zich in het dossier bevindende camerabeelden van nabij het startpunt van de overval. Dit heeft geleid tot onderstaande tabel, waarbij de aangehaalde plaatsen steeds betekenen dat het betreffende telefoonnummer een zendmast in die plaats aanstraalt.
Verklaring [slachtoffer] / camerabeelden
Reisbewegingen [telefoonnummer 6]
Reisbewegingen [telefoonnummer 7]
Reisbewegingen [telefoonnummer 8]
06:25 tot 06:39 uur – Berkhout
06:26 uur – Berkhout
06:51 uur – Berkhout
07:08 uur –
[slachtoffer] loopt naar zijn auto, geparkeerd in Hoorn
07:11 uur –
de auto van [slachtoffer] rijdt weg van parkeerplaats in Hoorn
07:11 tot 07:16 uur – Hoorn
07:11 uur – Berkhout
07:17 uur – Berkhout
07:17 uur – Hoorn
07:22 uur – Scharwoude
07:23 uur – Berkhout
07:23 uur – Scharwoude
07:23 – Scharwoude
± 07:26 uur – één van de daders stapt uit de auto (exacte locatie onbekend)
07:26 uur – Oosthuizen
07:27 uur – De Goorn
07:35 uur – Purmerend
07:35 uur – Wijdewormer
07:34 uur – Purmerend
08:09 uur – Zuidoostbeemster
08:09 uur – Oosthuizen
08:15 uur – de andere twee daders zijn ook uitgestapt en laten de auto en [slachtoffer] achter in Middelie
08:15 uur – Purmerend
08:15 uur – Uithoorn
De rechtbank concludeert dat de drie telefoons op 1 oktober 2021 tussen 06:25 uur en 07:35 uur min of meer dezelfde reisbewegingen maken. Er zijn geen registraties van deze nummers meer na 1 oktober 2021 om 08:15 uur. De nummers zijn niet op naam gesteld.
Samenvattend zijn de drie telefoonnummers anderhalve dag voor de overval op [slachtoffer] gelijktijdig en onder dezelfde zendmast geactiveerd, stralen de telefoonnummers aan in (de omgeving van) de plaatsen delict tijdens het begaan van de overval, hebben zij onderling contact en worden de nummers direct na het einde van de overval niet meer gebruikt.
Gelet op al deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat de nummers [telefoonnummer 6], [telefoonnummer 7] en [telefoonnummer 8] in gebruik waren bij de daders van de overval op [slachtoffer].
Ad 3 – bewijsmiddelen met betrekking tot een link tussen een vermeende dadertelefoon en het telefoonnummer dat aan [verdachte] wordt toegeschreven
Onder ad 2 is geconcludeerd dat nummer [telefoonnummer 6] door (één van) de daders van de overval op [slachtoffer] is gebruikt. De simkaart met nummer [telefoonnummer 6] werd, zoals reeds aangehaald, geactiveerd op 29 september 2021. Die activatie gebeurde in een telefoontoestel met IMEI-nummer [nummer 1]. Op 1 oktober 2021 zat nummer [telefoonnummer 6] nog steeds (of opnieuw) in dit telefoontoestel.
Uit onderzoek is gebleken dat in dit telefoontoestel met het IMEI-nummer eindigend op [nummer 1] op 11 augustus 2021 een simkaart is geactiveerd met nummer [telefoonnummer 9]. Dit nummer is vervolgens gebruikt in een toestel met een IMEI-nummer eindigend op [nummer 2]. Dit laatste toestel, IMEI-nummer [nummer 2], blijkt een GPS-tracker te zijn. Deze tracker kan via SMS-contact bediend worden.
Tussen 10 en 26 augustus 2021 is de enige contactpersoon van nummer [telefoonnummer 10] het nummer eindigend op [telefoonnummer 11]. Dit is het nummer van [verdachte] (zie onder ad 1). Hieruit leidt de rechtbank af dat de GPS-tracker van [verdachte] was en hij deze via SMS-berichten bediende. De rechtbank wordt gesterkt in dit oordeel door de chatberichten die [verdachte] op 31 augustus 2021 met zijn vriendin heeft uitgewisseld die gaan over de betaling van een tracker.
Gelet op al deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat [verdachte] op 11 augustus 2021 de beschikking had over een telefoontoestel (IMEI [nummer 1]) waarin op 29 september 2021 dadernummer [telefoonnummer 6] is geactiveerd. Er is aldus een link tussen [verdachte] en dit dadernummer.
Ad 4 – bewijsmiddelen met betrekking tot reisbewegingen van vermeende dadertelefoon en telefoon met nummer van [verdachte] op 1 oktober 2021
De politie heeft, zoals onder ad 2 ook besproken, onderzoek gedaan naar de reisbewegingen van de drie dadertelefoons. Ook is onderzoek gedaan naar de reisbewegingen van het telefoonnummer van [verdachte]. De rechtbank heeft de bewegingen van het telefoonnummer van [verdachte] gelegd naast de bewegingen van dadertelefoon [telefoonnummer 7]. Dit heeft geleid tot onderstaande tabel, waarbij de aangehaalde plaatsen steeds betekenen dat het betreffende telefoonnummer een zendmast in die plaats aanstraalt.
Reisbewegingen [telefoonnummer 7] (dadertelefoon)
Reisbewegingen [telefoonnummer 11]
([verdachte])
06:13 uur – Breukelen
06:51 uur – Berkhout
06:53 uur – Hoorn
07:11 uur – Berkhout
07:04 tot 07:18 uur – Scharwoude
07:23 uur – Scharwoude
07:26 uur - Oosthuizen
07:35 uur – Wijdewormer
07:40 uur – Oostzaan
08:15 uur – Uithoorn
08:19 uur – Mijdrecht
De rechtbank concludeert dat dadertelefoon [telefoonnummer 7] en het telefoonnummer van [verdachte] op de ochtend van 1 oktober 2021 min of meer dezelfde reisbewegingen maken en dat het telefoonnummer van [verdachte] tijdens de overval op 1 oktober 2021 zendmasten in de regio van de plaatsen delict heeft aangestraald.
[slachtoffer] heeft verklaard dat [verdachte] op die datum niet aan het werk was.Dit vindt bevestiging in het gegeven dat de telefoon van [verdachte] om 08:19 uur aanstraalt in Mijdrecht en er kennelijk niet is doorgereisd van Oostzaan (om 07:40 uur) naar de werklocatie in Middenmeer.
Ad 5 – bewijsmiddelen met betrekking tot kennis van [verdachte] van de cryptovaluta van [slachtoffer]
Ten overstaan van de rechter-commissaris in strafzaken bij deze rechtbank heeft [slachtoffer] op 14 juli 2023 verklaard dat hij zijn collega [verdachte] in de zomer van 2021 de KuCoin-app op zijn telefoon heeft laten zien en heeft uitgelegd hoe je die gebruikt. [slachtoffer] heeft toen ook aan [verdachte] zijn saldo in crypto’s laten zien (“een paar miljoen”).
Dat [verdachte] op de hoogte was van het grote cryptovermogen van [slachtoffer] wordt bevestigd door [naam 2], collega van [verdachte] en [slachtoffer].
Ad 6 – bewijsmiddelen met betrekking tot onderlinge contacten verdachten op 1 oktober 2021
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op de vroege ochtend van 1 oktober 2021 onderling telefonisch contact hebben. [verdachte] belt iets na half vijf in de ochtend naar [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] belt rond dezelfde tijd twee keer naar [medeverdachte 3]. Tussen half vijf en vijf uur belt [medeverdachte 2] drie keer naar het nummer van [medeverdachte 1]. Iets na vijven belt [medeverdachte 1] naar [verdachte].
[medeverdachte 2] heeft in zijn politieverhoor verklaard dat hem was verteld dat hij die ochtend vroeg moest opstaan, dat hij [medeverdachte 3] moest ophalen en dat ze snel geld zouden gaan verdienen. Hij heeft [medeverdachte 3] die ochtend inderdaad twee keer gebeld: Volgens [medeverdachte 2] heeft hij de eerste keer gebeld om te zeggen dat hij er aan kwam en de tweede keer om te zeggen dat het toch nog iets langer zou duren.
Ad 7 – bewijsmiddelen met betrekking tot reisbewegingen van en onderlinge contacten tussen de telefoonnummers van de verdachten op data voor 1 oktober 2021 (vermeende voorverkenningen)
Door de politie is nader onderzoek gedaan naar de reisbewegingen van de telefoonnummers van [verdachte], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1]. Uit dit onderzoek kan worden afgeleid dat [verdachte] in de vijf weken voorafgaand aan de overval op [slachtoffer] vijf keer naar Noord-Holland is afgereisd, waarbij hij zich ook bevond in de omgeving van de plaatsen delict. Deze reizen waren op 27 augustus, 2 september, 5 september, 14 september en 30 september 2021. Op 5 en 30 september was [verdachte] samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. Op 14 september was [verdachte] samen met [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], en [medeverdachte 1].
Dat [verdachte] op drie van bovengenoemde data samen was met medeverdachten, heeft [medeverdachte 2] bevestigd in zijn verklaring bij de politie. Wanneer hem wordt gevraagd naar zijn betrokkenheid bij de overval op [slachtoffer], antwoordt [medeverdachte 2] dat hij een keer of drie met [medeverdachte 3], [verdachte] en [medeverdachte 1] is wezen rijden. De eerste keer was hij met [verdachte] en [medeverdachte 3], daarna was [medeverdachte 1] er ook bij en de derde keer was hij weer alleen met [verdachte] en [medeverdachte 3]. Dit komt precies overeen met de reisbewegingen die de telefoons van [verdachte], [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] maken op 5, 14 en 30 september 2021.
Namens [verdachte] is ter terechtzitting aangevoerd dat het niet vreemd is dat [verdachte], woonachtig in Zuid-Holland, meermalen in Noord-Holland was, omdat hij daar immers werkte. De rechtbank gaat hier aan voorbij nu [verdachte] in elk geval op 14 en 30 september 2021 niet werkte, de tijdstippen waarop [verdachte] heen en terug reist niet stroken met gebruikelijke werktijden en het nummer van [verdachte] niet aanstraalt in Middenmeer (de werkplek van [verdachte]).
Gelet op al deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat [verdachte], [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de weken voorafgaand aan de overval op [slachtoffer] de omgeving aldaar hebben verkend.
Ad 8 – bewijsmiddelen met betrekking tot cryptotransacties op en na 1 oktober 2021
Uit de KuCoin-wallet van [slachtoffer] zijn op 1 oktober 2021 om 07:51 uur afgerond 859,96 Monero overgeboekt naar een ander account. Hieraan voorafgaand is vanaf 07:27 uur een andere cryptomunt, XDB Chain, uit de wallet van [slachtoffer] verkocht en zijn de Monero gekocht.Monero is een zogenoemde ‘privacycoin’, waardoor de verzender, ontvanger en het bedrag van transacties verborgen zijn voor buitenstaanders.
De politie heeft onderzoek gedaan naar de bankrekeningen de verdachten. Ook is informatie opgevraagd bij KuCoin en andere cryptoplatforms. Hieruit volgt onder meer het volgende.
Op 1 oktober 2021 was het saldo van de KuCoin-wallet van [verdachte] € 64,60. Tussen 6 oktober en 27 december 2021 ontving [verdachte] in zijn KuCoin-account acht stortingen van de munt Monero. In totaal ontving hij afgerond 651,38 Monero. De waarde hiervan is omgerekend een kleine € 140.000,00. In de periode voorafgaand aan de overval, handelde [verdachte] ook al in cryptovaluta, maar in aanzienlijk kleinere bedragen.
[naam 1] heeft een KuCoin-account geopend op 1 oktober 2021. [naam 1] heeft op dit account op 2 en 11 oktober 2021 in totaal 46 Monero ontvangen. Vanuit dit account is cryptovaluta overgemaakt naar [naam 3]-accounts op naam van [naam 1] en van [medeverdachte 1]. Dit [naam 3]-account van [medeverdachte 1] is geopend op 4 oktober 2021. Op 12 oktober 2021 ontvangt [medeverdachte 1] op zijn ABN Amro-bankrekening een bijschrijving van € 5.955,82, afkomstig van [naam 3]. Op de ABN Amro-bankrekening van [naam 1] wordt tussen 5 oktober en 9 november 2021 in totaal € 6.959,83 ontvangen van [naam 3].
Bij onderzoek aan een onder [verdachte] in beslag genomen telefoon zijn foto’s aangetroffen van zogenoemde ‘seed phrases’. Met gebruik van deze seed phrases kon onder meer een wallet die op de Monero blockchain draaide, hersteld worden. Vanuit deze wallet zijn op 2 en 11 oktober 2021 uitgaande transacties verricht. Transacties van cryptovaluta hebben een unieke code, oftewel ‘hash’. De hashes van de genoemde twee transacties komen overeen met hashes die zijn waargenomen in de wallet bij KuCoin op naam van [naam 1]. Kort gezegd zijn dus op 2 en 11 oktober Monero overgemaakt naar [naam 1] vanuit een wallet waarvan [verdachte] de seed phrases op zijn telefoon had staan.
[medeverdachte 2] heeft op 1 oktober 2021 een KuCoin-account geopend en de dag erna ook een [naam 3]-account. De op dit account gestorte 33,46 Monero, in zes bijschrijvingen tussen 3 oktober en 17 november 2021, heeft hij naar eigen zeggen gekregen van [verdachte]. Het [naam 3]-account heeft hij geopend ‘omdat hij wat zou krijgen van [verdachte]’. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat het geld dat vanuit dit [naam 3] account op zijn ABN Amro-bankrekening is uitgekeerd (€ 7.721,51) afkomstig is van ‘die diefstal’. Verder heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij het KuCoin-account heeft geopend met hulp van anderen, omdat hem gezegd was dat te doen.
[medeverdachte 3] heeft net als [medeverdachte 2] een KuCoin-account geopend op 1 oktober 2021. Net als [medeverdachte 2] ontvangt [medeverdachte 3] op 3 oktober 2021 zijn eerste Monero. Op zijn account ontvangt hij tussen die datum en 26 oktober 2021 in totaal 46 Monero.
Op de dag van de aanhouding van [verdachte] heeft [medeverdachte 2] met hun moeder gebeld. Dit gesprek is getapt. [medeverdachte 2] zegt over de doorzoeking van de woning van [verdachte] dat het misschien ‘die crypto torrie is’.
Samenvattend hebben [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] kort na de overval op [slachtoffer] Monero ontvangen in hun – in het geval van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zeer recent geopende – cryptowallets. [verdachte] heeft bovendien de dagen na de overval Monero gestort naar in ieder geval [medeverdachte 2] en [naam 1]. [medeverdachte 2] kreeg dit geld voor ‘de diefstal’ en is op de hoogte van een ‘crypto torrie’ waar [verdachte] mee te maken heeft. De verdachte heeft hierover geen verklaring afgelegd.
Gelet op al deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat de door de verdachten ontvangen Monero afkomstig zijn van de overval op [slachtoffer]. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hebben op de dag van de overval KuCoin-accounts geopend op aanwijzen van [verdachte]. [verdachte] heeft de buitgemaakte Monero verdeeld tussen hem en de andere daders, waarbij het grootste deel van de buit bij [verdachte] is gebleven.
3.3.2.3 Tussenconclusie
Onder 3.3.2.2 zijn – kort gezegd – de volgende feiten en omstandigheden vastgesteld. Tijdens de overval op [slachtoffer] zijn drie dadertelefoons gebruikt. Eén van deze dadertelefoons gaat qua reisbewegingen gelijk op met de telefoon van [verdachte]. Een andere dadertelefoon is een toestel dat aan [verdachte] te linken is. [verdachte] is een collega van [slachtoffer] en wist van diens grote vermogen in cryptovaluta. Op data in de vijf weken voorafgaand aan de overval is [verdachte] in wisselend gezelschap met [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] in de omgeving van de plaatsen delict geweest. Op de vroege ochtend van 1 oktober 2021, een paar uur voordat de overval begon, is er telefonisch contact tussen [verdachte], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1]. Van [medeverdachte 1] is celmateriaal aangetroffen op de jas van [slachtoffer] en de kabelbinders die om [slachtoffer]’s polsen zijn gebonden. Na 1 oktober 2021 ontvangen alle verdachten Monero in hun cryptowallets.
Gelet op al deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat [verdachte] bij, althans in de omgeving van, de plaatsen delict is geweest en na de overval op [slachtoffer] de buit heeft verdeeld tussen hemzelf, [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1]. De in de vijf weken voorafgaand aan de overval gemaakte reisbewegingen moeten in het licht van de overval op 1 oktober 2021 worden gezien en houden daarmee verband.
De rechtbank is van oordeel dat de bewijsmiddelen tot geen andere conclusie kunnen leiden dan dat de verdachte de ten laste gelegde feiten samen met medeverdachten heeft gepleegd.
3.3.2.4 Medeplegen
De rechtbank heeft hierboven de conclusie getrokken dat de verdachte betrokken is geweest bij het feitencomplex dat wordt aangeduid als de overval op [slachtoffer], oftewel de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten. Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of ten aanzien van deze feiten sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachten om te komen tot bewezenverklaring van medeplegen als bedoeld in artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit het dossier volgt dat bij [slachtoffer] in de auto drie personen zaten en dat er in ieder geval één auto – en dus in elk geval een vierde persoon – achter hen aan reed. Het bedreigen van [slachtoffer], het afnemen van zijn koffer en sleutels, hem in de auto laten stappen en het wegrijden met hem, gebeuren snel en zonder overleg tussen de daders. Ook in de auto wordt direct naar het doel van de daders toegewerkt: toegang krijgen tot de KuCoin-account van [slachtoffer]. Als die toegang verkregen is, wordt de telefoon van [slachtoffer] direct vanuit zijn auto naar een andere plek gebracht. Terwijl [slachtoffer] nog in de auto werd vastgehouden en rondgereden, hebben de transacties in zijn wallet (wisselen van XDB Chain naar Monero) en vervolgens uit zijn wallet (overboeking van afgerond 859,95 Monero) al plaatsgevonden. Wanneer de Monero uit de wallet van [slachtoffer] worden overgeboekt om 07:51 uur, is [verdachte] alweer onderweg van de plaatsen delict in de richting van Uithoorn. Voorafgaand aan de overval hebben [verdachte], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] de plaatsen delict (meermaals) verkend.
Gelet op hoe soepel en snel door de verdachte en zijn medeverdachten is gehandeld, en gelet op de duidelijke taakverdeling, waarbij ieder wist wat hij moest doen, moet sprake zijn geweest van een vooropgezet plan waarbij de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten zijn gepleegd met feit 4 – diefstal van de cryptovaluta – als doel. [verdachte] is hierbij op afstand van [slachtoffer] gebleven en is direct betrokken geweest bij het overboeken van de cryptovaluta. De rollen van de verdachten waren uitwisselbaar en niet aan elkaar ondergeschikt. Iedere verdachte heeft een deel van de buit ontvangen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachten is komen vast te staan. Daarmee acht de rechtbank ook het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
3.3.2.5 Voorwaardelijk verzoek verdediging
Ter terechtzitting heeft de raadsman de rechtbank verzocht om een deskundige op het gebied van cryptovaluta te doen horen. Aan dit verzoek heeft de raadsman de voorwaarde verbonden dat de rechtbank de conclusie van de politie overneemt, inhoudende dat [verdachte] Monero heeft verkregen vanuit een externe bron.
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] – zij het indirect – Monero heeft ontvangen die van [slachtoffer] zijn gestolen. Dit betekent dat de voorwaarde, verbonden aan het voorwaardelijk verzoek, is vervuld en dat de rechtbank aan beoordeling van het verzoek toekomt.
De rechtbank wijst het verzoek af. Het verzoek van de raadsman is er kennelijk in gelegen om aan te tonen dat de Monero op het account van [verdachte] niet van een externe bron afkomstig zijn maar op andere wijze zijn verdiend. Hetgeen een cryptodeskundige hierover zou kunnen verklaren, ziet op een alternatief scenario waarover door de verdachte zelf niets is verklaard. De rechtbank ziet dan ook geen noodzaak een deskundige hierover te horen.
3.3.2.3 Partiële vrijspraak feit 1
Onder feit 1 wordt de verdachte onder meer verweten dat hij de handbagagekoffer van [slachtoffer] heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank zal de verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm gaat de rechtbank er van uit dat de koffer van [slachtoffer] om praktische redenen is afgenomen en in de kofferbak van diens auto is gelegd. Van genoemd oogmerk is niet gebleken.
3.3.2.4 De weggenomen valuta
Onder feit 4 wordt de verdachte kort gezegd verweten dat hij samen met anderen 859,9 Monero van [slachtoffer] heeft weggenomen. De rechtbank overweegt dat [slachtoffer] voorafgaand aan de diefstal geen Monero in zijn KuCoin-wallet had. Wel had hij in zijn wallet een andere munt, genaamd XDB Chain. De XDB Chain’s zijn door de verdachten omgewisseld naar Monero. Het omwisselen van deze munten heeft binnen de wallet van [slachtoffer] plaatsgevonden. Vervolgens zijn de Monero uit de wallet van [slachtoffer] overgeboekt naar een ander adres en dus ontvreemd. Het ten laste gelegde feit kan dan ook bewezen worden.