ECLI:NL:RBNHO:2024:4309

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
15/068549-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens ontuchtige handelingen met minderjarigen en bezit van kinderpornografisch materiaal

Op 10 april 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met minderjarigen en het bezit van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd met een minderjarig slachtoffer van 7 jaar oud en heeft bovendien kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit gehad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn overwicht ten opzichte van het slachtoffer, wat heeft geleid tot de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar is geacht. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding van € 2.563,20. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/068549-23 (P)
Uitspraakdatum: 10 april 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 oktober 2023, 8 januari 2024 en 27 maart 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats] ,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.P. Peters en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N. Wijkman, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, is ten laste gelegd dat:
Feit 1
primairhij op of omstreeks 27 november 2022 en/of 28 november 2022 in de gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland door giften en/of beloften van geld en/of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding, te weten door het overwicht wat hij als verdachte had vanwege het grote leeftijdsverschil tussen hem verdachte (20 jaar oud destijds) en het slachtoffer [slachtoffer 1] (7 jaar oud destijds) [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en/of van hem, verdachte, te dulden, door haar foto's van haar naakte vagina en/of anus te laten sturen en/of door haar foto's van zijn, verdachtes penis te sturen
Subsidiairhij op of omstreeks 27 november 2022 en/of 28 november 2022 in de gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland [slachtoffer 1] (7 jaar oud destijds) heeft gedwongen om hem, verdachte naaktfoto’s van haar vagina en/of anus te sturen door de zeer dwingende en intimiderende wijze, waarop hij die [slachtoffer 1] heeft benaderd in de chats, waarbij hij, verdachte de druk sterk heeft opgevoerd om hem naaktfoto's en/of naaktfilms te sturen en daarbij heeft gedreigd om naar haar huis te komen als ze niet snel iets zou sturen
(art 284 Wetboek van Strafrecht)
Feit 2
Hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juli 2021 tot en met 23 juli 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal telkens afbeeldingen, te weten foto's en/of films - en/of een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen, te weten een mobiele telefoon (Samsung, kleur zwart met beslagcode 1509401) van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken heeft
verspreid,
aangeboden,
openlijk tentoongesteld,
vervaardigd,
ingevoerd,
doorgevoerd,
uitgevoerd,
verworven en/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft en/of in bezit heeft gehad
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
het met de/een invullen2 oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(fotonummers 1,2,7,10 en 15 zoals beschreven op blz 34 van het einddossier en/of video 1 zoals beschreven op blz 44 van het einddossier)
en/of
het betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(fotonummers 6,11,16 zoals beschreven op blz 34 van het einddossier)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp, te weten invullen6 en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(fotonummers 5,12,13,17,18 zoals beschreven op blz 34 van het einddossier)
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
Feit 3
Hij op een of meer verschillende tijdstippen in/of omstreeks de periode van 01 november 2021 tot en met 13 maart 2022 te Strijen, gemeente Hoeksche Waard en/of te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 1] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten
- het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] , en/of
- het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] , en/of
- het likken van de vagina van die [slachtoffer 2] , en/of
- het betasten van de vagina van die [slachtoffer 2] , en/of
- het betasten van en/of knijpen in de borsten van die [slachtoffer 2] , en/of
- het knijpen in de billen van die [slachtoffer 2] , en/of
- het (tong)zoenen met die [slachtoffer 2]

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit. Zij heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 2 gerefereerd. Ten aanzien van feit 3 heeft zij bepleit dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken, namelijk van het tweede gedachtestreepje ‘het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] ’.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Partiële vrijspraakFeit 2: het verspreiden en andere handelingen
De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen wettig en overtuigend bewijs bevat dat de verdachte de op zijn telefoon aangetroffen kinderporno heeft verspreid. In het onderzoek aan zijn gegevensdragers is hiervan niet gebleken. Enkel de verklaring van de verdachte dat hij op enig moment bepaalde foto’s heeft doorgestuurd aan een groep van vier of vijf jongens, is onvoldoende voor een bewezenverklaring van het verspreiden van kinderporno. De rechtbank kan namelijk niet vaststellen dat de foto’s waarover de verdachte heeft verklaard, dezelfde foto’s betreffen als die onder feit 2 aan hem ten laste zijn gelegd. De verdachte zal daarom van het ten laste gelegde ‘verspreiden’ worden vrijgesproken.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank verder van oordeel dat het dossier ook voor het aanbieden, openlijk tentoonstellen, vervaardigen, in-, door- of uitvoeren, verwerven en zich via een geautomatiseerd werk toegang verschaffen tot kinderporno geen bewijs bevat. Ook hiervan zal de verdachte dus worden vrijgesproken.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank enkel het in bezit hebben van kinderporno bewezen zal verklaren (zie hiervoor ook 3.3.2 hierna).
Feit 2: het gewoonte maken
Ten laste is gelegd dat de verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het in bezit hebben van kinderporno. Gelet op de relatief geringe hoeveelheid afbeeldingen en de bewezenverklaarde periode acht de rechtbank, evenals de officier van justitie en de verdediging, dat niet bewezen. De rechtbank zal de verdachte daarvan vrijspreken.
Feit 3: het tweede gedachtestreepje
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zijn tong heeft geduwd of ingebracht in of tussen de vagina van [slachtoffer 2] , zoals onder feit 3 ten laste is gelegd. In het proces-verbaal van bevindingen is door verbalisanten vermeld dat het slachtoffer in het informatieve gesprek heeft gezegd dat de verdachte haar zou hebben gepenetreerd met zijn tong in haar vagina. Zij heeft dit echter niet verklaard in haar verhoor als getuige. Omdat dit verder niet wordt ondersteund door enig ander bewijs, zal de rechtbank de verdachte van dit gedachtestreepje in de tenlastelegging vrijspreken.
Feit 3: de periode
Omdat het slachtoffer heeft verklaard dat de tenlastegelegde ontuchtige handelingen voor het eerst op 10 december 2021 hebben plaatsgevonden en voor het laatst op 12 februari 2022, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken voor de periode van 1 november 2021 tot 10 december 2021 en de periode van 12 februari 2022 tot 13 maart 2022.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt op grond van de inhoud van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten komt de rechtbank op grond van de inhoud van de hierna te noemen bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring. De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van deze tenlastegelegde feiten sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Gelet daarop zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan zij tot een bewezenverklaring is gekomen, namelijk:
Feit 2
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 27 maart 2024;
  • een proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal van 13 november 2023, dossierpagina 30 e.v.
  • een proces-verbaal van bevindingen van 13 augustus 2023, dossierpagina 43 e.v.
  • een proces-verbaal van bevindingen van 20 maart 2024, los stuk.
Feit 3
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 27 maart 2024;
  • een proces-verbaal van aangifte gedaan door [naam 1] namens [slachtoffer 2] van 26 september 2023, dossierpagina 62 e.v.;
  • een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] van 26 september 2023, dossierpagina 83 e.v.
De genoemde vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
3.3.3
Nadere bewijsoverwegingen feit 1 primair
De rechtbank stelt op basis van het verhandelde ter zitting en de bewijsmiddelen vast dat de verdachte in de ten laste gelegde periode berichten via Snapchat heeft gestuurd aan [slachtoffer 1] , die destijds zeven jaar oud was. Uit de bewijsmiddelen blijkt ten aanzien van het berichtenverkeer het volgende. De verdachte heeft een foto of meerdere foto’s van zijn geslachtsdeel naar [slachtoffer 1] gestuurd. [slachtoffer 1] heeft aan de verdachte een foto van haar vagina en een foto van haar vagina en anus gestuurd. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of deze handelingen ontuchtige handelingen zijn, en of de verdachte, door misbruik te maken van overwicht, [slachtoffer 1] opzettelijk heeft bewogen die handelingen te plegen en/of te dulden.
Bij de beoordeling van het verwijt aan de verdachte is van belang dat het bij de strafbaarstelling van verleiding als bedoeld in artikel 248a Sr blijkens de wetsgeschiedenis gaat om een ruimere strafbaarstelling dan bij het plegen van ontucht als bedoeld in artikel 247 Sr. Voor bewezenverklaring van verleiding is niet dezelfde interactie tussen dader en slachtoffer vereist zoals bij het plegen van ontucht als bedoeld in artikel 247 Sr. In het geval van verleiding hoeft ‘slechts’ sprake te zijn van een causaal verband tussen de ontuchtige handelingen enerzijds en de middelen die de dader daartoe ter verleiding heeft ingezet anderzijds.
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde handelingen op zichzelf, maar zeker ook in het licht van de overige berichten die de verdachte aan [slachtoffer 1] heeft gestuurd, kwalificeren als ontuchtige handelingen. Het gaat onmiskenbaar om handelingen die seksueel van aard zijn en die, gelet op de leeftijd van het slachtoffer, in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Ook volgt uit de context van die berichten dat de verdachte concrete bemoeienis had met wat [slachtoffer 1] van zichzelf moest fotograferen, bijvoorbeeld door te zeggen ‘laat je kont zien’ en ‘je kontgat pls’.
Naar het oordeel van de rechtbank was verder sprake van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht van de verdachte op [slachtoffer 1] . Er was sprake van een leeftijdsverschil tussen [slachtoffer 1] en de verdachte van dertien jaar. Het moet de verdachte, zéker toen [slachtoffer 1] had gezegd dat zij zeven jaar oud was, duidelijk zijn geweest dat hij met een zeer jong meisje te maken had, die veel jonger was dan hij zelf. Dat leeftijdsverschil alleen bewerkstelligt al een overwicht. De verdachte heeft zich in de gesprekken zeer dwingend en sturend opgesteld jegens [slachtoffer 1] – en zelfs dreigementen geuit –, ook nadat zij zelf duidelijk aangaf geen interesse in seksuele handelingen te hebben. Daarmee heeft de verdachte misbruik gemaakt van het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en haar bewogen om de ontuchtige handelingen te plegen en te dulden. Dat [slachtoffer 1] dacht dat zij te maken had met een jongen van twaalf jaar maakt het voorgaande niet anders, omdat een leugen over de leeftijd van de verdachte geen afbreuk doet aan het feitelijke leeftijdsverschil van dertien jaar.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het opzet van de verdachte was gericht op het op het bewegen ontuchtige handelingen te plegen of dulden.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair tenlastegelegde feit.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
primairhij op 28 november 2022 in Nederland door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten door het overwicht wat hij als verdachte had vanwege het grote leeftijdsverschil tussen hem verdachte (20 jaar oud destijds) en het slachtoffer [slachtoffer 1] (7 jaar oud destijds), geboren op [geboortedatum 2] , die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en van hem, verdachte, te dulden, door haar foto's van haar naakte vagina en anus te laten sturen en door haar foto’s van zijn, verdachtes, penis te sturen
Feit 2hij in de periode van 1 juli 2021 tot en met 23 juli 2023 in Nederland, een gegevensdrager, te weten een mobiele telefoon (Samsung, kleur zwart met beslagcode 1509401) bevattende afbeeldingen, te weten foto’s en films van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken in bezit heeft gehad
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het oraal, en/of vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
het oraal en/of vaginaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(fotonummers 1,2,7,10 en 15 zoals beschreven op blz 34 van het einddossier en/of video 1 zoals beschreven op blz 44 van het einddossier)
en/of
het betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(fotonummers 6,11,16 zoals beschreven op blz 34 van het einddossier)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of poseert in een omgeving en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of (waarna) door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(fotonummers 5,12,13,17,18 zoals beschreven op blz 34 van het einddossier).
Feit 3hij op een of meer verschillende tijdstippen in de periode van 10 december 2021 tot en met 12 februari 2022 te Strijen, gemeente Hoeksche Waard en te Zaandam, gemeente Zaanstad, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 1] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten
- het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] , en/of
- het likken van de vagina van die [slachtoffer 2] , en/of
- het betasten van de vagina van die [slachtoffer 2] , en/of
- het betasten van en/of knijpen in de borsten van die [slachtoffer 2] , en/of
- het knijpen in de billen van die [slachtoffer 2] , en/of
- het (tong)zoenen met die [slachtoffer 2] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 primair
door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen en van hem te dulden;
Feit 2
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben;
Feit 3
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat aan de proeftijd de bijzondere voorwaarden worden verbonden die de reclassering heeft geadviseerd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd als bijzondere voorwaarden een contactverbod met [slachtoffer 1] en een locatieverbod voor de gemeente Zaanstad, zijnde de woonplaats van [slachtoffer 1] op te leggen.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, hetgeen is weergegeven in het reclasseringsrapport en het rapport van de psycholoog. Gelet hierop heeft de raadsvrouw verzocht aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De raadsvrouw heeft verzocht daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en aan de proeftijd van dit voorwaardelijke deel de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd te verbinden, met uitzondering van de voorwaarde ‘vermijden van kinderporno’. De raadsvrouw heeft verzocht deze bijzondere voorwaarde niet aan de verdachte op te leggen dan wel zo te formuleren dat deze voldoende precies is, omdat deze voorwaarde nu niet aan de eisen die de wet en de jurisprudentie stellen voldoet.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
De verdachte heeft een meisje van zeven jaar bewogen om foto’s te maken en te sturen van haar blote vagina en anus. De verdachte heeft daarbij het zeer jonge meisje in de gesprekken continu onder druk gezet om foto’s te sturen, terwijl zij duidelijk aangaf niet geïnteresseerd te zijn in seksuele handelingen. Hij heeft onder meer gedreigd dat hij haar adres kende en zou langskomen en de gestuurde foto’s zou verspreiden. Bovendien heeft de verdachte een foto van zijn eigen geslachtsdeel naar het jonge slachtoffer gestuurd. De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij zijn eigen lustgevoelens heeft laten prevaleren boven de belangen van het minderjarige slachtoffer. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van een hoeveelheid kinderpornografische afbeeldingen en video’s. Het gaat onder meer om afbeeldingen van poserende, ook zeer jonge, kinderen, waarbij is ingezoomd op de geslachtsdelen en om foto’s en video’s waarin kleine kinderen worden gepenetreerd. De verdachte heeft de norm dat seksueel misbruik van jeugdigen moet worden tegengegaan in ernstige mate geschonden. Door het bezit van kinderporno is het de verdachte mede toe te rekenen dat uiterst verwerpelijke praktijken, die plaatsvinden met kinderen van veelal (zeer) jonge leeftijd, in stand worden gehouden en bevorderd. Het mag als algemeen bekend worden verondersteld dat kinderen door betrokkenheid bij de op de foto’s en in de video’s voorkomende seksuele gedragingen psychische schade oplopen die ook vele jaren later nog diepe sporen kunnen nalaten.
De verdachte heeft tot slot ontuchtige handelingen gepleegd met een meisje dat op dat moment veertien jaar oud was, terwijl de verdachte op dat moment negentien jaar was. Door zijn handelingen heeft de verdachte veronachtzaamd dat er sprake was van een door de wet strafbaar gestelde ongelijkwaardige relatie, waarin per definitie sprake was van een meerderjarige die een te groot overwicht heeft op de minderjarige. De verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij zich eigenlijk wel bewust was van de signalen die de minderjarige afgaf bij de seksuele handelingen. Dit geeft wederom aan dat de verdachte zijn lustgevoelens boven de belangen van een minderjarige heeft gesteld. De rechtbank rekent de verdachte dit ook aan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 23 februari 2024. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld, zodat dit niet in zijn nadeel meeweegt.
De rechtbank betrekt bij de straftoemeting ook het over de verdachte opgemaakte rapport van de psycholoog van 22 februari 2024. Uit dit rapport volgt dat er bij de verdachte sprake is van een vermijdende persoonlijkheidsstoornis. Tevens is er sprake van een niet exclusieve pedofiele en hefebofiele seksuele voorkeur. Volgens de psycholoog is sprake van een verband tussen de geconstateerde psychische problematieken de tenlastegelegde feiten. De verdachte moet verstandelijk in staat worden geacht om de wederrechtelijkheid van het tenlastegelegde in te kunnen zien. Hij kan echter als gevolg van de geconstateerde psychische problematiek niet in staat worden geacht om zijn wil geheel in vrijheid te bepalen. De psycholoog adviseert om de feiten de verdachte in verminderde mate toe te rekenen. De kans op herhaling wordt, zonder behandeling, hoog ingeschat, gelet op zijn persoonlijkheidsproblematiek en seksuele voorkeuren. Aard en ernst van de geconstateerde psychische problematiek brengt mee dat volgens de psycholoog volstaan kan worden met een behandeling in een forensische psychiatrische polikliniek als [naam 2] . De psycholoog adviseert om deze behandeling als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
Verder slaat de rechtbank acht op het rapport van de reclassering van 12 maart 2024, waarin zij heeft geconcludeerd dat het recidiverisico als gemiddeld wordt ingeschat. Geadviseerd wordt bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, een contactverbod met [slachtoffer 2] , een locatieverbod, het vermijden van contact met minderjarigen en het vermijden van kinderporno.
De rechtbank neemt de bovenstaande conclusies over, maakt deze tot de hare en volgt de genoemde adviezen, waaronder het advies de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De rechtbank zal hiermee rekening houden bij het bepalen van de straf.
Straf
Gelet op de eerder omschreven aard en ernst van de feiten is naar het oordeel van de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Gelet op het feit dat de rechtbank komt tot een gedeeltelijk andere bewezenverklaring en de verdachte voor de feiten verminderd toerekeningsvatbaar acht, ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
twintig maanden passend en geboden is, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie, zoals verzocht door de verdediging. Wel ziet zij aanleiding om een deel van de op te leggen gevangenisstraf, te weten tien maanden, voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van drie jaar. Deze deels voorwaardelijke gevangenisstraf vormt een stok achter de deur om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (dergelijke) strafbare feiten te plegen en maakt het stellen van bijzondere voorwaarden mogelijk. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden opleggen zoals geformuleerd door de reclassering, met dien verstande dat de rechtbank de voorwaarde ten aanzien van het vermijden van kinderporno enigszins zal herformuleren. De rechtbank ziet geen aanleiding om een contactverbod op te leggen met [slachtoffer 1] . Het dossier bevat geen aanwijzingen dat de verdachte de afgelopen jaren contact met haar heeft gezocht en ook niet dat hij dat in de toekomst contact zal doen.
De rechtbank acht een proeftijd van drie jaar nodig aangezien de totale behandeling van de verdachte vermoedelijk twee tot drie jaar zal duren. Door deze proeftijd zal de verdachte er bovendien voor lange tijd van zijn doordrongen dat het plegen van strafbare feiten consequenties heeft.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.
Voorlopige hechtenis
Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis zal, mede gelet op de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf, afgewezen. De gronden waarop de voorlopige hechtenis is gebaseerd zijn nog aanwezig, waarbij de rechtbank erop wijst dat de verdachte met dit vonnis wordt veroordeeld voor meerdere zedendelicten die zich hebben uitgestrekt over een aanzienlijke periode.

7.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. 1 STK GSM (Omschrijving: PL1100-2022249953-1509401, Zwart, merk: Samsung)
dient te worden verbeurd verklaard.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

8.1.
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 11.402,34 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De gestelde materiële schade uit kosten bestaat uit de volgende schadeposten:
1. Kleding € 75,00
2. Behandelkosten € 855,00
3. Reiskosten € 235,70
4. Verlof € 100,64 / € 88,00
5. Medische verschotten € 136,00
6. Nog nader te onderbouwen schade € 2.500,00.
De benadeelde partij heeft verzocht haar voor wat betreft de toekomstige schade (post 6) niet-ontvankelijk te verklaren.
8.2.
Standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, met uitzondering van post 6, met toekenning van de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Post 6 dient volgens de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De raadsvrouw heeft de vordering betwist.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal hierna de afzonderlijke schadeposten bespreken.
1.
De kleding
Onbetwist is dat het hier gaat om de jurk die het slachtoffer aan had bij haar bezoek aan de verdachte in Zaandam. De schade is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De rechtbank zal de omvang van de schade die is geleden naar billijkheid schatten op € 30.
2.
Behandelkosten
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 3 bewezen verklaarde. Niet is betwist dat aangeefster ter verwerking van het bewezenverklaarde ‘gestalttherapie’ heeft gevolgd bij [naam 3] , zodat de hiervoor gemaakte kosten ten bedrage van € 715 door de verdachte vergoed dienen te worden. Dat de behandelaar niet BIG-geregistreerd is, doet daar niet aan af.
Door de raadsvrouw is verder betwist dat de gesprekken bij [naam 4] enig verband houden met het ten laste gelegde feit. De rechtbank zal deze post niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij heeft namelijk niet onderbouwd waar deze gesprekken op zagen.
3.
Reiskosten
De reiskosten naar het politiebureau in verband met het doen van aangifte zullen worden toegewezen, nu dit kosten betreffen ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. De reiskosten naar [naam 4] komen niet voor toewijzing in aanmerking, nu de behandelkosten voor deze therapie niet-ontvankelijk zijn verklaard (een bedrag van € 49,50). De rechtbank zal deze reiskosten niet-ontvankelijk verklaren. De aan deze reiskosten gekoppelde post tolkosten van € 8,00 zullen eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard.
De reiskosten naar [naam 3] zal de rechtbank toewijzen, nu dit rechtstreekse schade betreft.
4.
Verlof
De verdediging heeft betwist dat het nodig was om vrij te nemen voor het doen van aangifte, nu de moeder van het slachtoffer parttime werkt en de aangifte ook op een andere dag gepland kon worden. Ook de rechtbank is niet gebleken dat het maken van deze kosten noodzakelijk is geweest, zodat de rechtbank dit gedeelte van de vordering zal afwijzen.
5.
Medische verschotten
Deze post staat in voldoende verband met het onder feit 3 bewezen verklaarde en zal worden toegewezen.
6.
Nog nader te onderbouwen schade
Deze post betreft mogelijk toekomstige schade, gevorderd met het oog op een eventuele hoger beroep procedure. De rechtbank zal deze post niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het gepleegde feit immateriële schade heeft geleden. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze (als bedoeld in artikel 6:106 aanhef onder b van het Burgerlijk Wetboek) en dat uit de aard en ernst van het bewezenverklaarde de aantasting van de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade, rekening houdend met in de rechtspraak in soortgelijke gevallen toegekende bedragen, naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 1.500. De vordering tot vergoeding van immateriële schade zal voor het overige gedeelte worden afgewezen.
Toewijsbaar bedragDe rechtbank zal gelet op het voorgaande de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toewijzen tot een bedrag van € 2.563,20, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen [kort gezegd: ontuchtige handelingen met een minderjarige] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
Proceskosten
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57, 240b, 245, 248a van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
twintig (20)maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
tien (10)maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
-
meldplicht bij de reclassering
De verdachte meldt zich bij Reclassering Nederland op het adres [adres] . De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
-
ambulante behandeling
De verdachte laat zich behandelen door de forensische poli van GGZ Noord-Holland Noord of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
-
contactverbod
De verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
-
locatieverbod
De verdachte bevindt zich niet in gemeente Hoeksche Waard, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
-
dagbesteding
De verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van werk en/of een opleiding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
-
vermijden contact met minderjarigen
De verdachte zoekt op geen enkele wijze contact met minderjarigen. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt de verdachte dat hierbij een volwassene hierbij aanwezig zijn.
-
vermijden kinderporno
De verdachte vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. De verdachte onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
• het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
• het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
• het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd.
De verdachte bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen. De verdachte werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek. De verdachte verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. De verdachte verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle. De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of de verdachte kinderpornografisch materiaal vermijdt. De controle strekt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van de verdachte. Daarnaast mag er in de gegevensdragers enkel worden gezocht met gebruikmaking van de daartoe geëigende op de opsporing van kinderporno gerichte specifieke zoektermen. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinderpornografisch materiaal aanwezig is.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
1. STK GSM (Omschrijving: PL1100-2022249953-1509401, Zwart, merk: Samsung)
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] geleden schade tot een bedrag van
€ 2.563,20, bestaande uit € 1.063,20 als vergoeding voor de materiële schade en € 1.500,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige (materiële schadeposten, te weten
€ 238,50) niet-ontvankelijk, wijst de vordering voor wat betreft het bedrag aan materiële schadepost ‘verlof’ af, en verklaart de benadeelde partij met betrekking tot de nog nader te onderbouwen schade van € 2.500,00 niet-ontvankelijk.
Wijst het meerdere door de benadeelde partij gevorderde bedrag aan immateriële schade af.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.563,20 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst af het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.M. Hendriks, voorzitter,
mrs. C.W.M. Giesen en S. van Excel, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.E. Lee,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 april 2024.
Mr. S. van Excel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.