ECLI:NL:RBNHO:2024:4249

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
10789909 \ CV EXPL 23-7328
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming na huurachterstand met toetsing van algemene voorwaarden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 april 2024 uitspraak gedaan in een verstekvonnis tussen de eisende partij, Fifpro Properties Alkmaar B.V., en de gedaagde partijen. De eisende partij vorderde ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en hoofdelijke veroordeling van de gedaagde partijen tot betaling van een huurachterstand van € 9.539,00, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en rente. De gedaagde partijen zijn niet verschenen in de procedure, waardoor verstek is verleend.

De kantonrechter heeft ambtshalve de huurovereenkomst en de algemene bepalingen van de huurovereenkomst ROZ 20 maart 2017 getoetst op de aanwezigheid van oneerlijke bedingen. De rechter concludeerde dat de huurprijs gedurende de huurovereenkomst niet is gewijzigd, waardoor de bedingen omtrent huurprijswijziging niet relevant zijn. De vordering tot betaling van servicekosten werd toegewezen, omdat deze in overeenstemming waren met de werkelijke kosten. De kantonrechter oordeelde ook over de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, waarbij enkele bedingen als oneerlijk werden aangemerkt, maar de vordering op andere onderdelen werd toegewezen.

De kantonrechter heeft de gedaagde partijen veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis en hen hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de betaling van de huurachterstand en bijkomende kosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de rechter om ambtshalve te toetsen op de eerlijkheid van contractuele bedingen, vooral in het kader van consumentenbescherming.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10977752 CV EXPL 24-674
Uitspraakdatum: 24 april 2024
Verstekvonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Fifpro Properties Alkmaar B.V.
te Hoofddorp
de eisende partij
gemachtigde: SWG incasso en advocaten
tegen

1.[gedaagde 1]

2. [gedaagde 2]
beiden te [plaats]
de gedaagde partijen
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partijen gedagvaard. Tegen de gedaagde partijen is
verstek verleend.

2.De vordering

2.1.
De eisende partij vordert – samengevat – ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en hoofdelijke veroordeling van de gedaagde partijen tot betaling van de huurachterstand inclusief servicekosten tot en met februari 2024 (€ 9.539,00), vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten (€ 967,40 inclusief btw), de verschenen rente (€ 302,45), de wettelijke rente over de openstaande maandbedragen vanaf de dag der dagvaarding, een gebruiksvergoeding van € 1.049,00 voor iedere maand dat het gehuurde in gebruik blijft en de proceskosten.
2.2.
De eisende partij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de gedaagde partijen tekortschieten in de nakoming van de huurovereenkomst, welke tekortkoming ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.

3.De beoordeling

Ambtshalve toetsing van:de Huurovereenkomst en de Algemene bepalingen huurovereenkomst woonruimte ROZ 20 maart 2017
3.1.
Voordat de kantonrechter een eindoordeel over de vordering kan geven, moet de kantonrechter eerst ambtshalve beoordelen of op de overeenkomst met de gedaagde partij algemene voorwaarden van toepassing zijn en zo ja, of daarin geen bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument, in de zin van artikel 3 van de
Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn), omdat dit gevolgen kan hebben voor (de hoogte van) de vordering. Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
3.2.
De kantonrechter moet in dit verband beoordelen of bedingen, waaraan een consument gebonden is zonder dat daarover afzonderlijk is onderhandeld, in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren. In dat geval moet de kantonrechter daar consequenties aan verbinden, met de bedoeling dat de consument erop kan vertrouwen dat de ‘kleine lettertjes’ niet oneerlijk voor hem uitpakken – en dat hij wordt beschermd als hij zijn handtekening heeft gezet onder een overeenkomst waarin oneerlijke bedingen blijken te zijn opgenomen.
3.3.
De kantonrechter voegt hier nog aan toe dat het gaat om een beoordeling van de bedongen afspraken, die de rechten en plichten van partijen over en weer vastleggen en waar de consument door het sluiten van de overeenkomst contractueel aan kan worden gehouden. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan die afspraken houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is in dit verband niet relevant. De omstandigheid dat een eisende partij alleen een beroep doet op wettelijke bepalingen ontslaat de kantonrechter namelijk niet van de verplichting om ambtshalve te toetsen. In dat laatste geval heeft de eisende partij ook geen recht op de gevorderde wettelijke vergoeding. [1] Dat geldt voor de gevorderde hoofdsom, maar ook voor bijkomende vorderingen, zoals de gevorderde vergoedingen voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten of rente.
3.4.
Samenvattend moet de kantonrechter in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
Huurprijswijzigingsbeding
3.5.
In artikel 16 van de algemene voorwaarden en artikel 5.2 van de huurovereenkomst zijn bedingen opgenomen die betrekking hebben op wijziging van de huurprijs. De kantonrechter zal deze bedingen in dit geval echter niet ambtshalve toetsen op (on)eerlijkheid. Uit de overgelegde stukken blijkt namelijk dat de huurprijs gedurende de looptijd van de huurovereenkomst niet is gewijzigd, zodat deze bedingen geen verband houden met de onderhavige vordering.
Servicekosten
3.6.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van servicekosten. In artikel 7 van de huurovereenkomst en artikel 17 van de algemene voorwaarden zijn daarover bedingen opgenomen. Omdat de eisende partij op grond van de bedingen slechts de werkelijke servicekosten in rekening kan brengen, is de kantonrechter van oordeel dat voornoemd artikelen als niet oneerlijk kunnen worden beschouwd.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.7.
De eisende partij maakt aanspraak op vergoeding van gemaakte buitengerechtelijke incassokosten. In artikel 25.2 van de algemene voorwaarden is daarover een beding opgenomen. Dat luidt als volgt:

25.2. In alle gevallen waarin (ver)huurder een sommatie, een ingebrekestelling of een exploot aan (ver)huurder doet uitbrengen, of in geval van procedures tegen (ver)huurder om deze tot nakoming van de huurovereenkomst of huurder tot ontruiming te dwingen, is (ver)huurder verplicht alle daarvoor gemaakte kosten, zowel in als buiten rechte – met uitzondering van de ingevolge een definitieve rechterlijke beslissing door (ver)huurder te betalen proceskosten – aan (ver)huurder te voldoen, voor zover op de vergoeding van die kosten de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten en het Besluit incassokosten niet van toepassing is.
3.8.
De kantonrechter is van oordeel dat het beding, hoewel niet duidelijk en begrijpelijk geformuleerd, als niet oneerlijk kan worden beschouwd ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten omdat deze kosten worden beperkt tot wat wettelijk is toegestaan. Het beding wordt in stand gehouden.
Proceskosten
3.9.
De eisende partij maakt verder nog aanspraak op de proceskosten. Voornoemd artikel 25.2 van de algemene voorwaarden ziet ook op de proceskosten. Voor zover de eisende partij op grond van dit beding aanspraak kan maken op gerechtelijke kosten die boven het liquidatietarief uitkomen, is dit beding oneerlijk. Dit heeft echter geen gevolg voor de proceskostenveroordeling in deze procedure, omdat de (kanton)rechter op grond van de artikelen 237 en 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ertoe gehouden is om de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te veroordelen en deze proceskosten niet lager mogen worden vastgesteld dan het liquidatietarief.
Conclusie
3.10.
De vordering komt de kantonrechter voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor, met dien verstande dat de mede gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren door een gerechtsdeurwaarder, zo nodig met behulp van politie en/of justitie, overbodig is. Artikel 556 lid 1 Rv schrijft namelijk al voor dat de gedwongen ontruiming geschiedt door een deurwaarder. Deze behoeft geen rechtelijke machtiging om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm in te roepen. Die bevoegdheid ontleent hij rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard. De gevorderde machtiging zal dan ook worden afgewezen.
3.11.
De vordering zal voor het overige worden toegewezen als hierna te melden.
3.12.
Gelet op de ingrijpende gevolgen voor de gedaagde partijen wordt de ontruimingstermijn gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
3.13.
De gedaagde partijen worden in het ongelijk gesteld en zullen daarom in de
proceskosten worden veroordeeld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst;
4.2.
veroordeelt de gedaagde partijen om het perceel aan de [adres], inclusief de bijbehorende parkeerplaats en berging gelegen in de onderbouw genummerd [adres], te ([postcode]) [plaats] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen, te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken – voor zover deze laatste niet het eigendom van de eisende partij zijn – en onder overgave der sleutels ter vrije beschikking van de eisende partij te stellen;
4.3.
veroordeelt de gedaagde partijen, hoofdelijk, dat wil zeggen dat als de ene partij betaalt de andere partij zal zijn bevrijd, om aan de eisende partij te betalen een bedrag van € 10.808,85, vermeerderd met de wettelijke rente over € 9.539,00 vanaf 27 februari 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
4.4.
veroordeelt de gedaagde partijen, hoofdelijk, zoals hiervoor vermeld, om aan de eisende partij te betalen een bedrag van € 1.049,00 per maand, voor iedere maand dat de gedaagde partijen het gehuurde vanaf 1 maart 2024 in gebruik houden, te vermeerderen met eventuele indexeringen vanaf 1 juli 2024 (conform de regels van het CPI + maximaal 1%);
4.5.
veroordeelt de gedaagde partijen, hoofdelijk, zoals hiervoor vermeld, in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de eisende partij begroot op:
€ 137,70 wegens dagvaardingskosten,
€ 524,00 wegens griffierecht en
€ 406,00 wegens salaris gemachtigde.
4.6.
verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad.
4.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Dat volgt uit arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:68) en 8 december 2022 (ECLI:EU:C:2022:971).