ECLI:NL:RBNHO:2024:4220

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
24-1259
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake gebiedsverbod door burgemeester Zaanstad

Op 16 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, die werd vertegenwoordigd door mr. S.M. Ploegmakers. Het verzoek was gericht tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Zaanstad, waarin aan verzoeker een noodbevel werd opgelegd. Dit noodbevel hield in dat verzoeker met onmiddellijke ingang een gebiedsverbod kreeg voor de duur van drie maanden in een specifieke buurt en straten in Zaanstad.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. In zijn beoordeling heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat de burgemeester zich op goede gronden kon baseren op informatie van de politie, die aangaf dat er bij de woning van verzoeker een explosief was afgegaan, wat leidde tot ernstige vrees voor wanordelijkheden. De voorzieningenrechter oordeelde dat het noodbevel niet in strijd was met het subsidiariteitsbeginsel, omdat minder ingrijpende maatregelen niet beschikbaar waren en de veiligheid van omwonenden en de ouders van verzoeker voorop stond.

De voorzieningenrechter benadrukte dat het besluit om het noodbevel op te leggen gerechtvaardigd was door het te beschermen belang van de openbare orde, waarbij hij een afweging maakte tussen de grondrechten van verzoeker en de omwonenden. Hij merkte op dat in de bezwaarprocedure meer aandacht besteed moest worden aan de motivering van de besluitvorming door de burgemeester. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, waardoor het noodbevel van kracht blijft. Partijen werden erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/1259
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 april 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. S.M. Ploegmakers),
en

de burgemeester van de gemeente Zaanstad

(gemachtigde: mr. A.E.M. van den Berg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker. Zijn verzoek is gericht tegen het besluit van de burgemeester van [datum] , waarin aan verzoeker een noodbevel is gegeven. Dat noodbevel houdt in dat de burgemeester met onmiddellijke ingang aan verzoeker een gebiedsverbod heeft opgelegd voor de duur van drie maanden voor de buurt [buurt 1] en een gedeelte van de [straat 1] , [straat 2] en [straat 3] in de buurt [buurt 2] in de gemeente Zaanstad.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van verweerder.
1.2.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Vrees voor ernstige wanordelijkheden
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft kunnen stellen dat sprake was van ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden. Verweerder heeft zich hiervoor kunnen baseren op de informatie van de politie welke is opgenomen in de bestuurlijke rapportage van 8 april 2024. Uit de informatie van de politie blijkt dat er bij de woning op de vierde verdieping van een galerijflat een explosief is afgegaan van vermoedelijk zwaar vuurwerk. Uit de aangifte die is gedaan door de vader van verzoeker volgt dat er schade is ontstaan aan de woning zelf en aan de woning van de buren. Door deze explosie zijn niet alleen verzoeker en zijn ouders, maar ook omwonenden blootgesteld aan grote risico’s voor wat betreft hun veiligheid.
Is het besluit in strijd met het subsidiariteitsbeginsel?
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het noodbevel in dit geval niet in strijd is met het subsidiariteitsbeginsel. Verweerder heeft zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat minder verstrekkende maatregelen niet voorhanden waren en heeft dit voldoende gemotiveerd. Het plaatsen van camera’s is alleen mogelijk in de openbare ruimte, waardoor – los van de inbreuk op de privacy van bewoners – onvoldoende kan worden gewaarborgd dat de openbare orde niet opnieuw verstoord kan worden. Ook het eventueel intensiveren van politie surveillance is daarvoor een onvoldoende waarborg.
Is het besluit in strijd met het proportionaliteitsbeginsel?
5. In de kern gaat het om de vraag of het noodbevel wordt gerechtvaardigd door het te beschermen belang van de openbare orde. Het gaat hier om een botsing van twee grondrechten, namelijk dat van artikel 2 EVRM (het recht op leven van de ouders van verzoeker en dat van de omwonenden en de positieve verplichting die op de overheid rust om actie te ondernemen die het recht op leven veiligstellen) en dat van artikel 8 EVRM (het recht van verzoeker op eerbiediging van zijn privéleven).
6. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter komt aan artikel 2 van het EVRM thans evident een zwaarder gewicht toe, gelet op het incident dat het plaatsgevonden op [datum] . De woning waar de explosie heeft plaatsgevonden is gelegen in een galerijflat en de veiligheid voor de omwonenden en de ouders van verzoeker staat voorop.
7. Wel acht de voorzieningenrechter het van belang dat in de bezwaarprocedure door verweerder meer aandacht wordt besteed aan een daadkrachtige motivering van de besluitvorming. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wordt door verweerder teveel geleund op algemeenheden en aannemelijkheden die niet zijn terug te lezen in de (aanvullende) bestuurlijke rapportage en waarvoor ook geen concrete feiten en omstandigheden worden aangevoerd waaruit die aannemelijkheden kunnen volgen. Verweerder heeft in de termijn die volgt, de tijd om in overleg met de politie daaraan meer aandacht te besteden. Daarbij overweegt de voorlopige voorzieningenrechter voorts dat bij een eventuele verlenging van het noodbevel, bij gelijke omstandigheden, een meer indringende toets zal worden aangelegd voor de beoordeling.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het noodbevel van kracht blijft. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
9. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2024 door mr. M. Jurgens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Kleijn, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.