ECLI:NL:RBNHO:2024:4033

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
C/15/350135 / KG ZA 24-127
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toedeling eigendomsaandeel zeilschip in kort geding met vordering tot afgifte van goederen

In deze zaak, die op 22 april 2024 door de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een kort geding waarin [eiser] en [gedaagde] in geschil zijn over de toedeling van een eigendomsaandeel in een zeilschip. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het eigendomsaandeel van [gedaagde] in het zeilschip aan [eiser] kan worden toebedeeld, waarbij het vonnis in de plaats treedt van een notariële akte van levering. Dit besluit is genomen op basis van de overeenstemming tussen partijen dat de volledige eigendom van het schip aan [eiser] toebehoort, en de betaling van € 40.000,- door [eiser] aan [gedaagde] voor zijn aandeel. In reconventie heeft [gedaagde] gevorderd dat [eiser] diverse goederen aan hem zou afgeven, welke goederen op het schip zijn achtergebleven. De voorzieningenrechter heeft deze vordering gedeeltelijk toegewezen, voor zover het gaat om de goederen waarvan foto's zijn getoond tijdens de zitting. De zaak heeft een complexe achtergrond, waarbij partijen gezamenlijk eigenaar waren van het zeilschip en er onderhandelingen hebben plaatsgevonden over de overname van het eigendomsaandeel door [eiser]. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er voldoende spoedeisend belang is voor de vorderingen van [eiser] en [gedaagde]. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en [gedaagde] is veroordeeld in de proceskosten van [eiser].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/350135 / KG ZA 24-127
Vonnis in kort geding van 22 april 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. G.D.J. Zaalberg te Ursem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 2],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. S.N. Peijnenburg te Purmerend.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 17
  • de akte overlegging productie van de zijde van [eiser]
  • productie A en de eis in reconventie van de zijde van [gedaagde]
  • de mondelinge behandeling van 29 maart 2024 waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
  • de pleitnota van mr. Peijnenburg namens [gedaagde].
1.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • [eiser], bijgestaan door mr. Zaalberg voornoemd
  • [gedaagde], bijgestaan door mr. Peijenburg voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

In deze zaak draait het in het conventie om de vraag of de voorzieningenrechter het eigendomsaandeel van [gedaagde] in het zeilschip [naam] aan [eiser] kan toedelen en daarbij kan bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de notariële akte van levering. Omdat partijen het erover eens zijn dat de volledige eigendom van het schip aan [eiser] toebehoort zal de voorzieningenrechter deze vordering toewijzen. In reconventie staat de vraag centraal of [eiser] veroordeeld kan worden tot afgifte van diverse goederen aan [gedaagde]. De voorzieningenrechter wijst die vordering toe voor zover het gaat om zaken die ter zitting door [eiser] op foto’s zijn getoond.

3.Feiten

3.1.
Sinds 19 november 2022 zijn partijen gezamenlijk, ieder voor de helft, eigenaar van het destijds in Australië gelegen zeiljacht ‘[naam]’ (hierna: het schip).
3.2.
Partijen hebben het schip in Nederland bij het Kadaster als registergoed geregistreerd, met het oog op het verkrijgen van een Nederlandse zeebrief. Het schip kwam hierdoor onder Nederlandse vlag te varen met partijen als geregistreerd eigenaars.
3.3.
In april 2023 zijn partijen naar Sydney (Australië) afgereisd om met het schip aan de zeiltocht naar Nederland te beginnen. Zeiler [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) vergezelde partijen.
3.4.
Enige tijd na vertrek in Sydney ontstond er spanning tussen [eiser] en [gedaagde]. Daarop is [gedaagde] op 22 mei 2023 in de haven van Mackay (Australië) van boord gegaan en per vliegtuig naar Nederland teruggekeerd. [eiser] en [betrokkene 1] hebben de zeiltocht met het schip voortgezet. [gedaagde] heeft bij zijn vertrek een groot deel van zijn zeilspullen en verdere bagage uit praktisch oogpunt op het schip achtergelaten, welke spullen hij na aankomst in Nederland zou ophalen.
3.5.
Partijen hebben vervolgens onderhandeld over de overname van het eigendomsaandeel van [gedaagde] door [eiser]. Per WhatsApp berichten van 6 juni 2023 heeft [gedaagde] aan [eiser] het volgende gestuurd, voor zover van belang:
Overeenkomst: verkoop boot van [gedaagde] zijn deel aan [eiser]
Ik [gedaagde] verklaar dat [gedaagde] het bod aanneemt na ontvangst van de betaling.
Ik verklaar hierbij na ontvangst van het volledige betaling van veertigduizend euro op mijn bankrekening (…) geen verdere cleans te hebben richting de heer [eiser]
De boot met naam [naam] met de code (…) volledig over te dragen en mijn medewerking te verlenen voor de juiste tenaamstelling
(…)
MvG
Ondertekend
[gedaagde]
en
Beste [eiser]
Gefeliciteerd
Uiteraard krijg ik wel mijn kleding ongebruikelijk en heel terug in Nederland
3.6.
Op 7 juni 2023 heeft [eiser] een bedrag van € 40.000,- aan [gedaagde] overgemaakt.
3.7.
De weersomstandigheden hebben [eiser] en [betrokkene 1] in het najaar van 2023 doen besluiten om de zeiltocht voortijdig af te breken, het schip in een haven in Portugal gedurende de winterperiode aan te meren, om vervolgens de zeiltocht naar Nederland in het voorjaar van 2024 weer voort te zetten.
3.8.
Bij aangetekende brief van 24 oktober 2023 heeft de raadsman van [eiser] aan [gedaagde] laten weten dat hij verplicht is tot levering van het door hem aan [eiser] verkochte eigendomsaandeel, met daarbij de aankondiging dat de benodigde notariële stukken zullen worden toegezonden.
3.9.
Bij brief van 19 december 2023 heeft de raadsman van [eiser] aan [gedaagde] de concept notariële overdrachtsakte, met instructies voor de vereiste medewerking, gezonden. Medewerking van [gedaagde] aan de overdracht is uitgebleven.
3.10.
In de periode daarna hebben de raadslieden van partijen gecorrespondeerd over een oplossing van het geschil, die inhield dat [gedaagde] zijn medewerking aan de levering van zijn eigendomsaandeel zou verlenen en dat [eiser] de spullen van [gedaagde] die zich nog op het schip bevonden aan hem zou teruggeven.
3.11.
Bij e-mail van 5 maart 2024 heeft de raadsman van [eiser] aan [gedaagde] laten weten dat zijn eigendommen in Nederland zijn gearriveerd en kunnen worden overgedragen.
3.12.
Op 29 maart 2024 heeft de zitting in deze procedure plaatsgevonden. [eiser] heeft de eigendommen van [gedaagde] – voor zover deze naar Nederland zijn vervoerd – naar de zitting meegenomen en aan [gedaagde] overhandigd. Omdat naderhand is gebleken dat een deel van de eigendommen van [gedaagde] zich nog op het schip bevindt hebben partijen afgesproken dat [eiser] ook deze zaken nog naar Nederland zal laten vervoeren, waarna [gedaagde] na ontvangst daarvan zijn medewerking aan de levering zal verlenen. De afspraken zijn vastgelegd in een proces-verbaal, waarbij de zaak niet werd doorgehaald.
3.13.
Bij brief van 15 april 2024 heeft [eiser] aan de voorzieningenrechter gevraagd om vonnis te wijzen, aangezien [gedaagde] alsnog voorwaarden stelt aan zijn medewerking.
3.14.
De voortzetting van de zeiltocht naar Nederland staat gepland op 25 april 2024.

4.Het geschil in conventie

4.1.
[eiser] vordert bij vonnis, als voorlopige voorziening, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de verdeling van de gemeenschap tussen [eiser] en [gedaagde], bestaande uit de eigendom van de [naam], uit te spreken, onder toedeling van het eigendomsdeel van [gedaagde] aan [eiser], zonder dat daar een nadere vergoeding van [eiser] aan [gedaagde] tegenover zal staan, onder de bepaling dat de uitspraak dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte notariële akte van levering en welke uitspraak inschrijfbaar is in de registers van het Kadaster;
II. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding, inclusief de werkelijke kosten van de advocaat van [eiser], welke advocaatkosten worden begroot op een bedrag van € 3.398,28 inclusief btw.
4.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij al aan zijn verplichting tot voldoening van de overeengekomen koopsom voor het aandeel van [gedaagde] heeft voldaan en alleen nog levering van het eigendomsaandeel van [gedaagde] aan hem moet plaatsvinden. [gedaagde] weigert zijn medewerking daaraan. Het standpunt van [gedaagde] is zozeer onhoudbaar en in strijd met artikel 6:2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) dat het gebrek aan medewerking tot levering van zijn eigendomsaandeel kwalificeert als onrechtmatig handelen, waardoor [gedaagde] schadeplichtig is tegenover [eiser] voor alle schade die door zijn nalaten en handelen wordt veroorzaakt. Tot deze schade behoren alle kosten van het voeren van deze procedure, inclusief de werkelijke advocaatkosten.
4.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.Het geschil in reconventie

5.1.
[gedaagde] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] te veroordelen tot afgifte van de navolgende eigendommen van [gedaagde]:
1) Goederen genoemd op de factuur van Kuipers Nautic (zie productie 12 zijdens [eiser])
2) Satelliettelefoon
3) Stethoscoop
4) Drysuit (Atom Black)
5) Gewatteerde bodywarmer Tommy Hilfiger
6) Twee zwarte jassen
7) Twee zwarte broeken
8) Twee paar schoenen
9) Twee paar handschoenen
10) Multifocale bril
11) Lasbril
12) Grijze sportbroek (lang)
13) Zwarte sportbroek (lang)
14) Grijze sweater (lange mouwen)
15) Zwarte sweater (lange mouwen)
16) Drie wet-dry T-shirts kleuren groen, blauw en grijs
17) Drie zwembroeken kleur zwart, geel en oranje
18) Duikkleding (zwart/blauw)
19) Waterskipak (zwart, kort)
20) Twee paar Nike schoenen (wit en wit/blauw)
21) Blauwe slaapzak
22) Waterdicht koffertje kleur geel
en wel binnen een week na betekening van dit vonnis, een en ander op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag of dagdeel dat [eiser] hiermee in gebreke blijft, een en ander met een maximum van € 10.000,-, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding in reconventie.
5.2.
[gedaagde] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij een groot aantal eigendommen op het schip heeft achtergelaten met de afspraak dat [eiser] deze zou overvaren en aan hem zou overhandigen (waarna zij naar de notaris zouden gaan). Daarbij is geen voorziening getroffen voor de situatie dat [eiser] zijn reis zou staken of langdurig zou opschorten. [gedaagde] mocht er op vertrouwen dat [eiser] zijn reis naar Nederland regulier zou vervolgen, zoals ook de planning was. Vast staat dat [eiser] eigendommen van [gedaagde] in zijn bezit heeft, zodat [gedaagde] het recht heeft om afgifte daarvan te vorderen.
5.3.
[eiser] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
5.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

6.De beoordeling in conventie

Spoedeisend belang

6.1.
[gedaagde] voert aan dat [eiser] onvoldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. Dit verweer wordt verworpen. De stelling van [eiser] dat hij bij aankomst in het Nederland het risico loopt dat beslag op het schip wordt gelegd door derden die menen iets van [gedaagde] te vorderen te hebben, in combinatie met de omstandigheid dat het schip half mei in Nederland zal arriveren en een bodemprocedure dan nog niet kan zijn afgerond, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende om een spoedeisend belang aan te nemen.
Verdeling van het schip
6.2.
In deze kort geding procedure gaat het om de verdeling van het schip, die partijen gezamenlijk in eigendom hebben. Artikel 3:185 BW bepaalt dat iedere deelgenoot van een gemeenschappelijk goed de rechter om verdeling kan vragen. Het betoog van [gedaagde] dat de vordering een constitutieve beslissing vergt die geen voorlopig karakter heeft en daarom niet in kort geding kan worden toegewezen faalt. Het in beginsel voorlopige karakter van een door de voorzieningenrechter gegeven beslissing staat niet aan de weg aan de verdeling van een gemeenschappelijk goed. In dit geval is toedeling van het schip niet onomkeerbaar. Teruglevering of een andere wijze van verdeling door middel van verkoop blijft in beginsel altijd feitelijk en juridisch mogelijk.
6.3.
De voorzieningenrechter dient bij de vraag of het verstandig is om vooruitlopend op het oordeel van de bodemrechter een voorziening strekkende tot verdeling te geven wel zo goed mogelijk rekening te houden met de te verwachten uitkomst van een eventueel aanhangig te maken bodemprocedure. In dit geval acht de voorzieningenrechter het zeer onaannemelijk, zo niet uitgesloten, dat daarin een andere beslissing zal worden genomen dan dat de eigendom van het schip volledig aan [eiser] wordt toegedeeld, gelet op de afspraak die partijen daarover hebben gemaakt, gelet op het feit dat [eiser] [gedaagde] het in dat kader afgesproken bedrag direct volledig heeft betaald en gezien het gegeven dat [gedaagde] ook in deze procedure niet het standpunt inneemt dat het schip niet aan [eiser], maar aan hem zou moeten worden toebedeeld. De voorzieningenrechter gaat voorbij aan de stelling van [gedaagde] dat [eiser] thans geen opeisbare vordering heeft omdat [eiser] eerst de eigendommen van [gedaagde] die op het schip zijn achtergelaten moet teruggeven voordat de verplichting voor [gedaagde] ontstaat tot medewerking aan de levering van zijn eigendomsaandeel. Die voorwaarde – althans de volgordelijkheid daarin – volgt niet uit het overgelegde WhatsApp bericht van 6 juni 2023 (zie 3.5). Het (niet nader onderbouwde) aanvullend beroep van [gedaagde] op schuldeisersverzuim en opschortingsrechten slaagt dan ook niet. Dit betekent dat de eigendom van het schip volledig aan [eiser] kan worden toegedeeld.
6.4.
[eiser] vordert verder te bepalen dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als een als een in wettige vorm opgemaakte notariële akte van levering, zodat de uitspraak ingeschreven kan worden in de registers van het Kadaster. Omdat hiertegen en tegen de tekst van de conceptakte geen verweer is gevoerd en gelet op de weigerachtige houding van [gedaagde], ook na de ter zitting gemaakte afspraken, zal de voorzieningenrechter dit deel van de vordering ook toewijzen.
Proceskosten
6.5.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. [eiser] heeft verzocht [gedaagde] te veroordelen in de werkelijke proceskosten. Dit is volgens rechtspraak van de Hoge Raad alleen mogelijk in buitengewone omstandigheden, waarbij dient te worden gedacht aan misbruik van procesrecht en onrechtmatige daad waarvan pas sprake is als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid daarvan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Hiervan kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit geval nog net niet worden gesproken. De proceskosten zullen daarom overeenkomstig het liquidatietarief worden berekend.
6.6.
De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- betekening oproeping € 136,72
- griffierecht 320,00
- salaris advocaat 1.107,00
- nakosten
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.741,72

7.De beoordeling in reconventie

Spoedeisend belang

7.1.
Het spoedeisend belang van [gedaagde] volgt in voldoende mate uit de aard en grondslag van zijn vordering. Mede is van belang dat [gedaagde] over zijn eigendommen wenst te beschikken omdat het zeilseizoen reeds is aangevangen.
Afgifte eigendommen [gedaagde]
7.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat – naar eigen zeggen van [gedaagde] –
ongeveer de helft van de gevorderde eigendommen tijdens de zitting aan hem overhandigd zijn. Het gaat daarbij om de zaken die [eiser] eerder al naar Nederland heeft laten vervoeren en waarover hij [gedaagde] bij e-mail van 5 maart 2023 heeft geïnformeerd. Dit betekent dat de vordering niet toewijsbaar is voor zover deze ziet op eigendommen die reeds in het bezit van [gedaagde] zijn.
7.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] eigenaar is van een aantal zaken die zich (ten tijde van de zitting) nog aan boord van het schip bevonden. Uit de toelichting van partijen begrijpt de voorzieningenrechter dat partijen hebben afgesproken dat [eiser] deze eigendommen mee zou nemen op het schip waarna ze bij aankomst in Nederland aan [gedaagde] zouden worden overhandigd. Partijen hebben destijds geen rekening gehouden met de situatie dat de zeiltocht vertraging op zou lopen en het schip pas in mei 2024 in Nederland zou aankomen. Uit niets is gebleken dat [eiser] niet bereid is tot teruggave, dit werd slechts verhinderd doordat de eigendommen zich in Portugal bevonden en ook [eiser] hierover geen beschikking had.
7.4.
Tijdens de zitting hebben partijen afgesproken dat [eiser] ook de resterende eigendommen van [gedaagde] naar Nederland zou laten vervoeren. Van de betreffende zaken heeft [eiser] ter zitting foto’s aan [gedaagde] getoond. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de op de foto’s getoonde zaken zich inmiddels in Nederland bevinden en aan [gedaagde] afgegeven kunnen worden. Omdat [eiser] op 25 april 2024 de zeiltocht vanuit Portugal gaat voortzetten zal de vordering dan ook in zoverre worden toegewezen, dat [eiser] uiterlijk op 24 april 2024 de zaken waarvan op de zitting van 29 maart 2023 foto’s aan [gedaagde] zijn getoond en waarover tussen partijen overeenstemming is bereikt dat [eiser] deze spullen vanuit de haven in Portugal naar Nederland zou laten vervoeren aan [gedaagde] moet afgeven. Een dwangsom acht de voorzieningenrechter niet geboden, gelet op de toezegging van [eiser] dat hij de beschikbare spullen van [gedaagde] zal overhandigen.
Proceskosten
7.5.
De voorzieningenrechter acht compensatie van proceskosten in reconventie op zijn plaats, in die zin dat beide partijen hun eigen kosten dragen.

8.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
8.1.
deelt het eigendomsaandeel van [gedaagde] in het registergoed [naam] toe aan [eiser];
8.2.
bepaalt dat deze uitspraak op de voet van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de volgende akte:
‘AKTE VAN VERDELING
(het zeiljacht genaamd [naam])
Partijen:
1. de heer [gedaagde], wonende te [postcode 1] [plaats 2], [adres 1], geboren te [plaats 3] op [geboortedatum 1], ongehuwd en niet als partner geregistreerd in de zin van het geregistreerd partnerschap, hierna te noemen de “
Vervreemder
2. de heer [eiser], wonende te [postcode 2] [plaats 1], gemeente [plaats 4], [adres 2], geboren te [plaats 5] op [geboortedatum 2], gehuwd met
mevrouw [betrokkene 2], hierna te noemen de “
Verkrijger”,
de Vervreemder en de Verkrijger hierna tezamen te noemen: de “
Deelgenoten”.
Overwegingen:
Inleiding
1. De Deelgenoten hebben samen het hierna te omschrijven registergoed.
2. De Deelgenoten hebben een overeenkomst gesloten voor de verdeling van het hierna te omschrijven registergoed.
Omschrijving registergoed
Tot de tussen de Deelgenoten thans bestaande gemeenschap omvat het aluminium zeiljacht genaamd “[naam]”, met brandmerk [nummer], type Sandemaier 51, gebouwd te Frasdorf-Pfifferloh, Duitsland, in het jaar negentienhonderd negentig, bouwwerf: Lome Hiller (Particulier), Duitsland,
bouwnummer onbekend, inrichting: een vooronder met ankerkluis, aanvaring schot, eigenaars hut met douche en toilet, salon met kombuis, achterste toilet en douche, navigatie gedeelte, motorcompartiment, BB en SB Loodsbed en kajuit, voortbewogen door Perkins 4.236 dieselmotor van zesenvijftig kilowatt (56 KW), motornummer 44392684, aangebracht op de motor, bruto-tonnage 19, nettotonnage 5, hebbende een lengte van vijftien meter en vierentwintig centimeter
(15.24 m), een breedte van vier meter en tien centimeter (4.10 m) en een diepgang van twee meter en dertig centimeter (2.30 m), zulks met al het scheepstoebehoren als bedoeld in artikel 8:1 lid 4 BW en de rechten op de ligplaats gelegen te Portugal, hierna te noemen het “Registergoed”.
Verkrijging
Het Registergoed werd door Verkoper, ieder voor de onverdeelde helft, in eigendom verkregen door de teboekstelling ten kantore van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers, op twintig januari tweeduizend drieëntwintig in het Scheepsregister Hypotheken 4, in deel 50469 nummer 106.
Bezwaring
Het Registergoed is niet belast met enige hypotheek of beslag of inschrijvingen daarvan.
Waarde
De Deelgenoten hebben in onderling overleg de waarde van het Registergoed per heden vastgesteld op een bedrag van tachtigduizend euro (
€ 80.000,00), waarvoor het Registergoed in de verdeling wordt betrokken.
Verdeling
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis bepaald dat het Registergoed per heden zal worden toegedeeld aan de Verkrijger onder de verplichting voor de Verkrijger om aan de Vervreemder wegens overbedeling te voldoen een bedrag ad veertigduizend euro (
€ 40.000,00), hierna ook te noemen het “
Verschuldigde Bedrag”.
Levering
Ter uitvoering van de hiervoor vermelde overeenkomst van verdeling wordt het Registergoed door de Deelgenoten bij dezen geleverd aan de Verkrijger, die het Registergoed aanvaardt.
Betaling
Het door de Verkrijger aan de Vervreemder Verschuldigde Bedrag is op zeven juni tweeduizend drieëntwintig voldaan door storting op de rekening van de Vervreemder, waarvan blijkt uit een document, dat aan deze akte wordt gehecht. De Vervreemder verleent bij dezen kwijting aan de Verkrijger voor het Verschuldigde Bedrag.
Bepalingen
De verdeling en de levering zijn geschied onder de tussen de Vervreemder en de Verkrijger overeengekomen bepalingen waaronder:
Artikel 1
Kosten
De notariële kosten wegens de verdeling en levering van het Registergoed en de over die kosten verschuldigde omzetbelasting zijn voor rekening van de Verkrijger.
Artikel 2
Leveringsverplichting, juridische en feitelijke staat
1. De Vervreemder levert aan de Verkrijger het Registergoed:
a. onvoorwaardelijk en niet onderworpen aan inkorting, ontbinding of aan welke vernietiging dan ook;
b. niet bezwaard met beslagen of rechten van hypotheken of inschrijvingen daarvan dan wel met andere beperkte rechten;
c. niet bezwaard met kwalitatieve verplichtingen;
d. niet belast met bijzondere lasten en beperkingen.
2. De aflevering (feitelijke levering) van het Registergoed heeft al plaatsgevonden.
Artikel 3
Baten en lasten, risico
Met ingang van heden komen de baten aan de Verkrijger ten goede, zijn de lasten voor zijn rekening en draagt hij het risico van het Registergoed.
Artikel 4
Titelbewijzen en bescheiden
De op het Registergoed betrekking hebbende titelbewijzen en bescheiden bedoeld in artikel 7:9 van het Burgerlijk Wetboek zijn, indien en voor zover de Vervreemder deze in zijn bezit had, aan de Verkrijger afgegeven.
Artikel 5
Aanspraken
Voor zover de levering daarvan niet reeds heeft plaatsgehad, levert de Vervreemder bij dezen aan de Verkrijger, die aanvaardt, zijn gerechtigdheid tot die aanspraken die niet kunnen gelden als kwalitatieve rechten als bedoeld in artikel 6:251 van het Burgerlijk Wetboek, die de Vervreemder nu of te eniger tijd kan doen gelden ten aanzien van de bouwer(s), de aannemer(s), de onderaannemer(s), de installateur(s) en/of de leverancier(s) van het Registergoed, alsmede de rechten uit eventuele premieregelingen en garantiecertificaten, alles voor zover deze regelingen overdraagbaar zijn en
zonder dat de Vervreemder tot enige vrijwaring gehouden is.
De Verkrijger is thans bevoegd om de overdracht van de gerechtigdheid tot de betreffende rechten te bewerkstelligen door mededeling te doen aan de personen jegens wie die rechten kunnen worden uitgeoefend.
Slotverklaringen
De Deelgenoten verklaren:
1. zij hebben hiermee het Registergoed naar hun volkomen genoegen verdeeld;
2. zij hebben ieder het hen toekomende ontvangen;
3. zij verlenen elkaar met betrekking tot de verdeling van het Registergoed over en weer kwijting en decharge;
4. zij doen afstand van het recht om op grond van enige bepaling van het Burgerlijk Wetboek ontbinding of vernietiging van deze verdeling te vorderen, waaronder mede begrepen afstand van het recht op vernietiging wegens dwaling omtrent de waarde van het Registergoed, aangezien ieder van de Deelgenoten de verdeling te zijnen bate of schade aanvaardt.
Totstandkoming verdeling
De verdeling opgenomen in deze akte geschiedt bij deze akte en wordt van kracht met ingang van 22 april 2024.’
8.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van [eiser] van € 1.741,72, te betalen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
8.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
8.6.
veroordeelt [eiser] tot afgifte uiterlijk op 24 april 2024 aan [gedaagde] van de zaken waarvan op de zitting van 29 maart 2023 foto’s aan [gedaagde] zijn getoond en waarover tussen partijen overeenstemming is bereikt dat [eiser] deze spullen vanuit de haven in Portugal naar Nederland zou laten vervoeren,
8.7.
compenseert de proceskosten in reconventie, in die zin dat beide partijen hun eigen kosten dragen,
8.8.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Wolfs en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 22 april 2024. [1]
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat.
Als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.

Voetnoten

1.Conc.: 1589