ECLI:NL:RBNHO:2024:4032

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
C/15/346306 HA ZA 23-650
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor gebreken en meerwerk bij verbouwing

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 17 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], een aannemer, en [gedaagden], de opdrachtgevers. De zaak betreft een verbouwing die [eiser] heeft uitgevoerd aan de woning en schuur van [gedaagden]. [gedaagden] hebben [eiser] aansprakelijk gesteld voor gebreken in de uitvoering van het werk en vorderen schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er gebreken zijn in de uitvoering van het werk, zoals slecht gelegde dakpannen en andere tekortkomingen, en heeft [eiser] aansprakelijk gesteld voor de schade die [gedaagden] hierdoor hebben geleden. In reconventie heeft [eiser] een bedrag aan meerwerk gevorderd, maar de rechtbank heeft deze vordering grotendeels afgewezen omdat onvoldoende bewijs was geleverd dat de werkzaamheden waren afgesproken en uitgevoerd. De rechtbank heeft [eiser] veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 4.103,59 aan [gedaagden], te vermeerderen met btw en wettelijke rente, en heeft [gedaagden] veroordeeld tot betaling van € 387,80 aan [eiser] voor erkende meerwerkposten. De proceskosten zijn eveneens toegewezen aan de zijde van [gedaagden].

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/346306 / HA ZA 23-650
Vonnis in verzet van 17 april 2024
in de zaak van
[eiser],
h.o.d.n.
[eiser] BOUW,
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
opposant in het verzet,
advocaat: mr. P.P. Otte te Castricum,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende in [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
geopposeerde in het verzet,
advocaat: mr. L.Q. Jolink te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden genoemd. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als [gedaagden]
De zaak in het kort
[eiser] heeft in opdracht van [gedaagden] verbouwwerkzaamheden aan de woning en schuur van [gedaagden] uitgevoerd. [gedaagden] vinden dat het werk niet goed is uitgevoerd en vinden dat [eiser] aansprakelijk is voor de schade die [gedaagden] als gevolg van de tekortkomingen lijden. [eiser] betwist dat er tekortkomingen kleven aan het uitgevoerde werk en vordert in reconventie een bedrag aan meerwerk. De rechtbank stelt enkele gebreken aan het uitgevoerde werk vast en acht [eiser] hiervoor aansprakelijk. In reconventie wijst de rechtbank de vordering van [eiser] grotendeels af omdat onvoldoende onderbouwd gesteld is dat deze (meer)werkzaamheden zijn afgesproken en uitgevoerd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het door deze rechtbank op 13 september 2023 tussen [gedaagden] en [eiser] bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer / rolnummer C/15/342887/ HA ZA 23-442;
- de verzetdagvaarding van 23 oktober 2023 met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie van de zijde van [gedaagden] ;
- het tussenvonnis van 24 januari 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling van 4 maart 2024, waarvan door de griffier aantekening is gemaakt en waarbij door mr. Jolink spreekaantekeningen zijn overgelegd.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[gedaagden] zijn eigenaar van een woning met schuur gelegen aan de [adres] in [woonplaats] . [eiser] voert een eenmanszaak onder de naam [eiser] Bouw.
2.2.
[gedaagden] hebben naar aanleiding van een offerte, gedateerd 15 april 2020 en verzonden op 11 juni 2020, aan [eiser] opdracht gegeven voor de op de offerte vermelde werkzaamheden voor een verbouwing aan de woning en de schuur voor € 31.301,25 inclusief btw. De werkzaamheden betroffen onder meer sloopwerkzaamheden, opbouw van de garage onderzijde, het leveren en plaatsen van deurkozijnen, verplaatsen van de cv-ketel naar de garage, opbouw dak garage en het realiseren van een vlizotrap. Op het acceptatieblad van de offerte staat het volgende vermeldt:
“Voor werkzaamheden die niet binnen de omschreven offerte vallen zullen gemeld worden en een aparte factuur voor opgemaakt worden.”
2.3.
Op 28 september 2020 zijn de werkzaamheden aan de woning gestart.
Voor enkele verbouwingswerkzaamheden heeft [eiser] loodgietersbedrijf Glorie ingeschakeld (hierna: Glorie). Voor de uiteindelijk uitgevoerde werkzaamheden heeft [eiser] in totaal een bedrag van € 31.346,03 in rekening gebracht, waarvan € 27.573,03 inclusief btw giraal is betaald en een bedrag van € 3.773,00 voor meerwerk contant is betaald.
2.4.
Bij factuur van 9 februari 2021 heeft [eiser] een bedrag van € 7.200,65 inclusief btw aan meerwerk aan [gedaagden] in rekening gebracht. Diezelfde dag hebben [gedaagden] hierop bij e-mail als volgt gereageerd:
“Ik denk dat we even aan tafel moeten. Wat jij nu aangeeft is niet volgens afspraak. Meerwerk bijvoorbeeld, dat zou altijd vooraf worden doorgegeven en niet achteraf. Wat betreft termijnen hou ik vast aan 3 termijnen en de 3e termijn na oplevering. We spreken donderdag. (…).”
2.5.
Hierop heeft [eiser] per e-mail van 9 februari 2021 het volgende aan [gedaagden] geschreven:
“Hi [gedaagde 2] ,
Ja ik werk tegenwoordig met 4 termijnen.
En het een en ander verrekend?
Dat er kosten afgaan bedoel je?
Ik zal met [naam 1] even overleggen wat er aan meerwerk geleverd is maar zover ik nu heb staan.
Meerwerk:
  • plaatsen 2de rij nokvorsten incl extra geleverde nokvorsten.
  • nokvorsten aansmeren flexim
  • strook betonvloer verwijderen en afvoeren
  • raggels en gips aanbrengen tussen balken begane grond
  • voorzetwand plaatsen zolder
  • stucplaten aanbrengen wanden zolder.
  • boeidelen leveren en plaatsen binnentuin
  • radiator afdoppen en verwijderen.
  • vlisotrap aanbrengen.
Minderwerk:
  • Afvoerpijp en leidingwerk was/droger
  • metselstenen oud kozijn
dit moet ik nog uitwerken en kosten vuil.”.
2.6.
Op 23 april 2021 om 19:34 uur schrijft [gedaagde 2] per whatsappbericht aan [eiser] onder ander het volgende:
“Om verdere discussies te voorkomen wil ik je nogmaals aangeven dat we diverse malen hebben aangegeven dat voor meerwerk vantevoren een prijsopgave gedaan moest worden, mede om keuzevrijheid te behouden. (…).”
2.7.
Hierop heeft [eiser] onder andere bij whatsappbericht van 23 april 2021 om 20.03 uur het volgende aan [gedaagde 2] gereageerd:
“Hey [gedaagde 2] , delen zijn gespoten hoorde ik. Verder zal ik het meerwerk voor je uitschrijven idd maar zoals ik ook al meerdere keren heb aangegeven ook in het acceptatie blad offerte is dat het werk waar jullie voor gekozen hebben wat buiten de offerte valt ofwel meerwerk, word aangegeven en dan een aparte factuur voor aangemaakt word.”
2.8.
Op 29 april 2021 heeft [eiser] aan [gedaagden] een meerwerkfactuur gestuurd. [gedaagden] hebben deze meerwerkfactuur van per saldo nog € 2.773,99 inclusief btw onbetaald gelaten.
2.9.
Naast eerdergenoemde discussie over het vermeende meerwerk bestaat discussie over de kwaliteit van het door [eiser] uitgevoerde werk. In verband hiermee hebben [gedaagden] Bureau voor Bouwpathologie (hierna: Bouwpathologie) opdracht gegeven om een bouwkundig onderzoek uit te voeren. In het door Bouwpathologie opgemaakt rapport van 4 april 2022 zijn een achttal gebreken genoemd. Het rapport luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
(…)
“Vraag 1:Welke gebreken treft u aan in het door [eiser] uitgevoerde werk?
Antwoord:Op aangeven van mevrouw [gedaagde 1] is een rondgang door en om de gerenoveerde schuur gemaakt. Daarbij zijn diverse vermoedelijke gebreken geduid. Onderstaand is per punt een oordeel gegeven en is aangegeven in hoeverre sprake is van een gebrek. Tevens is per gebrek aangegeven op welke wijze herstel dient te worden uitgevoerd, voor zover als dat noodzakelijk is. (…)
Punt 2:De dakpannen zijn slecht gelegd en diverse zijn verschoven. Ook is sprake van kapotte dakpannen en missen panhaken.
Oordeel: Met name aan de rechter zijde van het dakvlak is sprake van een op het oog vervorming van het dakvlak. Hier lijkt een deuk in het dakvlak aanwezig (foto 4 en 5). Verder zijn ook diverse dakpannen verschoven en is sprake van vele oude, slechte dakpannen. De dakpannen sluiten hierdoor niet meer goed op elkaar aan (foto 5 en 6). Dit is aan te duiden als een gebrek.
Onder de dakpannen is voor wat betreft het nieuwe dakdeel een waterkerende dampopen folie aanwezig. Deze sluit keurig aan op de oude dakplaten welke zijn blijven zitten (foto 7 en 8). De dakpannen zijn nergens voorzien van panhaken. Deze waren voor aanvang van de werkzaamheden ook niet aanwezig, omdat voor wat betreft het grootste deel van het dak niets is veranderd.
Herstel: Herstel zal moeten bestaan uit het nalopen van het dakvlak en de verschoven weer goed leggen en de slechte en kapotte dakpannen vervangen. Daarbij kunnen dan gelijk panhaken worden aangebracht. In de overeenkomst staat beschreven dat de oude dakpannen worden teruggelegd met nieuwe panhaken.
(…)
Punt 5:De afwatering van het platte dak laat te wensen over.
Oordeel: Aan de voorzijde van het platte dak van de verbouwde schuur bevindt zich de spuwer (afvoer). Aan de voorzijde van het dak blijft een laagje water staan (foto 9 en 10). Op zich is dit gezien de plaats en hoeveelheid water niet te duiden als een gebrek, de hoeveelheid water is beperkt en er blijft alleen aan de zijde van de afvoer water staan, zij het over de volle breedte van het dak. Het platte dak is verder rondom voorzien van een zeer minimale opstand van de dakbedekking (foto 11, 12 en 13). Hierdoor bestaat er een verhoogde kans dat water onder winddruk over de opstand wordt gestuwd. Dit water zal echter niet direct binnen komen. Aan de dakzijde (hellend dak) komt het vocht onder de dakpannen en zal over de aangebrachte folie omlaag stromen. Aan de gevelzijde zal het water in het overstek terecht komen en hier mogelijk tot schade leiden. Echter gezien de maximale hoogte van de dakrand is binnen die mogelijkheden het maximaal haalbare gerealiseerd. Hierin zitten enkele risico’s.
Herstel: Elke aanpassing, verandering aan de hoogte van de opstand, zal leiden tot te hoge dakrand, althans voor zover ondergetekende dat heeft meegekregen. Om toch te voorkomen dat opgestuwd water naar binnen treed, zal de dakbedekking moeten worden doorgezet tot over de rand. Dan zal opgestuwd water nooit naar binnen stromen maar over de randen worden afgevoerd. Het is dan wel van essentieel belang dat de folies onder dakpannen van de schuine dakvlakken, aaneengesloten onder de dakpannen aanwezig is. Om dit mogelijk te maken zullen de dakrandafwerkingen en de nokvorsten moeten worden verwijderd en een extra strook dakbedekking moeten worden aangebracht en doorgezet tot de voorzijde van de boeidelen en tot over de nok en doorlopen tot op de waterkerende folie op het schuine dakvlak.
(…)
Punt 7:Oude vochtige dakplaten zijn blijven zitten.
(…)
Punt 8:Vloer overstek vochtig en koud.
Oordeel: De vloer voelt ter plaatse koud aan maar is zeker niet vochtig. De vloer steekt hier ter plaatse door naar buiten waardoor deze sterk afkoelt. De onderzijde is volgens mededeling voorzien van isolatiedeken maar zeer waarschijnlijk niet van een dampopen waterkerende folie, omdat dit deel tot niet door neerslag wordt belast, Echter door de opbouw heeft wind wel vrij spel en zal dit als koud en vochtig worden ervaren.
Herstel: Herstel zal moeten bestaan uit het open maken van het overstek vanaf de onderzijde en dan de isolatie en de luchtdichting controleren en daar waar nodig aanpassen. Tevens is het raadzaam om toch een dampopen folie aan te brengen waarmee ook de wind minder vat heeft op de constructie. De constructie zal echter altijd kouder aanvoelen dan de rest van de vloer.
Punt 9:Kwaliteit van de deur naar het dakterras.
Oordeel: Hier is een massieve multiplex deur toegepast. Dit staat ook als zodanig in de overeenkomst. Dit is op zich te kwalificeren als een zeer deugdelijke en stevige deur. Er is hier dan ook geen sprake van een gebrek. De afwerking rond de deur laat op zich wel te wensen over. Het dak overstek is niet overal even breed en sommige planken, en rabatdelen zitten los.
Herstel: Wat betreft de afwerking rond de deur zal hier wel wat herstel aan moeten worden uitgevoerd. Het overstek zal gelijk moeten worden gemaakt en de loszittende delen zullen moeten worden vastgezet. Voornoemde werkzaamheden dienen gelijk met het herstel van punt 5, omdat de dakrand dan toch al moet worden aangepakt.
Punt 10:Riool in patio maakt vreemd geluid bij gebruik van bv het toilet.
Oordeel: In de patio is in de hoek een put aanwezig (foto 15). Deze put zit volgens mededeling aangesloten op het riool. In onderhavige geval is sprake van een zogenaamd gemengd stelsel, wat impliceert dat zowel het regenwater als het vuilwaterriool op het zelfde leidingstelsel lozen. Op het moment wanneer de wc in de woning wordt doorgetrokken zal dat waarneembaar zijn in het putje in de patio omdat het riool hier lucht vandaan gaat aanzuigen. Het putje werkt feitelijk als een soort beluchter. De put mag alleen niet volledig leeg worden gezogen anders zou het kunnen gaan stinken in de patio.
Herstel: Vooralsnog niet van toepassing.
(…)
Punt 13:Aansluiting zink muurafdekking op schuine dakvlak.
Oordeel: Op de bovenzijde van de voormalige gevels van de schuur welke nu dienst doen als ommuring van de patio, is een zinken kap aangebracht (foto 18). Deze kap sluit aan op de schuine kap van de schuur (foto 19). Het opgezette zink is koud tegen de boelboorden van het dakoverstek aan geplaatst (foto 19). De aansluiting is afgekit, maar deze staat al open (foto 20). Hierdoor is hier sprake van een potentieel inwateringspunt. Dit is te duiden als een gebrek.
Herstel: Herstel zal moeten bestaan uit het opgezette zink achter de boeidelen uit te laten komen. Daartoe zal het boeideel losgehaald moeten worden, iets worden ingekort en het zink hier onderdoor en er achter opzetten.
Punt 14:Vloer van patio loop door naar binnen.
Oordeel: De voormalige vloer van de schuur is van beton en loopt vanuit de
patio door in de schuur (foto 15 en 21). Om het water af te kunnen voeren zijn sparingen gemaakt. Echter ter plaatse van de pui loopt de vloer on-onderbroken door naar binnen. Hierdoor kan vocht relatief eenvoudig onder de pui door naar binnen trekken. Bovendien is hier sprake van een koudebrug.
Herstel: Feitelijk zal de vloer ter hoogte van de pul alsnog moeten worden ingezaagd. Het is niet geheel duidelijk welk effect dit zal hebben op de zetting van de schuur die grotendeels op de betonplaat zal rusten.
(…)
Punt 16:Lekkages rondom dakluik.
Oordeel: Er zijn twee aftekeningen van een lekkage rond het dakluik
waarneembaar (foto 22, 23 en 24). Bij de aftekening aan de rechterzijde is geen restvocht meer meetbaar. Deze lijkt te zijn opgelost na vervanging van de dakbedekking rond het luik. De andere plek, nabij de badkamer (foto 24) is nog meetbaar nat in de muur (foto 25). Hier wordt echter nooit water gezien dus zal de lekkage minimaal zijn, mogelijk is hier nog sprake van restvocht. Ook is niet uit te sluiten dat de lekkage zich ergens vanuit de aansluiting van de dakbedekking op het luik voor doet. Dit zal de komende tijd moeten worden gemonitord om hier omtrent meer duidelijkheid te verkrijgen. Als blijkt dat de muur na flinke neerslag toch echt weer nat is zal nader onderzoek moeten worden uitgevoerd, waarbij de vlonderdelen dan deels zullen moeten worden verwijderd.
Herstel: Vooralsnog niet van toepassing.
(…)
Punt 18:Het raam in de kopgevel van de aanbouw sluit te strak aan op het hout.
Oordeel: De onderdorpel van het gevelkozijnen van de zolder van de schuur sluit aan de onderzijde te strak aan op de rabatdelen.
Herstel: Herstel zal moeten bestaan uit het creëren van een opening en aanbrengen van een kleien waterslag zodat terugstromend water niet achter het rabat terecht kan komen. (…)”.
2.10.
Op 18 mei 2022 hebben [gedaagden] [eiser] in gebreke gesteld en hem gesommeerd de eerdergenoemde gebreken in het rapport van Bouwpathologie onder 2, 5, 7, 8, 9, 10, 13 en 18 te herstellen.
2.11.
Op 25 mei 2022 hebben [gedaagden] een lekkage ontdekt in de badkamer en in de keuken. Dit gebrek is genoemd onder punt 16 in het rapport van Bouwpathologie. Op 30 mei 2022 is [eiser] ook ten aanzien van de lekkage in gebreke gesteld en – gezien de spoedeisendheid daarvan – gesommeerd om binnen zeven dagen de lekkage te verhelpen. [eiser] heeft hierop niet gereageerd.
2.12.
Per e-mail en aangetekend schrijven van 8 juni 2022 is namens [gedaagden] [eiser] nogmaals gesommeerd bovengenoemde lekkage te verhelpen.
2.13.
Hierop heeft [eiser] bij e-mail van 13 juni 2022 als volgt gereageerd:
(…)
“Deze lekkage problemen zijn pas ontstaan nadat uw cliënt zelf zijn dakterras verwijderd heeft en vervolgens zelf een nieuwe heeft geplaatst. Ik ga dus geen herstelwerkzaamheden uitvoeren ik heb hem destijds al uitgelegd dat dit niet bij mij te halen valt. Hij heeft het nummer van de dakdekker die het heeft aangelegd. (…).”
2.14.
Bij e-mail van 20 juni 2022 heeft de advocaat van [gedaagden] vervolgens hierop als volgt gereageerd:
(…)
“De dakdekker is echter door u ingeschakeld voor de installatie van het dakluik en later opnieuw voor de lekkage rondom het dakluik. De bevestiging hiervan hebben cliënten nog via de whatsapp van u ontvangen. U bent als aannemer verantwoordelijk voor het uitgevoerde werk van uw onderaannemer. Cliënten zullen uw bericht van 13 juni jongstleden opvatten als een mededeling dat u niet zult overgaan tot herstelwerkzaamheden
indien u niet binnen 7 dagen na heden toch bevestigt dat u het gebrek zult herstellen.
Inmiddels is de door cliënten gestelde termijn voor het aanleveren van een plan van aanpak ten aanzien van de gebreken uit het rapport van het Bureau voor Bouwpathologie ook verlopen. Helaas heeft u verzuimd een plan van aanpak aan te leveren. (…).”.
2.15.
[eiser] heeft hierop niet meer gereageerd.
2.16.
Ter herstel van de lekkage hebben [gedaagden] een andere partij ingeschakeld. [gedaagden] hebben daarnaast deskundige Woningkeurgroep B.V. (hierna: Woningkeur) ingeschakeld om de lekkage te onderzoeken. Op 20 juli 2022 heeft Woningkeur, in aanwezigheid van [gedaagden] , het werk geïnspecteerd. [eiser] is hiertoe niet uitgenodigd. In haar rapport van 21 juli 2022 heeft Woningkeur het volgende geconcludeerd:

Samenvatting van de bevindingen:
In de muur en plafond zijn actieve vochtplekken aanwezig ter plaatse van de nieuw aangebrachte lichtkoepel/dakluik. De dakbedekking (EPDM) is niet correct aangeheeld op de bestaande dakbedekking, er zijn diverse losse lijmnaden zichtbaar.”.
2.17.
In opdracht van [gedaagden] heeft vervolgens Bureau voor Bouwpathologie op 19 januari 2023 aanvullend onderzoek verricht. Hierbij waren [gedaagden] aanwezig. [eiser] was – na hiertoe te zijn uitgenodigd – hierbij niet aanwezig. Het aanvullend rapport d.d. 27 januari 2023 luidt – voor zover hier van belang – als volgt:

BEOORDELING GEVELS VOORMALIGE SCHUUR
Het doel van deze vervolg opname was om inzicht te verkrijgen in de thermische staat van de verbouwde schuur. Volgens de aannemer was het binnenspouwblad van de spouwmuur aan beide zijden ingezaagd om op die manier een koude brug te voorkomen. Van oorsprong liep de spouwmuur door de tot patio om gebouwde ruimte in.
Door middel van de warmte beeld opname is gekeken of de muur is onderbroken of niet. Ook is de vloer gelijk meegenomen. (…)
Conclusie:
Gezien de uitkomst van de opname waarbij duidelijk temperatuur verschil in de inwendige hoek zichtbaar is, waar de muur zou zijn ingezaagd, is het zeer onwaarschijnlijk dat de muur volledig is ingezaagd. De uitkomst van de metingen en warmtebeeld opnames laten duidelijk zien dat er een directe contact is tussen binnen en buiten. er is in ieder geval geen duidelijke koude brug onderbreking aanwezig. Als de muur al is ingezaagd heeft dit onvoldoende effect gehad op de koude straling naar binnen en de warmtestraling naar buiten. zie hiervoor de warmte beeld opnames in bijlage 1 van onderhavige rapportage. Voor wat betreft de vloer stond al vast dat deze doorliep van binnen naar buiten en dus niet was onderbroken, dit was ook tijdens het onderzoek eveneens duidelijk waarneembaar (foto 15 en 16).”.
2.18.
Nadien is er – al dan niet tussen de advocaten van partijen – verder gecorrespondeerd. Tussenkomst van de advocaten van partijen heeft buiten rechte niet tot een oplossing geleid.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[gedaagden] hebben in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. [eiser] veroordeelt aan [gedaagden] te betalen een bedrag ad € 36.803,28 althans een in goede justitie te bepalen bedrag, uit hoofde van vervangende
schadevergoeding ex artikel 6:87 BW, te vermeerderen met de daarover verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum van verzuim (27 juni 2022), althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag van algehele voldoening;
II. [eiser] veroordeelt aan [gedaagden] te betalen een bedrag ad € 1.059,01, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, aan buitengerechtelijke incassokosten;
III. [eiser] veroordeelt in de proceskosten alsmede in de nakosten.
3.2.
Bij het verstekvonnis zijn de vorderingen van [gedaagden] integraal toegewezen en is [eiser] veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal € 2.196,85, te vermeerderen met de nakosten, begroot op € 173,00, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van de betekening.
3.3.
[eiser] vordert in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van [gedaagden] alsnog worden afgewezen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[eiser] vordert in reconventie – samengevat – hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling van € 2.773,99 aan meerwerk, vermeerderd met rente en kosten.
3.6.
[gedaagden] voeren hiertegen verweer. [gedaagden] concluderen tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie

4.1.
[gedaagden] baseren hun vordering op het rapport van Bureau voor Bouwpathologie. Van de daarin besproken punten beschouwen [gedaagden] er acht als gebreken. Ter beoordeling staat of die gestelde gebreken een tekortkoming van [eiser] opleveren en of [eiser] is gehouden tot vervangende schadevergoeding op grond van artikel 6:87 lid 1 BW.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat de stelplicht en, zo nodig, bewijslast bij [gedaagden] liggen, omdat zij zich erop beroepen dat [eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verbintenissen uit de overeenkomst en om die reden de schade van [gedaagden] moet vergoeden (artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, hierna: Rv). Dit geldt zowel voor het bestaan van de gestelde gebreken als voor de hoogte van het gevorderde schadebedrag. Per gebrek dient beoordeeld te worden óf sprake is van een gebrek en zo ja, wel schadebedrag in dat kader dient te worden toegewezen. Voor zover uit de door [gedaagden] overgelegde offertes per gesteld gebrek onvoldoende blijkt welk bedrag aan herstel daarvan verbonden is, komt dat voor hun risico.
De vordering van [gedaagden] bestaat uit meerdere schadeposten die de rechtbank hierna zal behandelen.
Dakpannen zijn slecht gelegd, kapot dan wel verschoven
4.3.
[gedaagden] stellen dat de dakpannen slecht zijn gelegd en op diverse plaatsen zijn verschoven. Ook zou sprake zijn van kapotte dakpannen en missen de daklatten en panhaken. [eiser] voert aan dat alleen opdracht is gegeven voor het weghalen van dakpannen en het terugleggen van de bestaande dakpannen en betwist dat hij conform de overeenkomst gehouden was tot het aanbrengen van nieuwe daklatten en dakhaken. [eiser] voert daarnaast aan dat – na de nodige wijzigingen – het dak zou worden behouden en hij enkel dakpannen heeft weggehaald en heeft teruggeplaatst. Hij neemt aan dat hierbij mogelijk een aantal pannen niet helemaal goed is teruggelegd.
4.4.
De rechtbank volgt [eiser] niet in zijn stellingen. In de overeenkomst staat immers beschreven dat de oude dakpannen zullen worden teruggelegd met nieuwe panhaken. Uit het rapport voor Bouwpathologie blijkt dat deze niet zijn aangebracht. De rechtbank stelt derhalve vast dat sprake is van een gebrek en dus van een tekortkoming omdat uit het rapport blijkt dat de dakpannen slecht zijn gelegd, kapot zijn dan wel verschoven en er geen nieuwe panhaken zijn toegepast. [eiser] heeft dit onvoldoende betwist en dient de schade van [gedaagden] te vergoeden.
4.5.
Ter onderbouwing van de schade (de herstelkosten) hebben [gedaagden] een tweetal offertes overgelegd. De schade op dit punt bedraagt volgens de offerte van Oostwouder Aannemers (hierna: Oostwouder) € 1.846,03 exclusief btw en volgens de offerte van Aannemersbedrijf D. Teerenstra B.V. (hierna: Teerenstra) € 5.696,50 exclusief btw. [eiser] voert aan dat deze bedragen niet voldoende zijn gespecificeerd en onderbouwd. De rechtbank volgt [eiser] daarin wat betreft het door Teerenstra geoffreerde bedrag, maar acht het geoffreerde bedrag van Oostwouder wel voldoende onderbouwd en gespecificeerd. Bovendien heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd dat van een ander bedrag moet worden uitgegaan. Dit betekent dat ten aanzien van dit gebrek een bedrag van € 1.846,03 zal worden toegewezen, te vermeerderen met de daarover verschuldigde btw.
De afwatering van het platte dak
4.6.
Dit punt staat in het rapport van Bouwpathologie vermeld als punt 5:
De afwatering van het platte dak laat te wensen over.[gedaagden] stellen dat dit hersteld moet worden door verhoging van de dakrand. [eiser] voert aan dat dit punt eenvoudig kan worden opgelost door middel van het doortrekken van de loodslab.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser] onvoldoende betwist dat dit punt nog steeds bestaat en een gebrek oplevert. Er is dan ook sprake van een tekortkoming en [eiser] moet de schade van [gedaagden] op dit punt daarom vergoeden.
4.7.
Het rapport van Bouwpathologie noemt als herstelmethode het doorzetten van de dakbedekking tot over de rand. De rechtbank neemt aan dat [eiser] met ‘het doortrekken van de loodslab’ hierop doelt. [gedaagden] willen een andere herstelmethode, namelijk het verhogen van de dakrand. Zij hebben echter niet onderbouwd waarom dat noodzakelijk is en waarom het doorzetten van de dakbedekking niet voldoende zou zijn. De rechtbank gaat er daarom van uit dat het doorzetten van de dakbedekking voldoende is voor herstel van dit gebrek.
4.8.
[gedaagden] hebben geen bedrag aan herstelkosten/schade genoemd. De rechtbank zal de schade schatten op basis van het door [eiser] genoemde bedrag van € 150,00, te vermeerderen met de daarover verschuldigde btw. Dit bedrag komt namelijk redelijk voor en [gedaagden] hebben de juistheid van dit bedrag onvoldoende betwist.
Oude vochtige dakplaten zijn blijven zitten
4.9.
[gedaagden] hebben hun vordering ten aanzien van dit gestelde gebrek op de mondelinge behandeling ingetrokken. Dit punt behoeft dus geen verdere bespreking.
Vloer overstek vochtig en koud
4.10.
[gedaagden] stellen dat de vloer overstek vochtig en koud aanvoelt omdat geen isolatie is aangebracht en er vocht naar binnen komt. [eiser] betwist dat. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagden] onvoldoende hebben onderbouwd dat ten aanzien van dit punt sprake is van een gebrek. Uitgangspunt is het rapport voor Bouwpathologie. Daarin staat dat de vloer ter plaatse koud aanvoelt, maar niet vochtig is. Het rapport noemt het zo nodig aanpassen van de isolatie en luchtdichting en het aanbrengen van dampopen folie. Niet gebleken is echter dat deze werkzaamheden deel uitmaakten van de op basis van de offerte overeengekomen werkzaamheden. Mede gelet op het feit dat deze ruimte oorspronkelijk als bergruimte was bedoeld hebben [gedaagden] onvoldoende onderbouwd dat (desondanks) sprake is van een gebrek waarvoor [eiser] schadeplichtig is. Gebleken is niet dat [eiser] op dit punt tekortgeschoten is. Dit betekent dat deze schadepost zal worden afgewezen.
Kwaliteit van de deur naar het dakterras
4.11.
[eiser] heeft ten aanzien van dit punt erkend dat sprake is van een gebrek en dat hij schadeplichtig is. Omdat nadere specificatie van de omvang van de herstelkosten op dit punt ontbreekt, zal de rechtbank deze schadepost schatten op het door [eiser] erkende en in dit geval redelijk te achten bedrag van € 150,00, te vermeerderen met de daarover verschuldigde btw.
Riool in patio maakt vreemd geluid
4.12.
[gedaagden] wijzen erop dat uit het rapport van Bouwpathologie op dit punt blijkt dat de put die zich in de hoek van de patio bevindt, niet volledig mag worden leeggezogen, vanwege risico op stank. Volgens [gedaagden] heeft dit risico zich verwezenlijkt en maakt daarnaast het riool bij gebruik een vreemd geluid. [eiser] betwist dat. Volgens [eiser] blijkt uit het rapport van Bouwpathologie niet dat het riool niet goed is gemonteerd en een gebrek vertoont. [gedaagden] hebben hun stelling tegenover dit verweer niet nader onderbouwd. Dat hadden zij wel moeten doen, te meer dit punt niet is vermeld als gebrek in het rapport. Dit betekent dat de gevorderde schadevergoeding ten aanzien van dit punt alleen al daarom zal worden afgewezen.
Aansluiting zink muurafdekking op schuine dakvlak
4.13.
[eiser] heeft ten aanzien van dit punt onvoldoende weersproken dat sprake is van een gebrek en dat hij schadeplichtig is. [gedaagden] hebben onvoldoende onderbouwd hoe hoog de herstelkosten van dit gebrek zijn. De rechtbank zal deze schadepost daarom schatten op het door [eiser] genoemde en in dit geval redelijk te achten bedrag van € 150,00, te vermeerderen met de daarover verschuldigde btw.
Het raam in de kopgevel van de aanbouw sluit te strak aan op het hout
4.14.
[gedaagden] verwijzen op dit punt naar het rapport van Bouwpathologie, waarin staat dat herstel moet bestaan uit het creëren van een opening en het aanbrengen van een kleien waterslag, zodat terugstromend water niet achter het rabat terecht kan komen.
4.15.
[eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat hij niet precies weet wat het gebrek is omdat hij al een poos niet bij [gedaagden] is geweest, maar dat het water in ieder geval niet naar binnen kan lopen omdat hij folie heeft toegepast. [eiser] geeft hierbij aan dat ter herstel een waterkering kan worden aangebracht en dat dit (slechts) een klein onderhoudspunt is.
4.16.
De rechtbank stelt vast dat dit punt in het rapport wordt geformuleerd als gebrek. [eiser] heeft dat onvoldoende weersproken. Er is daarom sprake van een tekortkoming en [eiser] moet de schade daarom vergoeden. Deze schade is gelijk aan de herstelkosten, die volgens de offerte van Teerenstra € 807,56 exclusief btw bedragen. [eiser] heeft dit bedrag onvoldoende betwist, zodat de rechtbank uitgaat van dit bedrag van € 807,56, te vermeerderen met de daarover verschuldigde btw.
Koudebrug
4.17.
[gedaagden] verwijzen op dit punt naar het aanvullend rapport van Bouwpathologie, waarin de volgende conclusie staat:

Gezien de uitkomst van de opname waarbij duidelijk temperatuur verschil in de inwendige hoek zichtbaar is, waar de muur zou zijn ingezaagd, is het zeer onwaarschijnlijk dat de muur volledig is ingezaagd. De uitkomst van de metingen en warmtebeeld opnames laten duidelijk zien dat er een directe contact is tussen binnen en buiten. Er is in ieder geval geen duidelijke koude brug onderbreking aanwezig. Als de muur al is ingezaagd heeft dit onvoldoende effect gehad op de koude straling naar binnen en de warmtestraling naar buiten.”.Volgens [gedaagden] staat hiermee vast dat [eiser] geen rekening heeft gehouden met een koudebrugonderbreking, zodat sprake is van een tekortkoming.
4.18.
[eiser] voert aan dat het effect van koude- of warmtestraling niet tot de opdracht behoorde. De opdracht was het slopen van een halve garage/schuur voor het maken van een binnentuin/patio. Het is derhalve geen gebrek in de uitvoering van de werkzaamheden. Bovendien volgt uit de conclusie van het aanvullend onderzoek dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de muur volledig is ingezaagd en als de muur wel is ingezaagd, dit onvoldoende effect heeft op de koude straling naar binnen en de warmtestraling naar buiten, aldus steeds [eiser] .
4.19.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben [gedaagden] onvoldoende onderbouwd dat de werkzaamheden waarop zij doelen – rekening houden met koude/warmtestraling – tot de werkzaamheden van [eiser] behoorden. Het had op hun weg gelegen om te onderbouwen waarom [eiser] desondanks op dit punt is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. Omdat zij dat niet hebben gedaan, kan niet worden aangenomen dat [eiser] tekort geschoten is in de nakoming van de overeenkomst. Dit betekent dat de gevorderde schadevergoeding ten aanzien van dit punt zal worden afgewezen.
Lekkages
4.20.
Dan dient tot slot te worden bepaald of [eiser] aansprakelijk is voor de gestelde schade als gevolg van de lekkages. [gedaagden] baseren zich hierbij op de conclusies van het rapport voor Bouwpathologie en het rapport van Woningkeur. [gedaagden] betwisten dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor de lekkage, omdat zij zelf werkzaamheden aan het dakterras zouden hebben uitgevoerd. De partij die het dakterras heeft verwijderd en vervolgens een dakluik heeft geplaatst, is namelijk als onderaannemer ingeschakeld door [eiser] zelf. [eiser] is als hoofdaannemer ook aansprakelijk voor de deugdelijke nakoming van de overeenkomst, voor zover uitgevoerd door derden (artikel 7:751 BW). [gedaagden] voeren aanvullend aan dat de lekkage waar het hier om gaat zit rond de ventilatiepijp van de douche waar Glorie werkzaamheden heeft uitgevoerd. [gedaagden] hebben na daartoe [eiser] in gebreke te hebben gesteld en hem te hebben gesommeerd tot herstel een ander bedrijf ingeschakeld om de lekkage ter verhelpen. Dit betrof slechts een tijdelijke oplossing. De uiteindelijke lekkage dient duurzaam te worden verholpen, aldus steeds [gedaagden]
4.21.
[eiser] voert verweer. Volgens [eiser] zijn de lekkages pas ontstaan nadat [gedaagden] zelf het dakterras hebben verwijderd en zelf nieuwe vlonderdelen hebben gelegd. [eiser] acht daarom [gedaagden] zelf aansprakelijk voor de schade.
4.22.
Naar het oordeel van de rechtbank is als onvoldoende gemotiveerd betwist komen vast te staan dat de lekkages het gevolg zijn van een gebrek aan de door [eiser] of in zijn opdracht door de door hem ingeschakelde onderaannemer aangebrachte dakbedekking. Daarom moet [eiser] de schade die [gedaagden] door de lekkage heeft gelden vergoeden. De rechtbank licht dit hierna toe.
4.23.
Uit het rapport van Woningkeur blijkt dat de dakbedekking (EPDM) niet correct is aangeheeld op de bestaande dakbedekking en er zijn diverse losse lijmnaden zichtbaar zijn. Dat [eiser] niet bij dit onderzoek is uitgenodigd doet hieraan niet af, nu [eiser] de inhoud en conclusies van het rapport onvoldoende betwist. Daarbij geldt dat ook in het rapport van Bouwpathologie de lekkages worden genoemd. [eiser] heeft geen omstandigheden aangevoerd die het vermoeden doen rijzen dat de oorzaak van de lekkage mogelijk dan toch een andere oorzaak zou hebben. [eiser] zal aldus worden veroordeeld tot betaling van de door Woningkeur begrote, onvoldoende betwiste bedrag van € 1.000,00 aan [gedaagden] , te vermeerderen met de eventueel daarover verschuldigde btw.
Slotsom conventie
4.24.
De slotsom in conventie is dat [eiser] aan [gedaagden] per saldo
(€ 1.846,03 + € 150,00 + € 150,00 + € 150,00 + € 807,56 + € 1.000,00 =) € 4.103,59 moet betalen, te vermeerderen met de daarover verschuldigde btw, te vermeerderd met de onweersproken wettelijke rente daarover vanaf (zoals gevorderd) 27 juni 2022.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.25.
[gedaagden] maken voorts aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Omdat een aanzienlijk deel van de vordering zal worden afgewezen zal de rechtbank dit bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief over de toegewezen hoofdsom, te weten € 647,78 (inclusief btw).
Proceskosten
4.26.
[eiser] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van [gedaagden] wat het salaris advocaat betreft op basis van het toegewezen bedrag op:
- kosten van de dagvaarding
129,85
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
1.042,00
(2,0 punten × € 521,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.650,85
4.27.
Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.
In reconventie
4.28.
[eiser] vordert in reconventie een bedrag van € 2.773,99 aan meerwerk. [eiser] heeft voor de door hem (gestelde) overeengekomen en verrichte werkzaamheden een factuur d.d. 29 april 2021 verzonden. Deze factuur is onbetaald gebleven. Volgens de factuur bestaat het meerwerk uit de volgende onderdelen:
Kosten stukadoor trapwand
Deurkozijn wand bovenzijde garage waterpas maken dmw voorzetwand
Stucplaten aanbrengen wanden zolder
Koplatten aanbrengen na stucwerk
Stucplaten aanbrengen tussen de balken begane grond
Opnieuw plaatsen vlizotrap
Boeidelen plaatsen binnenzijde binnentuin
2de rij nokvorsten aanbrengen
Nokvorsten slijpen en vast monteren
Achterzijde binnentuin plantenbak uit beton slijpen
4.29.
[gedaagden] erkennen opdracht te hebben gegeven voor bovengenoemde meerwerkposten 5 (stucplaten aanbrengen tussen de balken begane grond ad € 230,30 (exclusief btw)) en 10 (achterzijde binnentuin plantenbak uit beton slijpen ad € 157,50 (exclusief btw)), zodat deze posten voor een totaalbedrag van € 387,80 (te vermeerderen met de daarover verschuldigde btw) kunnen worden toegewezen.
4.30.
Wat de overige posten betreft overweegt de rechtbank als volgt.
Vooropgesteld wordt dat [eiser] alleen meerwerk in rekening kan brengen als vast staat dat [gedaagden] daartoe opdracht hebben gegeven. Verder geldt dat hij op grond van artikel 7:755 BW in geval van door [gedaagden] gewenste toevoegingen of veranderingen slechts dan een verhoging van de overeengekomen aanneemsom kan vorderen wanneer hij [gedaagden] tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging, tenzij [gedaagden] die noodzaak uit zichzelf hadden moeten begrijpen.
4.31.
[eiser] heeft gesteld dat [gedaagden] mondeling voor al het gefactureerde meerwerk opdracht hebben gegeven en dat dit meerwerk is uitgevoerd. Op de mondelinge behandeling heeft [eiser] toegelicht dat hij niet precies (meer) weet wanneer voor de verschillende werkzaamheden opdracht is gegeven en door wie, maar dat deze werkzaamheden allemaal zijn verricht en dat bijvoorbeeld de voordeur ook door [gedaagden] open is gedaan voor de stukadoor die werkzaamheden heeft verricht. De uitvoering is allemaal vooraf dan wel achteraf door [gedaagden] geaccordeerd, aldus steeds [eiser] . Hij heeft ten slotte nog verwezen naar de tekst ten aanzien van meerwerk op het acceptatieblad van de offerte, die luidt:
“Voor werkzaamheden die niet binnen de omschreven offerte vallen zullen gemeld worden en een aparte factuur voor opgemaakt worden.”
4.32.
[gedaagden] hebben betwist dat zij (vooraf) hebben gesproken over de uitvoering van voormeld meerwerk en dat zij hiertoe opdracht hebben gegeven. Gedurende het project is meermaals met [eiser] afgesproken dat meerwerk vooraf zou worden besproken en geaccordeerd, inclusief prijsopgave. Daar heeft [eiser] zich niet aan gehouden. [gedaagden] stellen dan ook niet voor de betwiste meerwerkposten te hoeven betalen, omdat deze niet vooraf geaccordeerd zijn.
Volgens [gedaagden] behoren daarnaast enkele meerwerkposten, zoals het plaatsen van de vlizotrap, tot de oorspronkelijke opdracht zoals die blijkt uit de geaccepteerde offerte, zodat daarvoor geen extra kosten in rekening kunnen worden gebracht. Bovendien geldt dat [eiser] ook veel kosten heeft bespaard met minderwerk en veel kosten heeft bespaard door goedkopere materialen te gebruiken. Reden waarom de meerwerkfactuur met het minderwerk en goedkopere materialen kan worden verrekend nu [gedaagden] de volledige (hoofd)offerte hebben betaald. Van ongerechtvaardigde verrijking is volgens [gedaagden] dus geen sprake.
4.33.
De rechtbank overweegt als volgt. [eiser] heeft niet betwist met [gedaagden] te hebben afgesproken dat het meerwerk, inclusief prijsopgave, vooraf geaccordeerd zou worden. Daarmee hebben partijen specifieke afspraken gemaakt over de manier waarop meerwerkopdrachten zouden worden gegeven. [eiser] heeft evenmin betwist dat hij zich in een aantal gevallen niet aan die afspraak heeft gehouden.
4.34.
De stelplicht en bewijslast van de stellingen dat [eiser] met [gedaagden] heeft besproken dat voormeld meerwerk moest worden uitgevoerd en dat [gedaagden] voor de uitvoering daarvan opdracht hebben gegeven, rusten op [eiser] omdat hij zich op de rechtsgevolgen van deze stellingen beroept.
4.35.
[eiser] heeft daartoe in de eerste plaats verwezen naar de door hem uitgebrachte offerte waarin is opgenomen dat een aparte factuur voor meerwerkzaamheden zal worden opgemaakt. [eiser] verwijst daarnaast naar de gevoerde correspondentie tussen partijen waaruit het een en ander is op te maken. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] na de gemotiveerde betwisting van [gedaagden] dat opdracht is gegeven voor het verrichten van de meerwerkposten 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8 en 9 nader had moeten motiveren. De genoemde vermelding op het acceptatieblad is daartoe onvoldoende. Daarnaast blijkt niet uit de overig gevoerde correspondentie dat vooraf – dan wel achteraf – hiertoe akkoord voor is gegeven.
4.36.
Bij gebrek aan bewijs voor schriftelijke opdrachten voor het meerwerk ligt het op de weg van [eiser] om zijn stelling dat [gedaagden] mondeling opdracht hebben gegeven, voldoende te onderbouwen. [gedaagden] hebben ter zitting betwist dat zij toestemming hebben gegeven voor bovengenoemde extra werkzaamheden. Het had – gelet op de betwisting van de zijde van [gedaagden] – op de weg van [eiser] gelegen om aan te geven hoe en wanneer [gedaagden] namens haar mondeling de opdrachten hebben geaccordeerd. Een dergelijke nadere onderbouwing heeft [eiser] niet gegeven. Omdat [eiser] in dat kader geen voor bewijs vatbare feiten heeft gesteld, zal hij niet worden toegelaten tot bewijslevering van zijn stelling dat [gedaagden] mondeling hun goedkeuring voor het in rekening gebrachte meerwerk 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8 en 9 hebben verleend.
Ongerechtvaardigde verrijking
4.37.
Subsidiair legt [eiser] aan zijn vordering ten grondslag dat er sprake is van ongerechtvaardigde verrijking. De rechtbank stelt hierbij het volgende voorop. Artikel 6:212 lid 1 BW bepaalt dat degene die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, verplicht is, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking. Dit betekent dat vereist is dat tegenover de verrijking van in dit geval [gedaagden] een verarming van [eiser] staat en dat tussen de verrijking en de verarming een voldoende verband bestaat.
4.38.
De rechtbank is van oordeel dat ook de subsidiaire grondslag niet tot toewijzing van de vordering kan leiden. [gedaagden] hebben gemotiveerd betwist dat zij zijn verrijkt door de meerwerkwerkzaamheden. [gedaagden] hebben in dat kader onweersproken aangevoerd dat [eiser] ook veel kosten heeft bespaard met minderwerk en door goedkopere materialen te gebruiken. Het had op de weg van [eiser] gelegen feiten en omstandigheden te stellen waaruit volgt dat [gedaagden] desondanks zijn verrijkt. Nu evenmin is komen vast te staan dat [gedaagden] meer hebben gekregen dan waar zij op grond van de aanneemovereenkomst recht op hadden, kan er van verrijking van [gedaagden] geen sprake zijn.
Slotsom reconventie
4.39.
Het voorgaande brengt mee dat de vordering ter zake het meerwerk tot een bedrag van € 387,80, te vermeerderen met de daarover verschuldigde btw, zal worden toegewezen. De daarover gevorderde wettelijke handelsrente zal worden afgewezen, nu artikel 6:119a BW toepassing mist. Nu [eiser] wettelijke handelsrente heeft gevorderd, dient te worden aangenomen dat hij tevens aanspraak maakt op het mindere, te weten de wettelijke rente. Deze rente komt op voet van artikel 6:119 BW voor vergoeding in aanmerking vanaf (zoals gevorderd) de dag van verzetdagvaarding.
Proceskosten
4.40.
[gedaagden] is de partij die ongelijk krijgt in reconventie en zullen daarom in reconventie in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden wel begroot met factor 0,5 omdat de stellingen van beide partijen in conventie en in reconventie ten dele met elkaar samenhangen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten in reconventie aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 699,00 ((2,0 punten x 0,5 x € 521,00 + 178,00 aan nakosten) (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)).

5.De beslissing

De rechtbank
In conventie
5.1.
vernietigt het op door deze rechtbank op 13 september 2023 tussen partijen gewezen verstekvonnis onder zaaknummer / rolnummer C/15/342887/ HA ZA 23-442,
en opnieuw rechtdoende:
5.2.
veroordeelt [eiser] om aan [gedaagden] te betalen een bedrag van € 4.103,59, te vermeerderen met de daarover verschuldigde btw en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover, met ingang van 27 juni 2022, tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiser] om aan [gedaagden] te betalen een bedrag van € 647,78 inclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.4.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot dit vonnis begroot op een bedrag van € 2.650,85, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
In reconventie
5.5.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om aan [eiser] te betalen een bedrag van
€ 387,80, te vermeerderen met de daarover verschuldigde btw en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover als bedoeld in artikel 6:119 BW, met ingang van 23 oktober 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.6.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis begroot op een bedrag van € 699,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
In alle gevallen
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Auwerda en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2024.