In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is in geschil of een bedrag van € 4.000 dat eiser eind 2019 van zijn werkgever heeft ontvangen, moet worden aangemerkt als loon. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekering (ZVW) die door de Belastingdienst zijn opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de vereiste aangifte niet heeft gedaan, wat leidt tot omkering van de bewijslast. De inspecteur heeft de aanslagen gebaseerd op informatie van de politie en bankgegevens van eiser, waarbij het belastbaar inkomen uit werk en woning (biww) is vastgesteld op € 53.460, met een vergrijpboete van € 7.458. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht heeft aangenomen dat de ontvangen vergoeding van € 4.000 tot het loon behoort. De rechtbank concludeert dat de aanslagen eerder te laag dan te hoog zijn vastgesteld en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan op 27 februari 2024.