ECLI:NL:RBNHO:2024:3922

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
10962480 VV EXPL 24-38
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van dwangsomveroordeling in kort geding over herstel gebreken aan bedrijfsruimte

In deze zaak vorderden [eisers] herziening van een eerder opgelegde dwangsomveroordeling van 1 februari 2024, waarbij zij verplicht waren om herstelwerkzaamheden aan een bedrijfsruimte uit te voeren. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een onmogelijkheid voor [eisers] om aan de hoofdveroordeling te voldoen, gezien de impasse tussen partijen over de uitvoering van de werkzaamheden. De kantonrechter wijzigde de tenuitvoerlegging van de dwangsom van 1 april 2024 naar 1 juni 2024, omdat de omstandigheden en de communicatie tussen partijen niet optimaal waren. De rechter benadrukte dat beide partijen verantwoordelijk zijn voor het overleg en de uitvoering van de werkzaamheden, en dat er een werkbare oplossing gevonden moest worden. De proceskosten werden toegewezen aan [eisers], die in deze zaak in het ongelijk werden gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 10962480 \ VV EXPL 24-38
Vonnis in kort geding van 16 april 2024
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te [plaats 1],
2.
[eiser 2],
wonende te [plaats 2],
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers],
gemachtigde: mr. S.P. Bharatsingh,
tegen

1.[gedaagde 1],2. [gedaagde 2],

beiden wonende te [plaats 3],
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden],
gemachtigde: mr. P.R. van Thoor (DAS).

1.De zaak in het kort

1.1.
[eisers] vordert herziening van de dwangsomveroordeling van 1 februari 2024. Daarvoor moet sprake zijn van een onmogelijkheid voor [eisers] om aan de hoofdveroordeling te voldoen. Alhoewel [eisers] sinds zijn veroordeling niet redelijkerwijs al het mogelijke heeft gedaan om aan de hoofdveroordeling te voldoen, komt de kantonrechter tot het oordeel dat gezien de impasse tussen partijen om tot werkbare afspraken te komen toch sprake is van een onmogelijkheid. Dit lijkt tijdens de zitting te zijn vlot getrokken, zodat de kantonrechter de tenuitvoerlegging van de dwangsomveroordeling wijzigt van 1 april 2024 naar 1 juni 2024. De tegenvordering wordt afgewezen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling van 2 april 2024
- de pleitnota van [eisers]
- de pleitnota van [gedaagden]
2.2.
Stukken die na de zitting zijn ingediend, zijn buiten beschouwing gelaten.

3.De feiten

3.1.
[gedaagden] huurt van [eisers] de bedrijfsruimte aan het adres [adres] te [plaats 3] (verder: “het gehuurde”). Partijen zijn in een procedure verwikkeld omtrent, onder andere herstelwerkzaamheden aan het gehuurde. In afwachting van een uitspraak in de bodemprocedure heeft [gedaagden] januari 2024 een kort geding procedure aanhangig gemaakt voor herstel van diverse gebreken. Op 18 januari 2024 heeft de zitting plaatsgevonden.
3.2.
Op 31 januari 2024 heeft [eisers] aan [gedaagden] bericht:

(…) Heden heb ik van de medewerker van de aannemer vernomen, die de inspectie heeft uitgevoerd op 22 januari 2024, dat de geconstateerde lekkage alleen verholpen kan worden door het totale dak van het pand te vervangen. Noodvoorzieningen treffen voor de lekkage is niet mogelijk. In dat kader verzoek ik u mij schriftelijk aan te geven, nu het pannendekkersbedrijf medio april 2024 aanvang wil maken met het vervangen van het totale dak inclusief balkon/terras, of deze periode u schikt om deze werkzaamheden te laten uitvoeren. Wat betreft de voegwerkzaamheden aan de buitengevel, ben ik thans doende met een snijvoeger een afspraak te maken omtrent de periode wanneer hij bereid is aanvang te maken met de werkzaamheden. Zoals het ernaar uit ziet zullen de voegwerkzaamheden circa 1 tot 2 maanden tijd in beslag nemen. Rondom het pand zullen stijgers worden opgebouwd. Hieromtrent, door wie en wanneer aanvang zal worden gemaakt met de werkzaamheden, zal ik u nader berichten.(…)
3.3.
Op 1 februari 2024 heeft de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland uitspraak in kort geding gedaan. Daarin wordt – voor zover relevant – geoordeeld:
“(…) 5.6 [gedaagden] heeft verder ter zitting verduidelijkt dat zij herstel verlangt van de volgende gebreken (voornamelijk lekkages), waarbij zij verwijst naar de brief van 11 februari 2022:a) de kunststof kozijnen van de slaapkamerramen lekken en sluiten niet goed bij kamers 11, 12, 21 en 24;b) het houten kozijn van het badkamerraam van kamer 24 sluit niet meer.c) bij kamer 7 is er naast de lekkageplek die reeds aanwezig was sprake van schimmelvorming.Deze gebreken volgen uit het rapport van 18 februari 2021 van [betrokkene 1] met foto’s.d) Daarnaast heeft [gedaagden] aangegeven dat op het dak van kamer 7 een terras zit dat lekt naar kamer 7 en hiervoor nogmaals gewezen op het rapport van 18 februari 2021 van [betrokkene 1].e) Ook heeft [gedaagden] erop gewezen dat het inmiddels ook lekt in kamer 8 (zie ook de mail van 13 november 2023) en kamer 25 (dakopbouw te zien op een foto 3 bij voormeld rapport).
5.7
[gedaagden] verwijst voorts naar de opsomming in de dagvaarding in de bodemprocedure (productie A, randnr. 36, blz 21):f) Naast de hiervoor onder a) genoemde lekkende kozijnen worden ook de kozijnen van de slaapkamerramen in kamer 7 en 22 genoemd.g) Naast het onder b) genoemde houten kozijn worden hier ook lekkende houten badkamerraamkozijnen van kamers 25 en 27 genoemd.h) Naast wat onder c) is genoemd, worden hier lekkages langs de muren en elektriciteit bij kamers 7 en 8 genoemd. Dit overlapt wellicht met c) en e).i) Tot slot wordt hier een lekkage van het deurkozijn in kamer 11 vermeld (kantoor).
5.8
Voor de goede orde merkt de kantonrechter nog op:j) In de mail van 9 december 2022 wordt nog een lekkage langs de muur in kamer 3 en het plafond van het kantoor (kamer 11) genoemd. Dit probleem in het kantoor lijkt ook benoemd te zijn in de opsomming in de dagvaarding in de bodemprocedure.k) In de mail van 6 maart 2023 wordt ook nog een lekkend kozijn in kamer 17 genoemd. (…)De beslissing
De kantonrechter:
(…) 6.2 veroordeelt [eiser 1] en [eiser 2] om de oorzaak van de actieve lekkages in het gehuurde zoals vermeld in r.o. 5.6 tot en met 5.8, het dak en het houten hekwerk op het gehuurde te herstellen, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag vanaf 1 april 2024 voor zover de herstelwerkzaamheden niet volledig zijn uitgevoerd, met een maximum van € 100.000,00;
6.3
bepaalt dat [eiser 1] en [eiser 2] vóór uitvoering van de werkzaamheden conform artikel 14.4 van de algemene bepalingen overleggen met [gedaagden] over de planning en wijze van uitvoering en daarbij de belangen van [gedaagden] in acht nemen;
6.4
bepaalt dat [gedaagden] in afwijking van artikel 12.2 van algemene bepalingen de herstelwerkzaamheden zoals in r.o. 6.2. genoemd zelf kan laten uitvoeren door een professionele partij voor zover deze herstelwerkzaamheden op 1 april 2024 nog niet zijn uitgevoerd en de kosten daarvan kan verhalen op [eiser 1] en [eiser 2]. (…)”
3.4.
Naar aanleiding van het gewezen vonnis heeft [gedaagden] op 7 februari 2024 per e-mail aan [eisers] gevraagd om te overleggen over de uit te voeren werkzaamheden en aangegeven dat zij tot 27 februari 2024 met vakantie is, maar overleg via telefoon, zoom of teams mogelijk is.
3.5.
Bij brief van 9 februari 2024 heeft Expert Bouwgroep B.V. (Expert Bouwgroep) aangegeven aan [eisers] dat het dak oud is en vervangen moet worden, dat de voegen slecht (gebarsten, losgeraakt, helemaal weg) zijn, dat er 40-60 gevelstenen kapot zijn en dat sommige kozijnen gesteld dan wel (deels) vervangen moeten worden en dat al deze punten bijdragen aan de lekkages. Ook vraagt hij of er een omgevingsvergunning is voor het dakterras en geeft afhankelijk van het antwoord daarop twee mogelijke werkwijzen voor het oplossen van de lekkages. Hij stelt voor om samen met de huurders de lekkages langs te lopen.
3.6.
Op 13 februari 2024 heeft Expert Bouwgroep een offerte uitgebracht. Deze is op 1 maart 2024 door [eisers] getekend.
3.7.
Vervolgens heeft [eisers] op 15 februari 2024 contact opgenomen met [gedaagden] over de planning en uitvoering:
“Inmiddels heeft de kortgedingrechter geoordeeld dat de lekkages, het dak en het houten hekwerk voor 1 april a.s. hersteld dienen te zijn op straffe van een dwangsom. Het moge duidelijk zijn dat binnen de door de kortgedingrechter gestelde termijn het opgelegde in het dictum onder 6.2 onmogelijk te realiseren is. Ook de weersomstandigheden speelt hierin partte. Volgens de weersvoorspellingen zien de weersomstandigheden er niet zo rooskleurig uit om een aanvang te maken met het vernieuwen van het dak. Volgens de aannemer kunnen zij medio april 2024 aanvang maken met de dak werkzaamheden, aangezien dan de weersomstandigheden beter zijn. Dit impliceert dat de door de kortgedingrechter gestelde termijn voor herstel en vernieuwen van het dak niet haalbaar en realistisch is.(…) Het heeft mijn voorkeur om- en dit heeft de aannemer ook aangegeven – eerst een aanvang te maken met herstelwerkzaamheden en het vervangen van het houten hekwerk en platte dak gedeelte en vervolgens nagaan in hoeverre er nog sprake is van lekkages in de kamers. Volgens de aannemer zal het overgrote deel van de lekkages in die kamers verholpen zijn door het vervangen van het dak.
Concreet is mijn vraag of uw cliënten akkoord gaan om de termijn voor het uitvoeren van de werkzaamheden zoals vermeld in het kortgedingvonnis wordt verlengd tot 1 juni 2024 (i.p.v. 1 april) en dat met de dak werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt medio april 2024. Als het tijdvak voor uw cliënten niet goed uitkomt, dan verzoek ik u mij aan te geven welk tijdvak voor uw cliënten wel geschikt voorkomt.”
3.8.
Als reactie hierop heeft [gedaagden] op 16 februari 2024 te kennen gegeven dat geen uitstel op voorhand wordt verleend omdat nog niet blijkt dat het onmogelijk is om de herstelwerkzaamheden op tijd af te ronden. Daarbij heeft zij gewezen op de stellingen van [eisers] in het eerdere kort geding ter zake de uitvoering van de werkzaamheden zoals geoffreerd door het dakdekkersbedrijf [betrokkene 2] en [betrokkene 3] Kozijnen. Het betreft de offerte van [betrokkene 2] van 9 augustus 2023, waarvan [betrokkene 2] op 8 september 2023 heeft aangegeven deze getekend te hebben ontvangen, en de offerte van [betrokkene 3] Kozijnen van 9 januari 2024.
3.9.
Op 7 maart 2024 heeft een fysiek overleg plaatsgevonden tussen (de gemachtigden van) partijen en de aannemer Expert Bouwgroep. Hiervan is een 44 minuten durende geluidsopname overgelegd. [eisers] heeft hierin uitleg gegeven over de aard en omvang van de door hem beoogde werkzaamheden, de eerst mogelijke aanvangsdatum (15 april 2024) en gevraagd of [gedaagden] kan aangeven wanneer de werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. Daarbij heeft de aannemer verder de kamers met lekkages, waaronder ook de kozijnen, geïnspecteerd. [gedaagden] heeft aangegeven zich te moeten beraden over de vervolgstappen en (nog) geen akkoord te kunnen geven op (de aanvangsdatum van) de werkzaamheden.
3.10.
Op 12 maart 2024 heeft [eisers] nogmaals per e-mail gevraagd te laten weten per wanneer de aannemer van start kan. Bij e-mail van 13 maart 2024 heeft [gedaagden] hierop geantwoord dat de door [eisers] beoogde werkzaamheden niet kunnen starten op 15 april 2024, maar zij openstaat voor overleg. Ook heeft zij daarbij aangegeven dat zij wellicht een voegbedrijf heeft gevonden dat een deel van het voegwerk kan uitvoeren voor 15 april 2024 met de vraag of [eisers] daar gebruik van wil maken.
3.11.
Op 19 en 21 maart 2024 is de aannemer Expert Bouwgroep weer langs geweest bij het gehuurde en heeft de kamers met lekkages opnieuw geïnspecteerd.
3.12.
Tussen partijen is daarnaast nog een aantal keer per e-mail gecorrespondeerd over onder andere een vergunning voor het dakterras.
3.12.
[gedaagden] heeft het kort geding vonnis inmiddels aan [eisers] betekend.

4.Het geschil

4.12.
[eisers] vordert ex artikel 611d Wetboek van Rechtsvordering – samengevat – het opheffen, subsidiair opschorten tot 1 juni 2024, meer subsidiair te verminderen en de datum op te schorten tot 1 juni 2024, van de opgelegde dwangsommen.
4.13.
[eisers] legt aan de vordering ten grondslag dat zij in de in artikel 611d Rv bedoelde onmogelijkheid verkeert omdat zij door de onvoorspelbare weersomstandigheden en afhankelijkheid van de aannemers of andere derden niet aan de hoofdveroordeling kan voldoen. Daarbij geeft [eisers] aan dat de kortgeding rechter geen rekening heeft gehouden met deze omstandigheden en de termijn te kort is.
4.14.
[gedaagden] voert verweer en stelt daarnaast een tegenvordering in. Zij vordert – samengevat – [eisers] te verbieden zonder overleg of goedkeuring van [gedaagden] werkzaamheden aan het gehuurde uit te voeren in het hotelseizoen, met oplegging van een dwangsom.
4.15.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.12.
[eisers] vordert herziening van de dwangsomveroordeling die de kantonrechter eerder heeft opgelegd. De vraag die daarom voorligt, is of sprake is van een onmogelijkheid voor [eisers] om aan de hoofdveroordeling te voldoen. De rechter dient hiervoor te onderzoeken of [eisers] sinds zijn veroordeling redelijkerwijs al het mogelijke heeft gedaan om aan de hoofdveroordeling te voldoen.
5.13.
Wat [eisers] aanvoert, ziet echter voornamelijk op de hoofdveroordeling. Hij vindt dat de kantonrechter ten onrechte geen rekening heeft gehouden met bepaalde omstandigheden en daardoor een te korte termijn heeft gesteld om aan de veroordeling te voldoen. Dat is geen onmogelijkheid die zich na het vonnis heeft voorgedaan. Hier mag de kantonrechter dan ook geen oordeel over vellen. Daarvoor moet [eisers] bij de hoger beroep rechter zijn.
5.3.
Voor zover [eisers] stelt dat hij na 1 februari 2024 al het mogelijke heeft gedaan om aan de veroordeling te voldoen, stelt de kantonrechter vast dat er tot op het moment van de zitting weinig is gebeurd. Alleen het hekwerk van het balkon is vervangen. Uit de stukken en wat besproken is ter zitting blijkt verder dat [eisers] een nieuwe aannemer (Expert Bouwgroep) in de arm heeft genomen en zich heeft ingespannen om een aanvangsdatum (half april 2024 of later) met [gedaagden] af te spreken voor de door de aannemer uit te voeren werkzaamheden die volgens [eisers] nodig zijn om de lekkages weg te nemen. Deze werkzaamheden bestaan kort samengevat uit: het vervangen van het dak inclusief dakgoten en loodslabben en het voor zover nodig vervangen van de voegen [1] en gevelstenen en het reinigen van de voorgevel en het repareren of vervangen van de kozijnen. De werkzaamheden zullen ongeveer 65 werkdagen in beslag nemen. Rondom het gehuurde zullen steigers worden opgebouwd. Volgens [eisers] kan de (nieuwe) aannemer niet eerder beginnen, mede vanwege het weer, de doorlooptijd en andere opdrachten, is een tijdelijke noodoplossing niet mogelijk en wordt met voormelde werkzaamheden de oorzaak van de lekkages daadwerkelijk weggenomen.
5.3.
In het eerdere kort geding had [eisers] echter aangegeven dat hij [betrokkene 2] opdracht had gegeven het dak te vervangen en dat dit – afhankelijk van het weer – rond half maart 2024 zou gebeuren (offerte 23 augustus 2023, getekend 8 september 2023) en dat hij [betrokkene 3] Kozijnen opdracht had gegeven althans zou geven nieuwe kozijnen te bestellen en te monteren (offerte 9 januari 2024). [eisers] heeft deze opdrachten evenwel niet uit laten voeren. Wat hiervoor de reden is, blijft enigszins onduidelijk, maar lijkt vooral door kostenoverwegingen te zijn ingegeven. [eisers] wil de werkzaamheden graag aan één aannemer uitbesteden. Hiermee heeft [eisers] zich niet zodanig ingespannen als redelijkerwijs van hem mocht worden verwacht. Een onderbouwing dat [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] Kozijnen de werkzaamheden niet althans niet tijdig konden uitvoeren, ontbreekt. Ook een onderbouwing dat [eisers] meerdere aannemers heeft gevraagd (een deel van) de volgens hem benodigde werkzaamheden voor 1 april 2024 uit te voeren en dat zij hebben medegedeeld dat dit niet mogelijk was, ontbreekt.
5.4.
Daarbij heeft [eisers] niet daadwerkelijk overleg met [gedaagden] gevoerd over een planning en het beperken van de impact van de werkzaamheden op de bedrijfsvoering van [gedaagden] Dat dit overleg niet mogelijk was via de telefoon, zoom of teams is niet aannemelijk. Op 7 maart 2024 heeft uiteindelijk een fysiek overleg plaatsgevonden in het gehuurde met (de gemachtigde van) partijen en de nieuwe aannemer, maar [eisers] heeft daarbij slechts uitleg gegeven over de uit te voeren werkzaamheden en gevraagd wanneer die werkzaamheden konden worden uitgevoerd. Na aandringen van [gedaagden] heeft de aannemer de (kamers met) lekkages geïnspecteerd. De vraag van [gedaagden] of de werkzaamheden gesplitst konden worden, is door [eisers] afgewezen vanwege de hogere kosten die dat met zich mee zou brengen, althans deze zou [gedaagden] voor haar rekening moeten nemen. Nu [eisers] de werkzaamheden in het hotelseizoen [2] wilde laten uitvoeren had het hem gezien de aard en de duur van de werkzaamheden duidelijk moeten zijn dat dit grote impact zou hebben op de bedrijfsvoering van [gedaagden] en dat hierover ook afspraken gemaakt moesten worden.
5.5.
Tegelijkertijd heeft [gedaagden] het [eisers] ook niet makkelijk gemaakt. Het is juist dat het [eisers] is die aan de veroordeling moet voldoen, maar hij is daarbij afhankelijk van de medewerking van [gedaagden] Ondanks de tijdsdruk reageerde [gedaagden] soms laat of niet adequaat. [gedaagden] heeft na het vonnis niet althans onvoldoende en te laat [3] geconcretiseerd op welke wijze zij zou willen dat aan de veroordeling zou worden voldaan. Voor zover zij dit wel heeft gedaan, is daarbij geen rekening gehouden met de belangen van [eisers] Het voorstel om zelf zonder [eisers] te overleggen met de aannemer is in ieder geval onvoldoende. [gedaagden] lijkt van haar kant niet te begrijpen dat [eisers] er als eigenaar van het gehuurde belang bij heeft grip te houden op (de aard en omvang, maar ook) de duur van de werkzaamheden.
5.6.
Dat [gedaagden] niet wist welke werkzaamheden [eisers] wilde laten uitvoeren of wat de impact daarvan zou zijn, is onwaarschijnlijk. In ieder geval op 7 maart 2024 heeft [eisers] uitgelegd wat de werkzaamheden zouden inhouden. Al eerder, op 31 januari 2024, heeft hij laten weten dat hij half april 2024 het dak wilde laten vervangen en dat hij voegwerkzaamheden wilde laten uitvoeren die 1 à 2 maanden zouden duren. Dat een en ander grote impact zou hebben op de bedrijfsvoering van [gedaagden] was duidelijk. Als [gedaagden] dat niet wilde en het wenselijker achtte om alleen het in haar ogen hoognodige te doen en de rest van de werkzaamheden later uit te laten voeren, had ze daarover toen al een concreet voorstel aan [eisers] kunnen doen (welke werkzaamheden, in welke kamer of aan welk deel van het gehuurde en wanneer) met een afspraak over de kosten en opschorting van de dwangsommen voor zover dat dan nodig was geweest. Alsdan was [eisers] wellicht meer geneigd geweest te luisteren. Dat ze dat niet zou kunnen strookt bovendien niet met haar stelling ter zitting dat aan de veroordeling kan worden voldaan door middel van beperkte werkzaamheden per kamer en dat het groot onderhoud (vervanging dak en voegen) na het seizoen kan worden aangepakt en/of op de zitting van de bodemprocedure kan worden besproken.
5.7.
Inmiddels is het hotelseizoen weer gestart, mag [gedaagden] zelf de benodigde werkzaamheden uit laten voeren en wil [gedaagden] niet dat [eisers] de door hem beoogde werkzaamheden uitvoert, omdat deze een te grote impact hebben op haar bedrijfsvoering. [gedaagden] vordert daarom een verbod om over te gaan tot herstelwerkzaamheden zonder overleg met en goedkeuring van [gedaagden] De kantonrechter ziet geen aanleiding die vordering toe te wijzen. [eisers] is al veroordeeld om met [gedaagden] overleg te voeren en uit wat ter zitting is besproken blijkt dat [eisers] zich er (inmiddels) van bewust is dat [gedaagden] akkoord moet geven voor de werkzaamheden. Voor de goede orde merkt de kantonrechter op dat overleg betekent dat noch [eisers] noch [gedaagden] eenzijdig kan bepalen hoe en wanneer de aannemer te werk zal gaan. Zij moeten samen tot een werkbare oplossing komen.
5.8.
Het voorgaande laat wel zien dat [eisers] in grote mate afhankelijk is van de medewerking van [gedaagden], maar – zoals hiervoor reeds is overwogen – wil die niet dat de door hem voorgestelde werkzaamheden in het hotelseizoen worden uitgevoerd. Partijen zijn tot op heden niet in staat gebleken hierover afspraken te maken. Daardoor is op dit moment toch sprake van een onmogelijkheid om aan de veroordeling te voldoen.
5.9.
[gedaagden] stelt nu dat aan de veroordeling kan worden voldaan met veel beperktere werkzaamheden dan [eisers] voorstelt en dat die wel kunnen worden uitgevoerd in april 2024. Volgens haar betreft het vooral het repareren of vervangen van lekkende kozijnen, het waterdicht maken van het dakterras en het vastleggen van dakpannen. Alhoewel dit niet geheel strookt met wat zij in het eerdere kort geding heeft aangevoerd (de slechte staat van de voegen/gevel werd toen ook als oorzaak voor de lekkages genoemd) noch met wat de aannemer heeft verklaard, heeft [eisers] zich (na overleg met zijn aannemer) ter zitting bereid verklaard om de beperktere werkzaamheden zo snel mogelijk uit te laten uitvoeren. [eisers] zal zijn aannemer binnen vier dagen een lijst laten opstellen van de uit te voeren werkzaamheden, waarna [gedaagden] binnen een dag zal laten weten waar en wanneer de aannemer kan beginnen. De aannemer zal de werkzaamheden naar schatting in ongeveer anderhalve week en aaneengesloten uitvoeren. [gedaagden] is echter niet bereid om af te spreken dat hiermee de verbeuring van de dwangsommen op worden geschort en heeft vonnis gevraagd.
5.10.
De kantonrechter gaat er gezien voormelde afspraken van uit dat daarmee aan de veroordeling zal worden voldaan. Nu partijen door wederzijdse slechte communicatie nu pas afspraken hebben kunnen maken en er in zoverre al vanaf 1 april 2024 sprake was van een onmogelijkheid om aan de veroordeling te voldoen, ziet de kantonrechter aanleiding het verbeuren van de dwangsommen vanaf 1 april 2024 te wijzigen in ‘vanaf 1 juni 2024’.
5.11.
Gezien het feit dat de ontstane impasse in grotere mate aan [eisers] te wijten is, ziet de kantonrechter wel aanleiding hem in de proceskosten in conventie te veroordelen. De proceskosten van [gedaagden] worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 814,00
- nakosten € 135,00 (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 949,00
5.12.
De proceskosten in reconventie zullen worden gecompenseerd.

6.De beslissing

De kantonrechter
In conventie:
6.1.
wijzigt de tenuitvoerlegging van de dwangsommen zoals opgelegd in het vonnis van 1 februari 2024, van 1 april 2024 in 1 juni 2024,
6.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
In reconventie:
6.5.
wijst het gevorderde af;
6.6.
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2024.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.In de dagvaarding staat: gehele voor- en achtergevel voorzien van nieuwe voegen. De offerte van Expert Bouwgroep spreekt echter alleen over de voegen in de voorgevel.
2.De periode dat het hotel geopend is voor gasten.
3.Op 16 februari en 13 maart 2024 geeft de gemachtigde van [gedaagden] dat enigszins aan, maar zonder daarbij in te gaan op belangen van [eisers] (kosten als gevolg van splitsing van de werkzaamheden en de te verbeuren dwangsommen). Op 22 maart 2024 geeft de gemachtigde van [gedaagden] aan dat hogere kosten ivm gefragmenteerd werken voor rekening van [eisers] komen.