ECLI:NL:RBNHO:2024:3882

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
AWB - 21 _ 7037
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbeurdverklaring van zekerheden en beroep op overmacht bij invoercertificaten pluimveevlees

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 19 april 2024, wordt de verbeurdverklaring van zekerheden en het beroep op overmacht van eiseres, een importeur van pluimveevlees, beoordeeld. Eiseres had invoercertificaten aangevraagd voor de invoer van pluimveevlees uit Oekraïne, maar deze certificaten zijn niet benut vanwege een uitbraak van vogelgriep in Oekraïne. De rechtbank oordeelt dat de verweerder, de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, terecht het beroep op overmacht heeft afgewezen. Eiseres had op het moment van aanvraag van de certificaten kennis kunnen hebben van de uitbraak en had zich moeten informeren over de marktsituatie. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van abnormale omstandigheden die het niet benutten van de certificaten rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de verbeurdverklaring van de zekerheden.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: 21/7037

uitspraak van de meervoudige douanekamer van 19 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., te [vestigingsplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. W.J. Nelissen),
en
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland,verweerder,
(gemachtigde: mr. drs. [naam 1] , Rijksdienst voor Ondernemend Nederland).

InleidingIn deze uitspraak beoordeelt de rechtbank een verbeurdverklaring van zekerheden en het beroep van eiseres op overmacht bij het niet vervullen van verplichtingen in het kader van invoercertificaten.

Verweerder heeft bij besluit van 27 mei 2021 het verzoek van eiseres om een situatie van overmacht te erkennen, afgewezen en een bedrag van € 118.257 verbeurd verklaard.
Verweerder heeft bij beslissing op bezwaar van 24 november 2021 het bezwaar deels gegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 19 januari 2024 heeft de rechtbank aan eiseres verzocht om nadere informatie over de machtiging van 15 februari 2021. De gemachtigde van eiseres heeft bij brief van 6 februari 2024 op het verzoek van de rechtbank gereageerd. Deze brief is in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2024 te Haarlem.
Namens eiseres zijn verschenen [naam 2] en haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Feiten

1. Eiseres importeert sinds 2018 pluimveevlees vanuit Oekraïne naar Nederland. Deze producten neemt eiseres af van een in Oekraïne gevestigde vennootschap ( [leverancier] , hierna: de leverancier) die het vlees in Oekraïne produceert.
2. Op 27 november 2020 heeft verweerder aan [bedrijf 1] VOF t/m [bedrijf 2] VOF en [bedrijf 3] VOF invoercertificaten AGRIM (nrs. 1540664 t/m 1540677 en 1540680) afgegeven voor de invoer van pluimveevlees uit Oekraïne, gebaseerd op het contingent nummer 09.4273 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2015/2078. De invoercertificaten werden afgegeven op dezelfde dag als die waarop zij waren aangevraagd. De rechten van deze invoercertificaten zijn vanaf datum afgifte overgedragen aan eiseres. Voor de invoercertificaten zijn zekerheden gesteld. De certificaten waren geldig van 27 november 2020 tot en met 27 december 2020.
3. Op 4 december 2020 is door de veterinaire autoriteit van Oekraïne bevestigd dat in Oekraïne sprake is van een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza (HPAI), subtype 5 (hierna: vogelgriep).
4. Op 8 december 2020 heeft verweerder aan [bedrijf 4] V.O.F. het invoercertificaat AGRIM (nr. 1543183) afgegeven voor de invoer van 12.400 kg pluimveevlees uit Oekraïne, gebaseerd op het contingent nummer 09.4274 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2015/2078. Het invoercertificaat werd afgegeven op dezelfde dag als die waarop het was aangevraagd. De rechten van dit invoercertificaat zijn vanaf datum afgifte overgedragen aan eiseres. De voor het invoercertificaat gestelde zekerheid bedroeg € 9.300. Het certificaat was geldig van 8 december 2020 tot en met 31 december 2020.
5. Op 8 december 2020 heeft verweerder aan [bedrijf 5] V.O.F. het invoercertificaat AGRIM (nr. 1543184) afgegeven voor de invoer van 26.800 kg pluimveevlees uit Oekraïne, gebaseerd op het contingent nummer 09.4274 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2015/2078. Het invoercertificaat werd afgegeven op dezelfde dag als die waarop het was aangevraagd. De rechten van dit invoercertificaat zijn vanaf datum afgifte overgedragen aan eiseres. De voor de invoercertificaten gestelde zekerheid bedroeg € 20.100. Het certificaat was geldig van 8 december 2020 tot en met 31 december 2020.
6. In een bericht van de leverancier aan belanghebbende, gedateerd 8 december 2020, is het volgende opgenomen:
“Dear Partners!
Herewith we […] would like to inform you that […] we forced to withhold from exporting the goods since 07.12.2020 with reference to the confirmation on 04.12.2020 of an outbreak of highly pathogenic avian influenza (HPAI) subtype H5 in a private backyard holding in [plaats] , [district] , [regio] ) region. […]”
7. Bij het onder 6 genoemde bericht is (een Engelse vertaling van) een bericht van de ‘Chief State Veterinary Inspector of Ukraine’ gevoegd. Dat bericht luidt (onder meer) als volgt:
“ORDER
From 07.12.20 Kyiv no. 76
On restricting the export of poultry products to EU member states
According to […]
ASSIGN:
1. 1. Heads of the main departments of the State Food and Consumer Service in the regions, in Kyiv, regional services of the State Veterinary and Sanitary Control at the state border and transport, from 07.12.2020 until the removal of restrictions by the European Commission to temporarily suspend certification of below poultry products to EU member states :
- fresh poultry meat […]”
8. De Europese Unie heeft de veterinaire autoriteit van Oekraïne verzocht de certificering van bepaalde soorten pluimveevlees op te schorten en tevens verzocht de grensinspectieposten te informeren dat zendingen met certificaten van na 4 december 2020 de Europese Unie niet mogen binnenkomen. Deze importbeperkende maatregelen van de Europese Unie zijn tot in 2021 van kracht gebleven en betroffen het gehele grondgebied van Oekraïne.
9. De invoercertificaten zijn niet binnen de geldigheidsduur benut.
10. Op 18 januari 2021 heeft eiseres verzocht om overmacht te erkennen voor voornoemde invoercertificaten en de voor deze invoercertificaten gestelde zekerheden vrij te geven.
11. Op het tegen de afwijzing van dit verzoek gerichte bezwaar heeft verweerder ter zake van de (deels) niet benutte invoercertificaten die zijn aangevraagd en afgegeven op
27 november 2020 overmacht erkend en de ter zake gestelde zekerheden vrijgegeven. Voor de twee invoercertificaten die zijn aangevraagd en afgegeven op 8 december 2020 heeft verweerder zijn primaire besluit gehandhaafd. Tegen dit laatste richt zich dit beroep.

Geschil

12. In geschil is of verweerder het beroep op overmacht wegens het niet benutten van de twee invoercertificaten die zijn aangevraagd en afgegeven op 8 december 2020 voor de invoer van pluimveevlees uit Oekraïne, terecht heeft afgewezen.
13. Eiseres betoogt dat het beroep op overmacht slaagt en voert het volgende aan. Op het moment van aanvraag van de certificaten wist eiseres niet en kon eiseres niet weten van de uitbraak van vogelgriep en van de importbeperkende maatregelen. Zij had daar dan ook geen rekening mee moeten of kunnen houden. De veterinaire autoriteit van Oekraïne heeft niet rechtstreeks aan exporteurs bericht over de uitbraak en het bericht van de Europese Commissie over de importbeperkende maatregelen is verspreid nadat eiseres de certificaten had aangevraagd. Dat het uitbreken van de vogelgriep en het daaropvolgende exportverbod aan te merken zijn als uitzonderlijke omstandigheden volgt uit artikel 2, tweede lid, onder e, van Verordening (EU) 1306/2013. De uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) waar volgens verweerder uit volgt dat een uitbraak van vogelgriep niet valt aan te merken als een overmachtsituatie, ziet op andere feiten en omstandigheden en is bovendien van eerdere datum dan de Verordening.
Eiseres voert daarnaast aan dat verweerder de invoercertificaten, als hij wist dat deze niet benut konden worden, niet had mogen verlenen.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en het primaire besluit, voor zover deze betreffen de invoercertificaten afgegeven op 8 december 2020, en te bepalen dat eiseres een beroep op overmacht toekomt en dat de gestelde zekerheden niet zijn verbeurd. Eiseres verzoekt om verweerder te veroordelen in de kosten van deze procedure.
14. Verweerder betoogt, voor zover thans voor de beoordeling van het geschil van belang, dat het beroep op overmacht niet kan slagen en voert het volgende aan. Eiseres is een professionele marktpartij waarvan verwacht mag worden dat zij onderzoek doet alvorens invoercertificaten aan te vragen. Het is aan de aanvrager om zich ervan te vergewissen dat het mogelijk is om het pluimveevlees binnen het aangevraagde tijdvak in te voeren. Zij had op moment van aanvraag van de invoercertificaten kennis kunnen hebben van de uitbraak van vogelgriep en had daarnaar behoren te handelen. Eiseres heeft het risico aanvaard dat het niet mogelijk zou zijn om aan de verplichtingen van de invoercertificaten te voldoen.
Verweerder stelt voorts dat er geen wettelijke grondslag is op grond waarvan hij de aanvraag van de invoercertificaten had kunnen weigeren.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
15. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Beoordeling van het geschil

16. Een invoercertificaat brengt het recht en de verplichting mee om op grond van het certificaat de daarin vermelde hoeveelheid van het betrokken product in te voeren, zulks behoudens gevallen van overmacht tijdens de geldigheidsduur van het certificaat. Het is aan eiseres als rechthebbende en gebruiker van de invoercertificaten om alle mogelijke voorzorgsmaatregelen te nemen, teneinde deze verplichting te kunnen nakomen.
17. Tussen partijen is niet in geschil dat de in geding zijnde invoercertificaten volledig onbenut zijn. Hieruit volgt dat de gestelde zekerheid wordt verbeurd, tenzij zou komen vast te staan dat invoer tijdens de geldigheidsduur van het certificaat niet kon plaatsvinden ten gevolge van een voorval dat als overmacht dient te worden gekwalificeerd.
18. In de Mededeling C(88) 1696 van de Europese Commissie met betrekking tot overmacht in het Europese landbouwrecht (88/C 259/07) is aan de hand van de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie weergegeven hoe het begrip overmacht moet worden uitgelegd.
Onder de term overmacht is niet slechts volstrekte onmogelijkheid te verstaan, maar ook
abnormale, buiten toedoen van het bedrijf ingetreden omstandigheden, waarvan de gevolgen, alle diligentie ten spijt, slechts ten koste van onevenredig grote offers te vermijden waren geweest.
19. Uit de stukken blijkt dat op 4 december 2020 de veterinaire autoriteit van Oekraïne een uitbraak van de HPAI variant van vogelgriep heeft bevestigd. Uit de stukken volgt ook dat deze veterinaire autoriteit op 7 december 2020 een bericht heeft uitgevaardigd over de maatregelen naar aanleiding van de uitbraak. In het bericht dat eiseres op 8 december 2020 van haar leverancier heeft ontvangen staat dat deze met ingang van 7 december 2020 gedwongen is de uitvoer van pluimveevlees stop te zetten. Eiseres heeft de twee in geding zijnde certificaten na de ingang van het uitvoerverbod, namelijk op 8 december 2020, aangevraagd.
Ter zitting heeft eiseres verklaard dat bij een dergelijke uitbraak van vogelgriep doorgaans een nieuwsbericht op de website van het Oekraïense ministerie van Landbouw wordt geplaatst en dat deze website in de regel dagelijks wordt bijgewerkt. Eiseres heeft daarbij verklaard dat zij niet iedere dag op deze website kijkt.
20. Van een redelijk handelend ondernemer mag worden verwacht dat hij zich informeert en/of laat informeren over de marktsituatie, voorafgaand aan de aanvraag van invoercertificaten. Dat geldt zeker voor een importeur op een markt waar bijzondere omstandigheden aan de orde zijn, zoals de Oekraïense markt van pluimvee. Deze pluimveesector is, zo heeft eiseres ook zelf ter zitting verklaard, een risicovolle sector. Eerder in 2020 was er ook al een uitbraak van (de HPAI variant van) vogelgriep geweest met importbeperkende maatregelen tot gevolg. Eiseres was al vanaf 2018 op deze markt actief en heeft deze uitbraak dus meegemaakt. Dit moet voor haar reden te meer zijn geweest om zich accuraat te informeren voordat zij invoercertificaten aanvroeg.
21. Eiseres heeft niet voorafgaand aan de aanvraag van de certificaten (op 8 december 2020) onderzoek gedaan naar de marktsituatie op de Oekraïense pluimveemarkt. Zij heeft nagelaten contact op te nemen met haar leverancier, de website van het Oekraïense ministerie van Landbouw te raadplegen of zich anderszins te (laten) informeren over de marktsituatie. De rechtbank acht het buiten redelijke twijfel dat zij, als ze dat wel had gedaan, op de hoogte was geraakt van de uitbraak van vogelgriep.
22. Het standpunt van eiseres dat verweerder de gevraagde invoercertificaten niet had mogen afgeven omdat verweerder ook wist of had kunnen weten van de uitbraak, slaagt niet. Het is aan eiseres als rechthebbende en gebruiker van de invoercertificaten om alle mogelijke voorzorgsmaatregelen te nemen teneinde de uit de door haar aangevraagde invoercertificaten voortvloeiende verplichtingen na te kunnen komen. Deze verantwoordelijkheid kan zij niet afwentelen op verweerder.
23. Eiseres doet een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Volgens haar komt haar voor de certificaten van 8 december 2020 op dezelfde gronden een beroep op overmacht toe als de certificaten van 27 november 2020. De rechtbank volgt dit betoog niet, omdat geen sprake is van gelijke gevallen. Op 27 november 2020 was immers nog geen uitbraak van volgelgriep bekend en op 8 december 2020 was de uitbraak niet alleen bekend maar waren ook al exportbeperkende maatregelen getroffen.

Conclusie en gevolgen

24. Uit bovenstaande volgt dat geen sprake is van abnormale, buiten toedoen van het bedrijf ingetreden omstandigheden, waarvan de gevolgen in weerwil van alle mogelijke voorzorgen (‘alle diligentie ten spijt’) niet hadden kunnen worden vermeden. Verweerder heeft het beroep op overmacht wegens het niet benutten van de invoercertificaten afgegeven op 8 december 2020 terecht afgewezen.
25. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A. Schreuder, voorzitter, mr. W.M.C. Schipper en
mr. A.H. van Dapperen, leden, in aanwezigheid van mr. W.G. van Gastelen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 april 2024.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de douanekamer van het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.