ECLI:NL:RBNHO:2024:3847

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
HAA 24/808
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening rijbewijs ongeldigverklaring

Op 21 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland in Haarlem uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die zijn rijbewijs ongeldig verklaard zag door de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Verzoeker, die in de periode van 2016 tot 2022 meerdere keren is aangehouden voor rijden onder invloed van alcohol, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 14 februari 2024, waarbij zijn rijbewijs per 21 februari 2024 ongeldig werd verklaard. Verzoeker stelde dat hij een spoedeisend belang had bij het behoud van zijn rijbewijs, onder andere voor zijn werkzaamheden en de zorg voor zijn ernstig zieke vader.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen twijfel bestond aan de rechtmatigheid van het besluit van verweerder. De rechter oordeelde dat het belang van de verkeersveiligheid zwaarder weegt dan het belang van verzoeker bij het schorsen van het besluit. De voorzieningenrechter benadrukte dat verzoeker niet betwistte dat hij in het verleden niet geschikt was om te rijden en dat het in het belang van de verkeersveiligheid is dat verweerder de herkeuring afwacht. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding.

De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten en heeft partijen erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/808

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

[verzoeker] , uit Hoofddorp, verzoeker

(gemachtigde: mr. D. Eijpe),
en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Kleijbeuker).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker om het besluit van verweerder om het rijbewijs van verzoeker ongeldig te verklaren op te schorten.
1.1.
Met het bestreden besluit van 14 februari 2024 heeft verweerder het rijbewijs van verzoeker ongeldig verklaard vanaf 21 februari 2024. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van verweerder.
1.4.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Verzoeker is in de periode 2016 – 2022 zes keer aangehouden als bestuurder vaneen motorrijtuig onder invloed van alcohol. In 2018 is verzoeker een Educatieve Maatregel Alcohol en Verkeer (hierna: EMA) opgelegd en in 2022 is aan verzoeker een onderzoek naar de geschiktheid opgelegd.
2.2.
Op 8 januari 2023 is verzoeker opnieuw aangehouden als bestuurder van een motorrijtuig onder invloed van alcohol. Verweerder heeft hiervan een mededeling van de politie ontvangen. Op 8 januari 2023 is het rijbewijs van verzoeker ingevorderd en is verzoeker een rijverbod opgelegd. Op 28 maart 2023 heeft verzoeker zijn rijbewijs teruggekregen.
2.3.
Op 26 april 2023 heeft verzoeker een verwijzing voor een onderzoek naar zijn alcoholgebruik ontvangen. Het onderzoek heeft plaatsgevonden op 24 juni 2023 (telefonisch) en 12 juli 2023 (face tot face). Verweerder heeft op 3 augustus 2023, aangevuld op 4 oktober 2023, het onderzoeksrapport ontvangen waarin de psychiater concludeert dat sprake is van alcoholmisbruik dat gestopt is sinds 9 januari 2023. Op
9 februari 2024 heeft verweerder verzoeker bericht dat de uitslag van het onderzoek is dat hij niet geschikt is om te rijden.
2.4.
Met het besluit van 14 februari 2024 heeft verweerder het rijbewijs van verzoeker per 21 februari 2024 ongeldig verklaard. Verzoeker heeft een onderzoek naar zijn alcoholgebruik gehad. Uit dit eerste onderzoek blijkt dat bij verzoeker sprake is van alcoholmisbruik dat gestopt is op 9 januari 2023. Verzoeker heeft geen tweede onderzoek aangevraagd. Omdat de uitslag van het onderzoek is dat verzoeker niet geschikt is om te rijden, heeft verweerder het rijbewijs van verzoeker ongeldig verklaard per 21 februari 2024. Het gevolg van dit besluit is dat verzoeker niet mag rijden. Omdat verzoeker zijn rijbewijs niet meer mag gebruiken, moet hij het rijbewijs inleveren bij verweerder.
2.5.
Op 26 februari 2024 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen het besluit van
14 februari 2024 en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Het spoedeisend belang is volgens verzoeker gelegen in het stilliggen van zijn werkzaamheden alsmede het niet kunnen rijden van zijn ernstig zieke vader naar het ziekenhuis. De voorzieningenrechter wordt daarom verzocht het besluit te schorsen in elk geval tot de herkeuring is afgerond en hieromtrent een besluit is genomen door verweerder. Verzoeker betwist de uitkomst van het eerste onderzoek niet en betwist ook niet dat hij destijds niet geschikt was om te rijden. Verzoeker heeft in het kader van de belangenafweging aangevoerd dat uit het onderzoeksrapport volgt dat de recidiefvrije periode is gestart op 9 januari 2023 en dat de periode van een jaar inmiddels is verstreken. Dit was voordat er een besluit is genomen over de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs. Verzoeker heeft het afgelopen jaar ook gebruik kunnen maken van zijn rijbewijs en is daarbij niet meer in aanraking geweest met justitie voor het rijden onder invloed. Omdat het zo lang heeft geduurd om een besluit te nemen ziet verzoeker onvoldoende zwaarwegend belang bij het ongeldig verklaren van zijn rijbewijs. Daartegenover staat dat verzoeker vanwege zijn werkzaamheden voor zijn eigen onderneming en de gezondheidsproblemen van zijn vader wel een zwaarwegend belang heeft bij het behoud van zijn rijbewijs.
2.6
Ter zitting is gebleken dat verzoeker eind februari een gezondheidsverklaring heeft ingevuld naar aanleiding van het verstrijken van de recidiefvrije periode van een jaar, dit leidt tot een herkeuring. De arts van de herkeuring bekijkt of verzoeker inderdaad gestopt is met het gebruik van alcohol en of er daadwerkelijk sprake is van een recidiefvrije periode van een jaar.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat niet in geschil is dat sprake is van spoedeisend belang. Daarnaast betwist verzoeker niet de uitkomst van het eerste onderzoek en betwist verzoeker ook niet dat hij destijds niet geschikt was om te rijden. Hoewel het besluit lang op zich heeft laten wachten, twijfelt de voorzieningenrechter daarom niet aan de rechtmatigheid van het besluit om het rijbewijs van verzoeker ongeldig te verklaren.
3.2.
Ten aanzien van de belangen van verzoeker die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van verweerder die pleiten tegen het treffen daarvan, overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Het is in het belang van de verkeersveiligheid dat verweerder de herkeuring afwacht. Dit belang weegt in dit geval zwaarder dan het belang van verzoeker bij het schorsen van het besluit tot ongeldig verklaren van zijn rijbewijs. Daarbij weegt de voorzieningenrechter mee dat verzoeker een verleden heeft van alcoholmisbruik in het verkeer en dat verweerder ter zitting heeft toegezegd om de doorlooptijd te bevorderen voor zover dat in zijn macht ligt.

Conclusie en gevolgen

4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het besluit in stand blijft. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
5. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2024 door mr. E.J. van Keken, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. drs. A.F. Hermus-Zoetmulder, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.