ECLI:NL:RBNHO:2024:3845

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
HAA 24/528
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake intrekking standplaats Wet BAG

Op 21 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een inwoner van Alkmaar, een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen. Dit besluit betrof de intrekking van een standplaats in de zin van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen (Wet BAG). Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van de standplaats, die eerder was vastgesteld in verband met een omgevingsvergunning voor het tijdelijk plaatsen van een de-mobiele seniorenwoning. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het belang van verzoeker bij het niet intrekken van de standplaats niet zo spoedeisend was dat er niet gewacht kon worden op de beslissing op het bezwaar. De voorzieningenrechter heeft daarbij opgemerkt dat verzoeker niet kan bereiken dat de standplaats wordt opgeschort totdat op het bezwaar is beslist, omdat hij geen omgevingsvergunning heeft voor het bouwen van de seniorenwoning. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek om voorlopige voorziening niet toewijsbaar is en dat het bestreden besluit in stand blijft. Tegen deze mondelinge uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/528

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

[verzoeker] , uit Alkmaar, verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen, verweerder

(gemachtigde: E. Bosma).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van verweerder om een standplaats in de zin van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen (Wet BAG) in te trekken.
1.1.
Met het besluit van 4 december 2023 heeft verweerder de standplaats in de zin van de Wet BAG ingetrokken. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en de gemachtigde van verweerder.
1.4.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Op 7 december 2020 heeft verzoeker een aanvraag ingediend voor het tijdelijk plaatsen van een de-mobiele seniorenwoning. Met het besluit van 20 december 2021 is aan verzoeker van rechtswege een omgevingsvergunning verleend.
2.2.
Gelijktijdig met het verlenen van de omgevingsvergunning heeft verweerder met het besluit van 20 december 2021 een standplaats in de zin van de Wet BAG vastgesteld en tevens een huisnummer toegekend, [adres 1] in Egmond-Binnen. Met het besluit van 23 december 2021 heeft verweerder op verzoek van verzoeker het huisnummer [huisnummer 1] gewijzigd naar huisnummer [huisnummer 2] .
2.3.
Nadat zowel verzoeker als andere belanghebbenden tegen de van rechtswege verleende omgevingsvergunning bezwaar hadden ingediend, heeft verweerder met het besluit op bezwaar van 26 juli 2022 de van rechtswege verleende omgevingsvergunning herroepen en de daaraan ten grondslag liggende aanvraag van 7 december 2020 alsnog geweigerd. Tegen dit besluit heeft verzoeker beroep ingesteld. Met de uitspraak van
30 oktober 2023 [1] heeft deze rechtbank het beroep van verzoeker ongegrond verklaard en geoordeeld dat verweerder de van rechtswege verleende omgevingsvergunning in heroverweging mocht herroepen en de aanvraag redelijkerwijs alsnog mocht weigeren. Tegen deze uitspraak is door verzoeker hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2.4.
Naar aanleiding van de uitspraak van deze rechtbank van 30 oktober 2023 heeft verweerder met het besluit van 4 december 2023 de standplaats [adres 2] in Egmond-Binnen ingetrokken als standplaats in de zin van de Wet BAG.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3.1.
De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. De beantwoording van de vraag of sprake is van spoedeisend belang komt voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een evident onrechtmatig besluit. De vraag die daarbij moet worden beantwoord is of het belang van verzoeker bij het niet intrekken van de standplaats in de zin van de Wet BAG zo spoedeisend is dat niet kan worden gewacht totdat verweerder heeft beslist op het bezwaar van verzoeker.
3.2.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij nog steeds geen reactie op zijn bezwaar heeft ontvangen en hij ernstig wordt belemmerd in zijn voortgang. De huisarts van de vrouw van verzoeker heeft haar geadviseerd om alleen te gaan wonen. Omdat de mogelijkheid op een eigen woning minimaal is, woont zijn vrouw nu in een stacaravan op de standplaats [adres 2] in Egmond-Binnen. Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van 30 oktober 2023 en daarom is het volgens verzoeker niet mogelijk om zonder opgaaf van een geldige reden de standplaats in de zin van de Wet BAG in te trekken.
3.3.
Voor zover verzoeker met het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen wil bereiken dat verweerder sneller een beslissing neemt op zijn bezwaar, merkt de voorzieningenrechter op dat een voorlopige voorzieningenprocedure daar niet voor bedoeld is. In zo’n geval is de geëigende juridische weg dat verweerder eerst in gebreke wordt gesteld door verzoeker en dat verzoeker daarna, als twee weken zijn verstreken na de ingebrekestelling, een beroep indient tegen het niet tijdig nemen van een besluit [2] .
3.4.
Voor zover verzoeker met het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen wil bereiken dat hij alsnog een de-mobiele seniorenwoning mag bouwen op de standplaats, merkt de voorzieningenrechter op dat verzoeker dat niet kan bereiken met deze voorlopige voorzieningenprocedure. Als de voorzieningenrechter het intrekken van de standplaats in de onderhavige procedure zou opschorten totdat op het bezwaar is beslist, heeft verzoeker nog steeds geen omgevingsvergunning voor het bouwen van een de-mobiele seniorenwoning.
3.5.
Voor zover verzoeker met het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen wil bereiken dat hij de stacaravan (mobiele woning) waar zijn vrouw op dit moment in woont niet hoeft te verwijderen van de standplaats, merkt de voorzieningenrechter op dat ook hiervoor geldt dat verzoeker dat niet kan bereiken met deze voorlopige voorzieningenprocedure. Daarbij merkt de voorzieningenrechter nog ten overvloede op dat ter zitting is gebleken dat verweerder op dit moment niet handhavend optreedt tegen de stacaravan en dat als verweerder alsnog handhavend zou gaan optreden er op dat moment een belangenafweging zal moeten plaatsvinden waarbij verweerder de door verzoeker genoemde belangen zal moeten meewegen.
3.6.
In de onderhavige zaak gaat het echter om de intrekking van de standplaats [adres 2] in Egmond-Binnen als standplaats in de zin van de Wet BAG. Uit het vorenstaande volgt dat het belang van verzoeker bij het niet intrekken van de standplaats niet zo spoedeisend is dat niet kan worden gewacht totdat verweerder heeft beslist op het bezwaar van verzoeker.

Conclusie en gevolgen

4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
5. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2024 door mr. E.J. van Keken, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.F. Hermus-Zoetmulder, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zaaknummer HAA 22/4384.
2.Artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht.