ECLI:NL:RBNHO:2024:3792

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
10816175
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding vordering tegen Schiphol wegens onrechtmatige afhandeling van vermiste bezittingen

In deze civiele zaak vordert eiser schadevergoeding van Schiphol Nederland B.V. naar aanleiding van de vermissing van zijn rugzak en paspoort op de luchthaven Schiphol. Eiser stelt dat Schiphol onrechtmatig heeft gehandeld bij de afhandeling van de vondst van zijn bezittingen. De kantonrechter heeft op 17 april 2024 geoordeeld dat uit de informatie van Schiphol en de Koninklijke Marechaussee niet blijkt dat de door eiser gestelde gang van zaken correct is. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat Schiphol aansprakelijk is voor de kosten die hij heeft gemaakt na de vermissing van zijn bezittingen. De kantonrechter heeft de vordering van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van € 408,00.

De procedure begon met de dagvaarding en omvatte verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. Eiser heeft zijn rugzak op 19 oktober 2022 per ongeluk achtergelaten in een toilet op de luchthaven en heeft dit gemeld bij de afdeling Lost & Found. Ondanks dat zijn rugzak op 7 november 2022 werd gevonden, kon hij niet aantonen dat deze op een eerder moment bij de afdeling aanwezig was. Schiphol heeft zich verweerd door te stellen dat er geen sprake was van opzet of grove nalatigheid en dat de rugzak pas op 7 november 2022 bij Lost & Found is binnengebracht.

De kantonrechter concludeert dat de vordering van eiser niet kan worden toegewezen, omdat er onvoldoende bewijs is dat Schiphol onrechtmatig heeft gehandeld. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen en eiser in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 10816175 \ CV EXPL 23-7691
Vonnis van 17 april 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: [gemachtigde] (Bestuursrechtelijk adviesbureau Recht tegen onrecht),
tegen
SCHIPHOL NEDERLAND B.V.,
te Schiphol,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Schiphol,
gemachtigde: mr. M. Nuijten.
De zaak in het kort
[eiser] vordert schadevergoeding van Schiphol omdat zij bij de afhandeling van de vondst van zijn vermiste rugzak en paspoort onrechtmatig heeft gehandeld. De kantonrechter oordeelt dat uit de informatie van Schiphol en de Koninklijke Marechaussee de door [eiser] gestelde feitelijke gang van zaken niet blijkt. Daarmee heeft [eiser] onvoldoende gesteld om Schiphol aansprakelijk te (kunnen) houden voor de kosten die [eiser] na en als gevolg van de vermissing van zijn bezittingen heeft gemaakt. De vordering wordt daarom afgewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald. Dit is bij brief van 21 maart 2024 aan [eiser] meegedeeld en daarbij is hem bericht dat tussentijdse toezending van stukken niet is toegestaan. De kantonrechter laat de brief van [eiser] van 23 maart 2024, waarin hij ingaat op de conclusie van dupliek, daarom buiten beschouwing.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is op 19 oktober 2022 naar de luchthaven Schiphol (hierna: de luchthaven) gegaan teneinde om 17.40 uur te vertrekken naar Israël, met vlucht LY338 van luchtvaartmaatschappij El Al.
2.2.
[eiser] heeft op die dag omstreeks 15.30 uur zijn rugzak, met daarin onder meer zijn paspoort, boardingpass en een pak diepgevroren haringen, onbedoeld in een openbare toilet/wasruimte op de luchthaven achter de veiligheidscontrole achtergelaten. Toen hij dit bemerkte is [eiser] teruggegaan naar de toilet/wasruimte, maar zijn rugzak stond daar niet meer.
2.3.
[eiser] heeft de vermissing vervolgens omstreeks 16.00 uur persoonlijk gemeld bij de afdeling Lost & Found van Schiphol Airport (hierna: L&F).
2.4.
[eiser] heeft dezelfde avond bij de Koninklijke Marechaussee (KMar) om 19.37 uur de vermissing van een videocamera, laptop, gehoorapparaat en oplader gemeld en om 19.39 uur aangifte gedaan van de vermissing van zijn paspoort.
2.5.
[eiser] is vervolgens met hulp van de KMar uit het beveiligde gebied teruggeleid naar het onbeveiligde gebied, vanwaar hij vertrokken is naar [plaats].
2.6.
[eiser] heeft de volgende dag, 20 oktober 2022, de vermissing van de rugzak met inhoud om 18.23 uur digitaal (nogmaals) bij L&F gemeld.
2.7.
Op 7 november 2022 ontving [eiser] een e-mail van L&F, waarin onder meer vermeld stond:
“We are very happy to inform you that your lost item has been located! (…) Passports, driving licences and identity cards are handed over to immigration office of the Royal Netherlands Marechaussee.”
2.8.
Op 8 november 2022 heeft [eiser] zijn rugzak opgehaald bij de luchthaven. Met uitzondering van zijn paspoort, boardingpass en het pak ingevroren haringen bleek er niets vermist te zijn.
2.9.
Op 30 januari 2023 heeft een medewerker van Schiphol aan [eiser] het volgende bericht:
“Navraag bij de afdeling Lost & Found heeft het volgende opgeleverd: Uw rugzak is na de vondst bij onze afdeling Lost & Found binnengebracht door de Koninklijke Marechaussee. Conform standaardprocedure worden persoon documenten als een paspoort door de Koninklijke Marechaussee verwijderd, alsmede etensresten.
Hieronder treft u de betreffende registratie aan.
(…)
Found date 07.11.2022 10:21
(…)
Op 07-11-2022 is er een match geweest en heeft u direct een e-mail ontvangen waarin is aangegeven dat uw rugzak was gevonden en kon worden opgehaald.”
2.10.
Op 30 maart 2023 heeft de KMar aan [eiser] onder meer het volgende bericht:
“Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat uw paspoort op 19 oktober 2022 bij de afdeling nooddocumenten van de KMar is ingeleverd. (…) De medewerker die uw paspoort in ontvangst heeft genomen op 19 oktober 2022 heeft uw paspoort doorgestuurd naar de administratie van de afdeling en daar is uw paspoort ongeldig gemaakt. De exacte datum en door welke medewerker het paspoort ongeldig is gemaakt is echter niet meer te achterhalen. Wel is bij ons bekend bij welke medewerker van de KMar uw paspoort op 19 oktober 2022 is ingeleverd. Indien u een kopie zou willen hebben van de mutatie (mutatienummer: 22-093595) waarin vermeld staat dat uw paspoort op 19 oktober 2022 is gevonden en bij de KMar is ingeleverd kunt u een verzoek indienen bij de privacyfunctionaris van de KMar.
(…)
Tot mijn spijt moet ik u mededelen dat er bij de KMar niets bekend is over uw rugzak of de inhoud daarvan. In uw verzoek stelt u dat de haring door de KMar uit de rugzak is gehaald echter is in de systemen van de KMar niet te vinden dat uw rugzak door de KMar is aangetroffen of bij de KMar is afgegeven. Ook van de haring en de overige goederen die zich in uw rugzak bevonden is niets in de systemen van de KMar terug te vinden.”
2.11.
Op 3 april 2023 heeft (de klachtbehandelaar van) de KMar aan [eiser] onder meer het volgende bericht:
“Vervolgens heb ik u uitgelegd dat het geen standaard procedure bij de KMar is dat gevonden etenswaren op de luchthaven Schiphol bij ons worden ingeleverd of worden vernietigd.”
2.12.
Op 27 juni 2023 heeft de privacyfunctionaris van de KMar aan [eiser] onder meer het volgende bericht:
“Naar aanleiding van uw verzoek heb ik de mij ter beschikking staande systemen laten raadplegen. Daaruit is gebleken dat uw persoonsgegevens (…) in enkele mutaties zijn verwerkt. (…) In de mutatie (22-093595) die betrekking heeft op het terugvinden van uw paspoort staat, samengevat weergegeven, dat een beambte van de KMar hiervan op 19 oktober 2022, om 20:36, een verklaring heeft opgesteld.”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter Schiphol zal veroordelen tot betaling van € 1.846,48 aan schadevergoeding, vermeerderd met proceskosten.
[eiser] legt aan deze vordering ten grondslag dat Schiphol en/of haar medewerkers onrechtmatig hebben gehandeld door niet op een behoorlijke wijze administratie bij te houden van een aangifte van gevonden voorwerpen en de gegevens van de vinder, zoals bedoeld in artikel 5:5, lid 1 onder a en c en lid 4 BW, en door haar medewerkers niet overeenkomstig deze bepalingen te instrueren. Hierdoor heeft [eiser] schade geleden. Bij een op orde zijnde administratie en adequate instructie van Schipholmedewerkers had [eiser] zijn vermiste rugzak en paspoort namelijk op 19 oktober 2022 nog kunnen ophalen en zou hij later die avond zijn reis alsnog hebben kunnen vervolgen. Volgens [eiser] was zijn rugzak op 19 oktober 2022 rond 20.36 uur immers bij L&F. De stelling van Schiphol dat de rugzak pas op 7 november 2022 bij L&F terecht is gekomen, is volgens [eiser] onjuist.
3.2.
Schiphol voert verweer en betwist dat zij aansprakelijk is voor de kosten die [eiser] heeft gemaakt na en als gevolg van de vermissing van zijn rugzak en paspoort. In de eerste plaats beroept Schiphol zich op artikel 12 van de toepasselijke Schipholregels. Omdat geen sprake is van aantoonbare opzet of grove nalatigheid aan de zijde van Schiphol is zij niet aansprakelijk voor schade die is ontstaan door of tijdens het verblijf binnen het luchthavengebied. Verder stelt Schiphol dat uit de voorhanden gegevens niet kan worden afgeleid dat L&F al op 19 oktober 2022 rond 20.36 uur over de rugzak van [eiser] beschikte. Uit de door Schiphol geregistreerde gegevens blijkt juist dat de rugzak pas op 7 november 2022 door de KMar is binnengebracht bij L&F. Daarbij komt dat L&F op 19 oktober 2022 om 20.00 uur gesloten was, zodat L&F hoe dan ook geen tijdig contact meer heeft kunnen leggen met [eiser] en/of de luchtvaartmaatschappij El Al. Schiphol betwist verder dat zij heeft gehandeld in strijd met de artikelen 5:1 tot en met 5:12 BW en betwist tot slot de (hoogte van de) gestelde schade.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft uitvoerig navraag gedaan bij Schiphol en de KMar om te achterhalen wanneer en door wie zijn rugzak en paspoort is gevonden, wat daarmee vervolgens is gebeurd en hoe in het algemeen op de luchthaven wordt omgegaan met (regels op het gebied van) verloren voorwerpen. De belangrijkste informatie is hiervoor onder de feiten opgenomen. Op grond van deze informatie moet er volgens [eiser] (blijkens zijn stellingname in de conclusie van repliek) als meest waarschijnlijke scenario van worden uitgegaan dat zijn rugzak door een (reinigings)medewerker van Schiphol is gevonden, dat deze medewerker de ingevroren haring en het paspoort uit de rugzak heeft gehaald, dat deze medewerker de rugzak na sluitingstijd van de afdeling L&F aldaar heeft achtergelaten en het paspoort vervolgens heeft ingeleverd bij het kantoor Nooddocumenten van de KMar. Daarmee heeft deze medewerker, zo begrijpt de kantonrechter het betoog van [eiser], in strijd gehandeld met de verplichting om ‘met bekwame spoed’ en op juiste wijze aangifte te doen van de vondst, zoals voorgeschreven in artikel 5:5, lid 1 onder a BW. Op 7 november 2022 heeft een medewerker van L&F de rugzak op een onbekende plaats aangetroffen en deze vervolgens geregistreerd.
4.2.
De kantonrechter kan deze gestelde feitelijke gang van zaken niet afleiden uit de door [eiser] ingebrachte stukken. Schiphol wijst er terecht op dat nergens uit blijkt dat het paspoort zich ten tijde van de vondst of het inleveren daarvan in de rugzak van [eiser] bevond, en ook niet dat het paspoort samen met de rugzak is gevonden of ingeleverd. Uit de informatie die is verstrekt door de KMar (zie hiervoor onder 2.10 en 2.12) volgt (enkel) dat het paspoort van [eiser] op 19 oktober 2022 om 20.36 uur bij afdeling Nooddocumenten van de KMar is ingeleverd. Over de rugzak of de inhoud daarvan is bij de KMar niets bekend.
De enkele verklaring van [eiser] zelf dat zijn paspoort in zijn rugzak zat toen hij die onbedoeld achterliet, is onvoldoende voor de door hem getrokken conclusie dat op 19 oktober 2022 niet alleen zijn (om 20.36 uur ingeleverde) paspoort, maar ook zijn rugzak met verdere inhoud bij L&F of de KMar aanwezig moet zijn geweest.
Verder kan uit de voorhanden stukken niet worden afgeleid dat de rugzak op een eerder moment dan op 7 november 2022 bij L&F is gebracht en dat het bericht van Schiphol van 30 januari 2023 (zie hiervoor 2.9) dus onjuist is. Ten slotte ziet de kantonrechter geen concrete aanknopingspunten om aan te nemen dat dat de rugzak en/of het paspoort zoals [eiser] stelt is gevonden en/of ingeleverd door een medewerker van Schiphol, en niet door een (onbekend gebleven) derde. Ook uit de door de KMar aangeleverde informatie, waarop [eiser] zijn stellingen mede baseert, blijkt dit niet.
4.3.
Het door [eiser] waarschijnlijk geachte scenario berust daarmee grotendeels op zijn eigen aannames en gevolgtrekkingen. En daarmee heeft [eiser] onvoldoende gesteld voor het aannemen van aansprakelijkheid van Schiphol voor de door [eiser] geclaimde schade.
Daarbij komt dat L&F op 19 oktober 2022 vanaf 20.00 uur gesloten was, zodat L&F ook om die reden niet meer dezelfde avond actie had kunnen ondernemen als er (toch) vanuit zou moeten worden gegaan dat de rugzak èn het paspoort om 20.36 uur bij L&F aanwezig was. Het standpunt van [eiser] dat reizigers mogen verwachten dat ten minste één balie/kantoor van L&F gedurende de vertrektijden van passagiersvluchten geopend is, volgt de kantonrechter niet. Uit de meermaals genoemde artikelen uit boek 5 BW volgt dit niet, en voor het overige is niet duidelijk waarop [eiser] dit standpunt baseert.
4.4.
De kantonrechter begrijpt dat het voor [eiser] heel onbevredigend is dat op basis van de verkregen informatie niet kan worden vastgesteld wat er in de periode tussen 19 oktober 2022 en 7 november 2022 met zijn rugzak en overige eigendommen is gebeurd en waar deze zich bevonden. En dat verder onduidelijk blijft wanneer en door wie de haring uit zijn rugzak is gehaald, nu niet in geschil is dat op 7 november 2022 de haring niet meer in de rugzak zat, er geen sporen zijn die erop wijzen dat (tot kort voor) 7 november 2022 de haring in de tas heeft gezeten en door Schiphol en de KMar geen eenduidige informatie is verstrekt over de gebruikelijke procedure bij het aantreffen van bederfelijke etenswaren in gevonden bagage. Dit kan echter niet tot een ander oordeel leiden omdat (ook) deze onduidelijkheid er niet toe kan leiden dat Schiphol aansprakelijk moet worden gehouden voor de kosten die [eiser] na en als gevolg van de vermissing van zijn bezittingen heeft gemaakt. Voor een verdere beoordeling van de (juistheid van de) interne procedures die Schiphol hanteert bij de afhandeling van gevonden voorwerpen is in deze procedure geen ruimte. Ten slotte merkt de kantonrechter nog op dat de door [eiser] genoemde artikelen 7:600 tot en met 7:608 BW in dit geval niet van toepassing zijn.
4.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van [eiser] wordt afgewezen. Aan de bespreking van de overige standpunten van partijen komt de kantonrechter gelet hierop niet toe.
4.6.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van Schiphol worden begroot op € 408,00 (2,00 punten × € 204,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 408,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Jochem en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2024.