ECLI:NL:RBNHO:2024:3757

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
10469730 \ CV EXPL 23-2503
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding door AirHelp na vertraging van vlucht AT851

In deze bodemzaak heeft AirHelp Germany GmbH een vordering ingesteld tegen Royal Air Maroc wegens compensatie voor vertraging van vlucht AT851 op 20 oktober 2022. De passagiers, [betrokkene 1] en [betrokkene 2], hadden een vervoersovereenkomst met de vervoerder, die hen van Amsterdam-Schiphol naar Casablanca moest vervoeren. De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen, waarna AirHelp compensatie heeft gevorderd van € 800,00, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder heeft de vordering betwist, onder andere door te stellen dat de vordering niet rechtsgeldig aan AirHelp was gecedeerd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de cessie van de vordering aan AirHelp rechtsgeldig was. De vervoerder heeft onvoldoende bewijs geleverd om de echtheid van de handtekening van [betrokkene 2] op de cessieakte te betwisten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van AirHelp toewijsbaar is, inclusief de wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door mr. S. Kleij op 1 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10469730 \ CV EXPL 23-2503
Uitspraakdatum: 1 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar het recht harer vestiging
AirHelp Germany GmbH,
gevestigd te Berlijn, Duitsland,
eiseres
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de buitenlandse vennootschap
Royal Air Maroc,
gevestigd te Casablanca, Marokko,
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke (Warendorf Advocaten en Notarissen)

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 4 april 2023 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] (hierna: de passagiers) hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen op 20 oktober 2022 moest vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Casablanca Mohamed V International Airport, Casablanca, Marokko, met vlucht AT851 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de compensatie te voldoen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per persoon.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft primair aangevoerd dat de vordering van de passagiers niet rechtsgeldig aan AirHelp is gecedeerd en dat AirHelp daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Dit betoog slaagt niet. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
4.3.
Op grond van artikel 3:94 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is voor een rechtsgeldige levering van een vorderingsrecht op naam een daartoe bestemde akte vereist en een mededeling van de cessie aan de debiteur. AirHelp heeft bij de dagvaarding twee onderhandse aktes in de vorm van een
“assignment form”overgelegd. Deze zouden op 20 en 21 oktober 2022 door de passagiers ondertekend zijn.
4.4.
De vervoerder betwist de echtheid van de handtekening van passagier [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]) op de akte. Hij heeft aangevoerd dat de handtekening van [betrokkene 2] op de akte niet overeenstemt met de handtekening in het eveneens door AirHelp overgelegde paspoort van [betrokkene 2]. De vervoerder heeft echter, tegenover de gemotiveerde betwisting door AirHelp, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de handtekening op de akte niet afkomstig zou zijn van [betrokkene 2] en dat de vordering niet aan AirHelp is overgedragen. De handtekening van [betrokkene 2] op de akte stemt in voldoende mate overeen met de handtekening op het paspoort. Hierbij neemt de kantonrechter tevens in overweging dat AirHelp, naast de volmachten, boekingsbewijzen en een kopie van de paspoorten van de passagiers heeft overgelegd. Het had daarom, gelet op de weerlegging door AirHelp, op de weg van de vervoerder gelegen om zijn betoog op dit punt nader te onderbouwen.
4.5.
De akte van passagier [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) is gedateerd op 20 oktober 2022. AirHelp heeft gesteld dat de vlucht in kwestie op 21 oktober 2022 om 00.23 uur is aangekomen in Casablanca. De vervoerder heeft aangevoerd dat [betrokkene 1] het
“assignment form”dus al tijdens de uitvoering van de vlucht in kwestie zou moeten hebben ondertekend. Dit is onmogelijk, aldus de vervoerder. De kantonrechter kan dit betoog niet volgen. Niet valt in te zien waarom het onmogelijk zou zijn om een digitaal formulier tijdens (het wachten op) een vlucht in te vullen. Voor zover de vervoerder heeft geprobeerd aan te voeren dat de datum van de akte de cessie ongeldig maakt, kan dit verweer ook niet slagen. Het is immers, gelet op artikel 3:97 BW, ook mogelijk om toekomstige vorderingen bij voorbaat te leveren. Voor het overige heeft de vervoerder de vordering tot voldoening van de hoofdsom niet betwist en deze zal worden toegewezen.
4.6.
Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente geldt het volgende. AirHelp heeft de wettelijke rente gevorderd vanaf de datum van de vlucht. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade, gelet op artikel 6:83 sub b BW, terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De werkwijze en proceshouding van AirHelp, waar hierna op in zal worden gegaan, doen hier niet aan af. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 20 oktober 2022, zijnde de datum waarop de vlucht op de eindbestemming had moeten aankomen.
4.7.
Subsidiair heeft de vervoerder aangevoerd dat hij rauwelijks is gedagvaard omdat AirHelp de claim niet op de juiste wijze heeft ingediend. Daartoe heeft hij aangevoerd dat hij niet bekend is met een schriftelijke aanmaning door AirHelp. AirHelp had een procedure kunnen voorkomen door de vordering in te dienen via het gestandaardiseerde webformulier op de website van de vervoerder. AirHelp stelt hier tegenover dat zij op 18 en 22 november 2022 via e-mail een aanmaning aan de vervoerder heeft gestuurd. De vervoerder heeft hierop gereageerd. AirHelp heeft de reacties van de vervoerder als productie opgenomen bij haar conclusie van repliek. Het webformulier van de vervoerder voorziet volgens AirHelp niet in de mogelijkheid om een claim in te dienen voor vluchten waarbij de passagier met vertraging is gearriveerd, maar alleen voor gevallen waarbij sprake is van annulering.
4.8.
De kantonrechter overweegt als volgt. Weliswaar heeft AirHelp verwezen naar het automatische antwoord van de vervoerder, maar hieruit blijkt, gezien de gemotiveerde betwisting daarvan door de vervoerder, niet dat AirHelp een juiste aanmaning via e-mail heeft gestuurd voordat de gerechtelijke procedure werd opgestart. Hiertoe had zij in ieder geval de gestelde e-mail met de aanmaning moeten overleggen. De kantonrechter is daarom van oordeel dat AirHelp door haar werkwijze en proceshouding, waarbij niet is gebleken dat zij op enkele wijze heeft getracht om eerst op een minnelijke wijze tot beëindiging van het geschil te komen, de vervoerder niet in de gelegenheid heeft gesteld om de zaak (eventueel) buiten rechte te kunnen afdoen. De kantonrechter ziet daarom aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. Gelet op het voorgaande behoeven de andere stellingen en verweren over de aanmaningen geen bespreking.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 oktober 2022 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder partij de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter