ECLI:NL:RBNHO:2024:3756

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
10453589 \ CV EXPL 23-2277
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens annulering van vlucht en compensatieplicht van vervoerder

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Royal Air Maroc, vertegenwoordigd door mr. T. Teke, wegens compensatie voor een geannuleerde vlucht. De vordering is ingesteld op 22 maart 2023, na een vervoersovereenkomst tussen de passagier en de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Praia via Casablanca op 9 en 10 juli 2022. AirHelp vordert een schadevergoeding van € 600,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en heeft de argumenten van de vervoerder, die betwistte dat de vlucht geannuleerd was en dat de vordering niet rechtsgeldig was, beoordeeld. De kantonrechter oordeelde dat de handtekening op de akte van cessie voldoende overeenkwam met die van de passagier, en dat AirHelp voldoende bewijs had geleverd dat de vlucht geannuleerd was. De vordering tot betaling van de hoofdsom werd toegewezen, evenals de wettelijke rente vanaf de datum waarop de vlucht had moeten aankomen.

De vervoerder voerde aan dat AirHelp rauwelijks had gedagvaard, maar de kantonrechter oordeelde dat de aanmaning van 8 november 2022 correct was verzonden. De proceskosten werden toegewezen aan de vervoerder, die in het ongelijk werd gesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10453589 \ CV EXPL 23-2277
Uitspraakdatum: 17 april 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar het recht harer vestiging
AirHelp Germany GmbH,
gevestigd te Berlijn, Duitsland,
eiseres
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
De buitenlandse vennootschap
Royal Air Maroc,
gevestigd te Casablanca, Marokko,
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke (Warendorf Advocaten en Notarissen)

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 22 maart 2023 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hem op 9 en 10 juli 2022 moest vervoeren van Amsterdam via Casablanca, Marokko naar Praia, Kaapverdische Eilanden, met de vluchtcombinatie AT851 en AT852.
2.2.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met vertraging dan wel annulering.
2.3.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging dan wel annulering van vlucht AT851 van Amsterdam naar Casablanca (hierna: de vlucht) gehouden is de compensatie te voldoen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft aangevoerd dat AirHelp niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering omdat de handtekening op de akte van de akte van cessie te veel afwijkt van de handtekening op het bijgevoegde paspoort van de passagier. De vermeende vordering is derhalve niet rechtsgeldig aan AirHelp gecedeerd, aldus de vervoerder.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de handtekening op de akte van cessie in voldoende mate overeenkomt met de handtekening van de passagier op zijn paspoort, zodat aan dit verweer van de vervoerder voorbij wordt gegaan.
4.4.
Voorts begrijpt de kantonrechter het betoog van de vervoerder aldus dat hij betwist dat de vlucht is geannuleerd dan wel vertraagd is uitgevoerd. AirHelp heeft aangevoerd dat de vervoerder aan de passagier heeft aangegeven dat de vlucht als geannuleerd moet worden beschouwd en de annulering blijkt uit openbare systemen, waaronder www.flightstats.com. Daarnaast maakt het geen verschil omdat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming is gearriveerd. De vervoerder heeft hiertegen aangevoerd dat AirHelp haar stellingen niet met stukken heeft onderbouwd en niet heeft onderbouwd met welk alternatief vervoer en hoe laat de passagier op de eindbestemming is aangekomen.
4.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. In tegenstelling tot hetgeen de vervoerder heeft aangevoerd, heeft AirHelp als productie 2 bij de dagvaarding een annuleringsbericht van de vlucht overgelegd. De vervoerder heeft de juistheid van dit bericht niet (gemotiveerd) betwist. De kantonrechter is daarom van oordeel dat AirHelp voldoende heeft onderbouwd dat de vlucht inderdaad is geannuleerd. Nu gesteld noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5 lid 1 onder c, sub i, ii, of iii van de Verordening, heeft hij in beginsel een compensatieplicht. Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen.
4.6.
Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente geldt het volgende. AirHelp heeft de wettelijke rente gevorderd vanaf de datum van de vlucht. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade, gelet op artikel 6:83 sub b BW, terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De werkwijze en proceshouding van AirHelp - waar hierna op in zal worden gegaan – doen hier niet aan af. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 10 juli 2022, zijnde de datum waarop de vlucht op de eindbestemming had moeten aankomen.
4.7.
Ten slotte heeft de vervoerder aangevoerd dat hij rauwelijks is gedagvaard. Hij heeft aangevoerd dat de onderhavige procedure onnodig aanhangig is gemaakt omdat AirHelp een procedure had kunnen voorkomen door op de juiste wijze de claim in te dienen (via zijn website). AirHelp stelt dat zij de vervoerder op 8 november 2022 de luchtvaartmaatschappij via e-mail heeft aangemaand om tot betaling over te gaan. Hiertoe heeft zij als productie 1 bij de conclusie van repliek de e-mail in kwestie met bijlage overgelegd. De vervoerder heeft hiertegen aangevoerd dat deze e-mail niet kan worden aangemerkt als een aanmaning namens AirHelp. De e-mail is namens de passagier verzonden en niet afkomstig van de gemachtigde, maar van AirHelp, aldus de vervoerder.
4.8.
De bijlage van de e-mail luidt – voor zover relevant – als volgt:
‘On behalf of the following passenger, commissioned by AirHelp, I hereby would like to address the following’.AirHelp heeft daarmee voldoende aannemelijk gemaakt dat de aanmaning van 8 november 2022 (mede) namens AirHelp is verstuurd. Dit betekent dat de aanmaning door de juiste partij aan de vervoerder is verzonden. Daarnaast heeft de vervoerder niet betwist dat de aanmaning hem heeft bereikt. Van rauwelijks dagvaarden is dan ook geen sprake.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze in het ongelijk wordt gesteld. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
4.10.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door AirHelp worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2022 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van AirHelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 129,14;
griffierecht € 322,00;
salaris gemachtigde € 270,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 67,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door AirHelp worden gemaakt;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter