ECLI:NL:RBNHO:2024:3709

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
10877413 \ EJ VERZ 24-1
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot intrekking wijziging medezeggenschapsstructuur door ondernemingsraad Albert Heijn e-Commerce

In deze zaak verzoekt de Ondernemingsraad (OR) Albert Heijn e-Commerce de Rechtbank Noord-Holland om Albert Heijn te verplichten tot intrekking van een besluit dat de medezeggenschapsstructuur wijzigt. Dit besluit houdt in dat de OR e-Commerce opgaat in een gemeenschappelijke ondernemingsraad (GemOR) voor Albert Heijn. De kantonrechter wijst het verzoek af, oordelend dat de onderneming voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de instelling van een GemOR bevorderlijk is voor de toepassing van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) en de medezeggenschap binnen de betrokken ondernemingen. De OR e-Commerce had aangevoerd dat het besluit niet bevorderlijk is voor de medezeggenschap en dat er onvoldoende overleg heeft plaatsgevonden voorafgaand aan het besluit. De kantonrechter concludeert echter dat de medezeggenschapsstructuur van Albert Heijn en AH e-Commerce voldoende samenhang vertoont en dat de wijziging in lijn is met de strategische doelstellingen van de onderneming. De kantonrechter benadrukt dat het aan de ondernemer is om te bepalen of de wijziging bevorderlijk is voor de medezeggenschap, en dat de rechter terughoudend moet zijn in deze beoordeling. De verzoeken van de OR e-Commerce worden afgewezen, en iedere partij draagt zijn eigen proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./repnr.: 10877413 \ EJ VERZ 24-1
Uitspraakdatum: 15 april 2024
Beschikking van de kantonrechter op grond van artikel 36 van de Wet op de ondernemingsraden in de zaak van:
de Ondernemingsraad Albert Heijn e-Commerce
gevestigd te Zaandam
verzoekende partij
verder te noemen: de OR e-Commerce
gemachtigden: mr. M.W.A.M. van Kempen en mr. M. Maaijen
tegen
de besloten vennootschap
Albert Heijn Online B.V.en
de besloten vennootschap
Albert Heijn B.V.
beide gevestigd te Zaandam
verwerende partijen
verder gezamenlijk te noemen: Albert Heijn, en waar nodig afzonderlijk Albert Heijn Online B.V. en Albert Heijn B.V.
gemachtigden: mr. J.M. van Slooten en mr. J. Boer
en
de Ondernemingsraad Albert Heijn
gevestigd te Zaandam
belanghebbende partij
verder te noemen: de OR Albert Heijn
gemachtigden: mr. C. Nekeman en mr. M.M.A. van Berckel Smit
De zaak in het kort
In deze zaak verzoekt een ondernemingsraad een onderneming te verplichten tot intrekking van een besluit om de medezeggenschapsstructuur te wijzigen. Dat besluit komt erop neer dat de onderneming een gemeenschappelijke ondernemingsraad wil instellen. De kantonrechter wijst het verzoek van de ondernemingsraad af. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de onderneming voldoende aannemelijk gemaakt dat instelling van een gemeenschappelijke ondernemingsraad bevorderlijk is voor een goede toepassing van de Wet op de ondernemingsraden en de medezeggenschap in de betrokken onderneming(en).

1.Het procesverloop

1.1.
De OR e-Commerce heeft op 10 januari 2024 een verzoekschrift ingediend. Albert Heijn en de OR Albert Heijn hebben een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 18 maart 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft de OR e-Commerce met een e-mail van 13 maart 2024 het verzoek gewijzigd.

2.De feiten

2.1.
Albert Heijn exploiteert een supermarktbedrijf met fysieke supermarkten en een online supermarkt. AH e-Commerce is een onderdeel van Albert Heijn en exploiteert de online supermarkt.
2.2.
In 2012 is AH e-Commerce verzelfstandigd. Vervolgens is in 2013 de OR e-Commerce als aparte ondernemingsraad ingesteld.
2.3.
Albert Heijn maakt deel uit van Ahold Delhaize. In Nederland zijn binnen Ahold Delhaize acht ondernemingsraden actief, de OR Albert Heijn, de OR e-Commerce, de OR Etos, de OR Gall & Gall, de OR EBS/GSD, de OR AH Support, de OR Coffee Company en de OR Bol. Daarnaast is een centrale ondernemingsraad Ahold Delhaize ingesteld, bestaande uit dertien leden. Alle ondernemingsraden zijn vertegenwoordigd in de centrale ondernemingsraad.
2.4.
In een brief van 7 november 2023, ondertekend door [A] Directeur Omnichannel Operatie (hierna: [A] ), en [CEO] , CEO Albert Heijn (hierna: [CEO] ), wordt de OR e-Commerce geïnformeerd over een besluit tot wijziging van de
medezeggenschapstructuur. De strekking van dat besluit is dat een gemeenschappelijke ondernemingsraad (hierna: GemOR) wordt ingesteld en dat de OR e-Commerce opgaat in de OR Albert Heijn.
2.5.
In de brief van 7 november 2023 staat onder meer het volgende als toelichting op het besluit:
“In vervolg op onze gesprekken over één ondernemingsraad Albert Heijn, bevestigen we jullie met deze brief de wijziging in de medezeggenschapsstructuur van Albert Heijn per 1 mei 2024.
De beweging naar één Albert Heijn
Zoals bekend, heeft Albert Heijn de afgelopen jaren stappen gezet in onze Samen voor
klantimpact Strategie. In dit kader bewegen we naar één Albert Heijn, met één team en één
plan, zonder onderscheid tussen de verschillende verkoopkanalen. Dat dragen we in- en extern, zowel naar medewerkers als naar de klant, al langere tijd uit.
De wijzigingen in de zeggenschapsstructuur
In de organisatie zijn de afgelopen tijd wijzigingen doorgevoerd om de zeggenschapsstructuur van Albert Heijn in lijn met deze missie te brengen. Op directieniveau is de verantwoordelijkheid voor de gehele operatie onlangs ondergebracht in de portefeuille van [A] . Zij is daarmee verantwoordelijk geworden voor Logistiek, de e-Commerce- en ook de (to go) winkeloperatie, franchise en vastgoed. In aanvulling daarop is [B] benoemd tot directeur Merchandising en Format. Daarmee heeft hij de commerciële verantwoordelijkheid voor de portefeuille e-Commerce overgenomen. De organisatie van één Albert Heijn is daarmee wendbaarder, eenvoudiger en transparanter geworden.
Het besluit de medezeggenschapsstructuur te wijzigen
Zoals eerder toegelicht, vinden wij het belangrijk om de medezeggenschap te laten aansluiten bij de nieuwe zeggenschapsstructuur. In dat kader zijn wij van mening dat de medezeggenschap van de collega’s die werken in de afzonderlijke bedrijfsonderdelen het beste in één ondernemingsraad kan worden ondergebracht. Wat ons betreft is dat de OR Albert Heijn, die die functie al voor alle andere onderdelen vervult. Deze opzet vinden wij om de volgende redenen in het belang van een goede medezeggenschap:
1. Het komt eenduidige communicatie tussen de directie, de medezeggenschap en haar medewerkers ten goede;
2. Er wordt minder tijdbeslag gelegd op management en medezeggenschap;
3. De kwaliteit van de medezeggenschap wordt verbeterd doordat een besluit meer in samenhang kan worden beoordeeld. (…)
Het streven om tot een gemeenschappelijke ondernemingsraad Albert Heijn te komen wordt door de huidige OR Albert Heijn ondersteund. We hebben de OR Albert Heijn, die nu al feitelijk als een gemeenschappelijke ondernemingsraad functioneert, daarom verzocht om
bij de komende verkiezingen ook een kiesgroep voor Albert Heijn e-Commerce in te stellen.
(…) Ook hebben wij de OR Albert Heijn in overweging gegeven om na de verkiezingen een
onderdeelcommissie dan wel een vaste commissie voor het e-Commerce-onderdeel in te
stellen (gelijk de commissies die nu al voor de winkelorganisatie en logistiek zijn ingesteld).
Hierdoor kan er ook binnen de nieuwe structuur gericht aandacht worden blijven besteed
aan de e-Commerce organisatie. De OR Albert Heijn heeft positief op deze verzoeken
gereageerd.
Wij begrijpen uit de voorgaande gesprekken dat een zwaarwegend bezwaar van de OR e-Commerce is dat de OR met deze wijziging zijn zelfstandige procesbevoegdheid verliest. Wij benadrukken dat de bevoegdheid blijft bestaan om via de OR Albert Heijn juridische procedures te voeren, ook in de nieuwe situatie (…)”
2.6.
In een memo van 9 november 2023 van de OR e-Commerce, ondertekend door [voorzitter] , voorzitter van de OR e-Commerce, en [vicevoorzitter] , vicevoorzitter van de OR e-Commerce, is gereageerd op het besluit van Albert Heijn. In het memo staat onder meer het volgende:
“Wij hebben met verbazing kennis genomen van het besluit om eenzijdig over te gaan tot de instelling van een gemeenschappelijke OR voor Albert Heijn met ingang van 1 mei 2024. Hoewel wij hierover in de afgelopen periode informeel een aantal keer over gesproken hebben met [C] van Labor Relations, waarbij hij ons ook op de hoogte heeft gesteld van jullie wens, is hierover nog nooit diepgaand in enige overlegvergadering met elkaar van gedachten gewisseld.
Wij voelen ons dan ook overvallen door deze plotselinge aankondiging. Nog op 18 oktober jongstleden hebben wij gevraagd naar de status van jullie gedachtenvorming met als antwoord dat er nog geen definitieve conclusie was maar zodra er duidelijkheid is hoe men verder wil, men weer bij ons terug zou komen. Nu wordt het besluit heel kort voor de start van de volgende OR verkiezingsronde genomen en simpelweg aan ons medegedeeld.
In het afgelopen driekwart jaar hebben wij vier maal met [C] gesproken over dit onderwerp. Bij de eerste twee gesprekken gaf hij aan dat het slechts een peiling betrof om te kijken hoe wij tegen dit voorstel aankeken. De OR Albert Heijn e-Commerce heeft daarbij aangegeven op het oog het nut niet zondermeer te zien maar bereid zijn om naar voorstellen te luisteren. Ook heeft de OR bij het tweede gesprek aangegeven dat zij de vrijheid om zelf juridische procedures te starten cruciaal vindt. Niet omdat wij dat als een hobby zien maar omdat wij in de afgelopen periode enkele malen genoodzaakt zijn geweest om naleving van de WOR af te dwingen. Wij zijn er trots op onderdeel te zijn van het grote Albert Heijn maar ook oprecht bezorgd dat de specifieke belangen van de 9.000 mensen van e-Commerce zullen ondersneeuwen in het grote geheel van 125.000 medewerkers die actief zijn in de andere delen van het concern zoals de fysieke winkels, DC’s en het hoofdkantoor. Bij de derde bijeenkomst heeft de OR zijn verbazing uitgesproken dat men hierover verder wilde praten aangezien geen communicatie sinds het tweede gesprek geweest was en er inhoudelijk weinig veranderd of uitgewerkt was in het voorstel. In dat gesprek heeft de OR, ter verduidelijking, ook aangegeven dat zij de samenvoeging niet zagen zitten. In deze bijeenkomst is door [C] aangegeven dat het de wens van [CEO] was, en dat er “nog geen plan b was” wanneer de OR Albert Heijn e-Commerce de samenvoeging niet zag zitten. Bij het laatste gesprek op 11 oktober 2023, waar ook [D] bij aanwezig was, is er wederom niet op het voorstel ingegaan maar werd slechts benadrukt dat het de wens van [CEO] was en werden de voordelen zoals jullie die zien opnieuw benoemd. De OR heeft opnieuw aangegeven er onvoldoende voordeel in te zien en het belang van zelfstandige juridische procedures benadrukt.
In al deze gesprekken is de OR Albert Heijn e-Commerce helder geweest over onze positie dat de medezeggenschap gebaat is bij een eigen OR voor e-Commerce. Hierbij hebben we gewezen op het gebrek aan overlap van onderwerpen, ook omdat overkoepelende zaken door de Centrale Ondernemingsraad geregeld worden. Omdat uit het besluit blijkt dat Albert Heijn hier anders tegenaan kijkt, hebben we als OR besloten, alvorens een definitieve inhoudelijke reactie op jullie besluit te kunnen geven, een onderzoek in te laten stellen naar nut en noodzaak van de wijziging van de medezeggenschapstructuur. (…) Wij hebben behoefte aan dit onderzoek omdat hierover in de afgelopen periode inhoudelijk hierover nooit diepgaand is gesproken.(…)”
2.7.
In een brief van 16 november 2023 is door Albert Heijn aan de OR e-Commerce meegedeeld dat Albert Heijn geen reden ziet voor nader onderzoek naar nut en noodzaak van de wijziging van de medezeggenschapsstructuur.
2.8.
Met een e-mail van 5 december 2023 heeft de OR e-Commerce aan Albert Heijn laten weten dat op voorhand geen heil wordt gezien in het instellen van een GemOR, dat het van belang is dat de OR e-Commerce blijft bestaan en dat hij door het besluit van Albert Heijn in feite onder curatele wordt gesteld door de OR Albert Heijn.
2.9.
Partijen zijn in een gesprek op 6 december 2023 niet tot overeenstemming gekomen over hun verschil van mening ten aanzien van de (wijziging van) de medezeggenschap.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De OR e-Commerce verzoekt voor recht te verklaren dat het besluit van Albert Heijn van 7 november 2023 tot wijziging van de medezeggenschapstructuur door instelling van een GemOR niet bevorderlijk is voor de toepassing van de Wet op de ondernemingsraden (hierna: WOR). Ook verzoekt de OR e-Commerce om Albert Heijn te verplichten dat besluit in te trekken en de bestaande medezeggenschapstructuur te handhaven. De OR e-Commerce legt aan dat verzoek ten grondslag – kort samengevat – dat het besluit van Albert Heijn niet bevorderlijk is voor de medezeggenschap, dat een concrete onderbouwing voor dit besluit ontbreekt en dat voorafgaand aan het besluit ook geen deugdelijk overleg heeft plaatsgevonden. De OR e-Commerce heeft erop gewezen dat AH e-Commerce een organisatie is met eigen vestigingen en systemen, en met een eigen bedrijfscultuur en aansturing, en dat gelet op de omvang en complexiteit daarvan belang bestaat bij instandhouding van een eigen ondernemingsraad. Verder meent de OR e-Commerce dat niet duidelijk is hoe het instellen van een GemOR minder tijdsbeslag voor het management zou opleveren of de kwaliteit van de medezeggenschap zou verbeteren, terwijl evenmin is gebleken dat de werkzaamheden van de OR e-Commerce te gering zouden zijn om deze ondernemingsraad te handhaven.
3.2.
Albert Heijn verweert zich tegen het verzoek en stelt zich op het standpunt dat instelling van een GemOR bevorderlijk is voor de medezeggenschap en een goede toepassing van de WOR. Daartoe heeft Albert Heijn aangevoerd dat door instelling van de GemOR de medezeggenschap aansluit bij de (gewijzigde) zeggenschap binnen de ondernemingen van Albert Heijn en AH e-Commerce, en dat instelling van een GemOR gerechtvaardigd is vanwege het gemeenschappelijk financieel, strategisch en sociaal beleid in die ondernemingen. Verder heeft Albert Heijn toegelicht dat instelling van een GemOR een eenduidige communicatie tussen de directie, de medezeggenschap en haar medewerkers ten goede komt, dat er minder tijdsbeslag wordt gelegd op management en medezeggenschap, en dat de kwaliteit van de medezeggenschap wordt verbeterd doordat een besluit meer in samenhang kan worden beoordeeld. Daarnaast heeft Albert Heijn zich op het standpunt gesteld dat het aan haar als ondernemer is om te beoordelen of instelling van een GemOR bevorderlijk is voor toepassing van de WOR, en dat de rechter terughoudend moet zijn bij de beoordeling van de vraag of de ondernemer erin is geslaagd aannemelijk te maken dat het instellen van een GemOR bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR.
3.3.
De OR Albert Heijn heeft het standpunt van Albert Heijn onderschreven. Ook de OR Albert Heijn vindt dat het instellen van een GemOR bevorderlijk is voor de medezeggenschap. De OR Albert Heijn wijst erop dat er al langere tijd over de gewenste wijziging van de medezeggenschapsstructuur is gesproken en dat daarover al sinds 2020 overleg wordt gevoerd. Verder stelt de OR Albert Heijn dat het voor hem logisch is dat het samenvoegen van twee aanspreekpunten naar één aanspreekpunt minder belasting geeft voor het management en efficiënter is, omdat onderwerpen maar één keer besproken te hoeven worden. Ook wijst de OR Albert Heijn erop dat de e-commerce-organisatie en de winkelorganisaties in verregaande mate samenhang vertonen, dat de werknemers van beide organisaties onder dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst en arbeidsvoorwaarden vallen, dat de intranetpagina’s identiek zijn, dat de HR-organisaties zijn samengevoegd, en dat de zeggenschap van beide organisaties samenvalt onder dezelfde Directeur Omnichannel Operatie. Gelet op onder meer deze omstandigheden meent de OR Albert Heijn dat instelling van een GemOR bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR.

4.De beoordeling

waar gaat het om in deze zaak?
4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of voor recht moet worden verklaard dat het besluit van Albert Heijn tot instelling van een GemOR niet bevorderlijk is voor de toepassing van de WOR, en of Albert Heijn moet worden verplicht dat besluit in te trekken en de bestaande medezeggenschapstructuur te handhaven.
wat is het oordeel van de kantonrechter?
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de verzochte verklaring voor recht moet worden afgewezen, evenals het verzoek om te bepalen dat Albert Heijn moet worden verplicht om het besluit tot instelling van een GemOR in te trekken. Dat oordeel wordt hierna toegelicht en uitgelegd.
welke uitgangspunten zijn van belang bij de beoordeling?
4.3.
Uit de WOR volgt dat een ondernemer die twee of meer ondernemingen in stand houdt waarin tezamen in de regel ten minste 50 personen werkzaam zijn, voor alle of voor een aantal van die ondernemingen tezamen een GemOR instelt, indien dit bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR in de betrokken ondernemingen. [1]
4.4.
Bij de beoordeling van het besluit van Albert Heijn tot instelling van een GemOR gaat het dus om de vraag of dat besluit bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR en de medezeggenschap. Die vraag moet worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daarbij spelen met name de volgende omstandigheden een rol.
4.5.
Uit rechtspraak en de wetsgeschiedenis van de WOR volgt dat in ieder geval van belang is of de verschillende ondernemingen een zodanige samenhang vertonen in aard, structuur en management dat instelling van een GemOR gerechtvaardigd is. [2] Daarbij weegt mee of die ondernemingen verwantschap vertonen en een gemeenschappelijk, financieel, strategisch en sociaal beleid voeren, en of de feitelijke en juridische zeggenschap in dezelfde handen is.
4.6.
Ook is van belang dat de medezeggenschapsstructuur zo veel mogelijk moet aansluiten bij de zeggenschapsstructuur ten aanzien van de betrokken ondernemingen. [3] De uitoefening van de medezeggenschapsrechten moet plaatsvinden op het niveau waarop in overwegende mate de zeggenschap over de ondernemingen wordt uitgeoefend, omdat dit het meest doelmatig is. [4] Ofwel, medezeggenschap volgt zeggenschap.
4.7.
Het is aan de ondernemer, in dit geval Albert Heijn, om aannemelijk te maken dat het instellen van een GemOR bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR. Het is immers de ondernemer die dit besluit neemt.
4.8.
Uit de wetgeschiedenis van de WOR volgt ook dat uitgangspunt is dat de ondernemer zelf kan beoordelen of het bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR om voor alle of een aantal ondernemingen tezamen een GemOR in te stellen. [5] Dat brengt mee dat de kantonrechter de nodige terughoudendheid in acht moet nemen. De kantonrechter moet niet ‘op de stoel van de ondernemer gaan zitten’, maar moet zich beperken tot de vraag of de ondernemer in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen.
is de zeggenschap over de ondernemingen in dezelfde handen?
4.9.
De kantonrechter neemt als vaststaand aan dat AH e-Commerce niet in stand wordt gehouden door Albert Heijn Online B.V., maar door Albert Heijn B.V. De OR e-Commerce heeft de stellingen daarover van Albert Heijn niet voldoende betwist, met name niet de stelling dat Albert Heijn Online B.V. een lege vennootschap is die feitelijk geen activiteiten heeft, geen omzet of winst maakt en geen werknemers in dienst heeft. Dat betekent dat de juridische zeggenschap over zowel de onderneming van AH e-Commerce (de online-supermarkten) als de winkelorganisatie (de fysieke supermarkten) in dezelfde handen is, te weten bij Albert Heijn B.V.
4.10.
Albert Heijn heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat ook de feitelijke zeggenschap over AH e-Commerce en de winkelorganisatie in dezelfde handen is. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de zeggenschapsstructuur in 2023 is gewijzigd, waarbij [A] als Directeur Winkels verantwoordelijk is voor de winkelorganisatie en sinds juni 2023 als Directeur Omnichannel Operatie ook verantwoordelijk is voor AH e-Commerce. Verder blijkt daaruit dat [CEO] als CEO Albert Heijn uiteindelijk eindverantwoordelijk is over beide ondernemingen.
4.11.
Dat zowel de feitelijke als juridische zeggenschap over de verschillende ondernemingen, te weten AH e-Commerce (de online-supermarkten) en de winkelorganisatie (de fysieke supermarkten), in dezelfde handen is, levert een omstandigheid op die eraan bijdraagt dat instelling van een GemOR gerechtvaardigd is. Die omstandigheid brengt immers mee dat de ondernemingen samenhang vertonen in structuur en management, en dat met instelling van een GemOR wordt bereikt dat de medezeggenschap de zeggenschap volgt.
4.12.
De OR e-Commerce heeft erop gewezen dat er ook significante verschillen zijn tussen de fysieke winkels en AH e-Commerce. Echter, die verschillen doen er niet aan af dat de ondernemingen samenhang vertonen in structuur en management, en dat de zeggenschap over de ondernemingen in dezelfde handen is.
is sprake van een gemeenschappelijk financieel, strategisch en sociaal beleid?
4.13.
Albert Heijn heeft voldoende gemotiveerd en onderbouwd dat vanaf 2019 een strategie wordt gevolgd, ‘Onze Samen voor klantimpact Strategie’, die erop neerkomt dat Albert Heijn streeft naar ‘één Albert Heijn’, waarbij geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen de verschillende verkoopkanalen in de winkels en online. Achtergrond van deze strategie is dat Albert Heijn uit onderzoek is gebleken dat het van belang is voor klanten dat producten en processen in de winkels en online op elkaar worden afgestemd, en dat klanten geen afzonderlijke kanalen meer ervaren, maar één bedrijf. Die strategie en achtergrond worden ook niet ontkend door de OR e-Commerce.
4.14.
Als gevolg van die strategie is de marketing, merchandising en ‘replenishment’ (voorraadbesturing) van de winkelorganisatie en de e-commerce geïntegreerd en worden deze centraal vanuit één afdeling gedaan voor zowel de winkels als voor de e-commerce. Daarbij zijn alle prijzen op eenzelfde niveau gebracht, geldt de bonuskaart over de hele linie en is de presentatie van de producten hetzelfde geworden. Ook wordt een gemeenschappelijk duurzaamheidsbeleid gevolgd.
4.15.
Wat betreft het sociaal beleid staat niet ter discussie dat alle medewerkers in de winkelorganisatie en bij AH e-Commerce in dienst zijn van Albert Heijn B.V., en dat de medewerkers onder dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst voor personeel van grootwinkelbedrijven in levensmiddelen vallen (de VGL-CAO). Ook zijn dezelfde personeels-, winstdelings- en pensioenregelingen van toepassing. De winkelorganisatie en AH e-Commerce vallen onder dezelfde HR-organisatie en de werving van personeel vindt eveneens centraal plaats.
4.16.
Voor het financieel beleid geldt dat bij Ahold Delhaize, waarvan Albert Heijn deel uitmaakt, een geconsolideerde jaarrekening wordt opgesteld, dat Albert Heijn geen eigen jaarrekening heeft en dat er in de jaarrekening van Ahold Delhaize geen onderscheid wordt gemaakt tussen de winkelorganisatie en AH e-Commerce. Het jaaroverzicht van Albert Heijn maakt dat onderscheid evenmin.
4.17.
De kantonrechter stelt gelet op het voorgaande vast dat de ondernemingen waarvoor de GemOR is ingesteld, een gemeenschappelijk financieel, strategisch en sociaal beleid hebben. Ook dat rechtvaardigt instelling van een GemOR.
4.18.
Dat er ook verschillen zijn in het beleid van de winkelorganisatie en AH e-Commerce, zoals de OR e-Commerce heeft aangevoerd, kan het hiervoor genoemde gemeenschappelijke karakter van het financieel, strategisch en sociaal beleid niet wegnemen. De door de OR e-Commerce genoemde verschillen in ‘groeistrategie’, investeringen en klachtafhandeling laten onverlet dat ten aanzien van veel aangelegenheden sprake is van een gemeenschappelijk beleid. Datzelfde geldt voor de stelling van de OR e-Commerce dat er verschillen zijn in arbeidstijden tussen medewerkers van de winkelorganisatie en AH e-Commerce, en dat bij AH e-Commerce merendeels uitzendkrachten werkzaam zijn. Die stelling doet er niet aan af dat alle medewerkers in dienst zijn van Albert Heijn B.V., dat de medewerkers onder dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst en HR-organisatie vallen, en dat de arbeidsvoorwaarden overwegend gelijk zijn.
heeft instelling van de GemOR toegevoegde waarde?
4.19.
Albert Heijn heeft gesteld dat instelling van de GemOR ook toegevoegde waarde heeft, omdat het een eenduidige communicatie ten goede komt, er minder tijdsbeslag wordt gelegd op management en medezeggenschap, en de kwaliteit van de medezeggenschap wordt verbeterd doordat een besluit meer in samenhang kan worden beoordeeld. De OR e-Commerce heeft dat weersproken en het standpunt ingenomen dat niet duidelijk is hoe een GemOR minder tijdsbeslag voor het management zou opleveren en dat niet duidelijk is waarom de kwaliteit van de medezeggenschap wordt verbeterd.
4.20.
De kantonrechter vindt aannemelijk dat het bevorderlijk is voor een goede communicatie dat het management van de winkelorganisatie en AH e-Commerce met één GemOR overlegt over dezelfde of verwante onderwerpen in die organisaties. Het is immers goed voorstelbaar dat overleg daarover met meerdere afzonderlijke ondernemingsraden het risico meebrengt dat over die onderwerpen verschillende discussies ontstaan, omdat de afzonderlijke ondernemingsraden andere visies hebben. Dat kan leiden tot inefficiënt overleg over dezelfde onderwerpen. Ook aannemelijk en logisch is dat overleg met meerdere ondernemingsraden het management meer tijd kan kosten dan overleg met één GemOR. Daarnaast kan de kantonrechter Albert Heijn volgen in de stelling dat een GemOR bij uitstek de belangen van de winkelorganisatie en AH e-Commerce in onderlinge samenhang kan beoordelen, en dat afzonderlijke ondernemingsraden zich meer op het deelbelang van ‘hun’ organisatie zullen richten.
4.21.
De argumenten daartegenover van de OR e-Commerce kunnen de kantonrechter niet overtuigen. Zoals hiervoor is overwogen, is voldoende aannemelijk dat instelling van een GemOR het management minder tijd kost en de kwaliteit van de medezeggenschap verbetert. De opmerking van de OR e-Commerce dat een GemOR extra belastend is, omdat alle OR-leden dan ook moeten kunnen meebeslissen over aangelegenheden bij de andere ondernemingen, ziet eraan voorbij dat de GemOR het voornemen heeft om onderdeelcommissies in te stellen, zoals hierna nog aan de orde komt. De stelling van de OR e-Commerce dat er nauwelijks overlap is in de onderwerpen die aan de orde zijn bij de winkelorganisatie en AH e-Commerce, is door Albert Heijn voldoende weersproken, mede aan de hand van de voorbeelden die Albert Heijn heeft genoemd ten aanzien van onder meer de wisselwerking tussen de winkels en de e-commerce, de openingstijden, het bundelen van contracten voor de inzet van uitzendkrachten, het camerabeleid en visitatie. Die overlap volgt ook al uit het hiervoor genoemde gemeenschappelijk financieel, strategisch en sociaal beleid.
4.22.
Ook gelet op het voorgaande is instelling van een GemOR bevorderlijk voor (de kwaliteit van) de medezeggenschap.
is medezeggenschap voor AH e-Commerce voldoende gewaarborgd?
4.23.
Niet ter discussie staat dat de GemOR onderdeelcommissies gaat instellen, zoals bedoeld in de WOR, waaronder een onderdeelcommissie voor AH e-Commerce. [6] Daarmee wordt gewaarborgd dat specifieke aangelegenheden betreffende AH e-Commerce door die commissie kunnen worden behandeld in het kader van de medezeggenschap.
4.24.
De OR e-Commerce stelt terecht dat de GemOR aan de onderdeelcommissie e-Commerce niet de bevoegdheid kan toekennen tot het voeren van rechtsgedingen. Dat volgt uit de WOR. [7] De onderdeelcommissie e-Commerce kan dus niet zelfstandig een procedure starten of voeren en heeft daarvoor de instemming en medewerking van de GemOR nodig. Maar die enkele omstandigheid brengt naar het oordeel van de kantonrechter niet mee dat aan de medezeggenschap voor AH e-Commerce afbreuk wordt gedaan. Het voeren van rechtsgedingen blijft immers mogelijk, zij het ‘onder de vlag’ van de GemOR.
zijn er omstandigheden die zich verzetten tegen instelling van een GemOR?
4.25.
De OR e-Commerce heeft gesteld dat bij de beoordeling van het besluit tot instelling van de GemOR bepalend moet zijn of de omvang en het niveau van de werkzaamheden van de OR e-Commerce te gering zijn om instandhouding van een eigen ondernemingsraad te rechtvaardigen. Dat laatste is niet het geval, aldus de OR e-Commerce. Daarbij heeft de OR e-Commerce verwezen naar de wetsgeschiedenis. [8]
4.26.
De kantonrechter deelt deze visie van de OR e-Commerce niet. Zoals hiervoor al is overwogen, gaat het om de vraag of instelling van een GemOR bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR en de medezeggenschap. Daarbij is niet bepalend of de werkzaamheden van een afzonderlijke ondernemingsraad, in dit geval de OR e-Commerce, te gering zouden zijn. Dat zou geen recht doen aan de hiervoor onder 4.3 tot 4.8 genoemde uitgangspunten en daarmee wordt ook miskend dat aan de hand van alle omstandigheden van het geval, waaronder met name de samenhang en zeggenschap binnen ondernemingen, moet worden beoordeeld of instelling van een GemOR bevorderlijk is voor de medezeggenschap. De verwijzing door de OR e-Commerce naar een passage in de wetsgeschiedenis doet daaraan niet af. Uit die passage volgt dat een (te) geringe omvang van de werkzaamheden van afzonderlijke ondernemingsraden aanleiding kan zijn voor instelling van een GemOR, maar niet dat dit bepalend of doorslaggevend is voor de vraag of die instelling gerechtvaardigd is.
4.27.
Verder wijst de OR e-Commerce erop dat het besluit van Albert Heijn tot instelling van een GemOR moet worden beoordeeld aan de hand van de motivering die daarvoor in de brief van Albert Heijn van 7 november 2023 is gegeven. Volgens de OR e-Commerce kunnen de nadien en in deze procedure door Albert Heijn aangevoerde argumenten, feiten en omstandigheden daarbij geen rol meer spelen.
4.28.
De kantonrechter kan in het midden laten of het besluit tot instelling van de GemOR uitsluitend moet worden beoordeeld aan de hand van de in de brief van 7 november 2023 genoemde motivering daarvoor. Ook als dat het geval zou zijn, geldt dat Albert Heijn in deze procedure geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht, maar slechts een nadere toelichting en onderbouwing heeft gegeven van de motivering die al in meer of mindere mate in de brief van 7 november 2023 staat. Die nadere toelichting en onderbouwing kunnen daarom mede worden betrokken bij de beoordeling of instelling van de GemOR gerechtvaardigd is.
4.29.
De OR e-Commerce heeft ook het standpunt ingenomen dat geen sprake is geweest van een zorgvuldig besluitvormingsproces, omdat Albert Heijn het besluit van 7 november 2023 heeft genomen na slechts beperkt en informeel overleg daarover.
4.30.
De kantonrechter stelt voorop dat Albert Heijn als ondernemer primair verantwoordelijk is voor een goed verloop van overleg over medezeggenschap en daarover eenduidig moet communiceren met de ondernemingsraad, in dit geval de OR e-Commerce. Het is ook aan Albert Heijn om ervoor te zorgen dat er geen misverstanden of onduidelijkheden kunnen ontstaan over de fase waarin de besluitvorming zich bevindt. [9]
4.31.
Gelet op de stukken en de zitting moet worden vastgesteld dat Albert Heijn in ieder geval vanaf 6 februari 2023 duidelijk heeft gecommuniceerd dat er een voornemen was om de OR e-Commerce samen te voegen met de OR Albert Heijn. Nadien zijn daarover gesprekken gevoerd op 8 maart 2023, 8 juni 2023 , 21 september 2023 en 11 oktober 2023. In het gesprek van 8 juni 2023 is een toelichting gegeven aan de hand van een presentatie, waarin het voornemen tot integratie naar één GemOR is uiteengezet en waarin ook de motivering is gegeven die nadien in de brief van 7 november 2023 is vermeld. In e-mails van Albert Heijn van 13 oktober 2023 en 18 oktober 2023 is aan de OR e-Commerce meegedeeld dat Albert Heijn bezig is met interne afstemming en nadere mededelingen zal doen als er duidelijkheid is. Die duidelijkheid is gegeven met de brief en het besluit van 7 november 2023. Gelet op deze gang van zaken is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake geweest van zodanige gebreken in het besluitvormingsproces dat het besluit van Albert Heijn daarom geen stand zou kunnen houden. Daarbij weegt mee dat de OR e-Commerce in de verschillende gesprekken bij herhaling te kennen heeft gegeven geen heil te zien in instelling van een GemOR, zodat ook niet duidelijk is welk doel verder overleg nog zou kunnen hebben gehad.
wat is de conclusie?
4.32.
De kantonrechter komt gelet op het voorgaande tot de conclusie dat Albert Heijn in redelijkheid heeft kunnen overgaan tot instelling van een GemOR. Er is dus geen grond om voor recht te verklaren dat het besluit tot instelling van een GemOR niet bevorderlijk is voor de toepassing van de WOR, mede gelet op de terughoudendheid die de kantonrechter bij de beoordeling in acht moet nemen.
4.33.
Bij dit oordeel neemt de kantonrechter ook in aanmerking dat het besluit tot instelling van de GemOR wordt ondersteund en gedragen door de OR Albert Heijn.
4.34.
De verzoeken van de OR e-Commerce zullen dus worden afgewezen.
is er reden voor een proceskostenveroordeling?
4.35.
De kantonrechter zal bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt, ook al krijgt de OR e-Commerce ongelijk. De OR e-Commerce kan in deze zaak op grond van de WOR immers niet in de proceskosten worden veroordeeld. [10]

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzoek af;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
de griffier de kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 3 lid 1 WOR.
2.
3.
4.Rb. Amsterdam, 29 januari 2019, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, met nummer ECLI:NL: RBAMS:2019:983.
5.
6.Artikel 15 lid 3 WOR.
7.Artikel 15 lid 3 WOR.
8.
9.Zie ook: Gerechtshof Amsterdam, 29 maart 2023, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, met nummer
10.Artikel 22a WOR.