ECLI:NL:RBNHO:2024:3676
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Gegrondverklaring ontkenning vaderschap met betrekking tot minderjarige kinderen in het kader van familierecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontkenning van het vaderschap. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. F. Mesri, heeft verzocht om de ontkenning van het vaderschap van de man met betrekking tot hun minderjarige kind, [de minderjarige 2]. De man, die geen bekende woon- of verblijfplaats heeft, is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en het kind hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. De moeder heeft gesteld dat de man niet de biologische vader is van [de minderjarige 2] en dat de verwekker [naam] is. De rechtbank heeft de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek (BW) geraadpleegd, waaronder artikel 1:199 en artikel 1:200, en geconcludeerd dat de ontkenning van het vaderschap gegrond is. De bijzondere curator heeft het verzoek van de moeder ondersteund, en de rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van [de minderjarige 2] is dat de juridische werkelijkheid overeenkomt met de feitelijke situatie. De rechtbank heeft de ontkenning van het vaderschap gegrond verklaard en de griffier opgedragen om een afschrift van de beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand.