ECLI:NL:RBNHO:2024:3670

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
10725470
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van medische kosten na mishandeling door gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 april 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen CZ Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde. De zaak betreft een vordering van CZ tegen de gedaagde, die is veroordeeld voor de mishandeling van een verzekerde van CZ. De gedaagde had de verzekerde mishandeld, wat leidde tot medische kosten die door CZ zijn vergoed. CZ vorderde van de gedaagde de terugbetaling van deze kosten, die in totaal € 990,87 bedroegen, plus rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde voerde verweer, stellende dat uit een eerder vonnis in de strafzaak zou blijken dat er geen schade was, maar de kantonrechter oordeelde dat dit berustte op een verkeerde lezing van het vonnis. De kantonrechter concludeerde dat er een causaal verband was tussen de mishandeling en de medische kosten, en dat CZ als verzekeraar recht had op vergoeding van de kosten op basis van subrogatie. De kantonrechter heeft de vordering van CZ toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 1.223,97, inclusief rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10725470 CV EXPL 23-4300
Uitspraakdatum: 10 april 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
1.) de naamloze vennootschap CZ Zorgverzekeringen N.V.2.) de onderlinge waarborgmaatschappij Onderlinge Waarborgmaatschappij CZ groep U.A.
gevestigd te Tilburg
eisers
verder te noemen: CZ
gemachtigde: Flanderijn gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
De zaak in het kort
[gedaagde] moet de kosten betalen die CZ heeft vergoed aan haar verzekerde, die door [gedaagde] is mishandeld. Het verweer van [gedaagde] dat uit het vonnis in de strafzaak blijkt dat niet is bewezen dat bij de verzekerde als gevolg van het incident schade is ontstaan, waarvoor medische kosten nodig waren, berust op een verkeerde lezing van het vonnis. Het verweer van [gedaagde] dat CZ geen vordering op hem heeft omdat hij de materiële en immateriële schade rechtstreeks aan de verzekerde heeft betaald, faalt eveneens.

1.Het procesverloop

1.1.
CZ heeft bij dagvaarding van 12 september 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
CZ heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is bij vonnis van de politierechter van 14 maart 2019 veroordeeld voor de mishandeling van [A] , verzekerde van CZ (hierna: de verzekerde). [gedaagde] is hiervan in hoger beroep gekomen.
2.2.
[gedaagde] is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 11 september 2020 veroordeeld tot betaling van een geldboete van € 500,00 voor de mishandeling. Ook is de vordering van de verzekerde als benadeelde partij tot een bedrag van € 540,67 toegewezen, bestaande uit € 240,67 aan materiële schade en € 300,00 immateriële schade. [gedaagde] heeft dat bedrag betaald aan de verzekerde.
2.3.
CZ heeft [gedaagde] meerdere malen aangesproken tot betaling van medische kosten die CZ voor de verzekerde heeft vergoed, te weten € 990,87. [gedaagde] heeft niet betaald.

3.De vordering en het verweer

3.1.
CZ vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 1.223,97, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 990,87, vanaf de dag van de dagvaarding, en tot vergoeding van de proceskosten.
3.2.
CZ legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van de verzekerde, waardoor deze lichamelijk letsel heeft opgelopen. Voor het letsel is de verzekerde medisch behandeld. De kosten van deze medische behandelingen bedragen € 1.302,76, waarvan € 990,87 door CZ is vergoed. CZ is in de rechten van de verzekerde gesubrogeerd en zij vordert van [gedaagde] vergoeding van deze kosten op grond van artikel 7:962 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW). Naast betaling van de hoofdsom maakt CZ aanspraak op de wettelijke rente, die tot de dag van dagvaarding € 53,26 bedraagt, en de buitengerechtelijke incassokosten van € 179,84 inclusief btw.
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering. Op zijn verweer zal hierna worden ingegaan, voor zover voor de beoordeling van belang.

4.De beoordeling

4.1.
Niet in geschil is dat [gedaagde] strafrechtelijk is veroordeeld wegens het mishandelen van de verzekerde (artikel 300 Sr). Er is dus sprake van een onrechtmatige gedraging van [gedaagde] ten opzichte van de verzekerde. Dit betekent dat [gedaagde] op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk is voor de schade die de verzekerde door de mishandeling heeft geleden. CZ stelt dat de verzekerde ten gevolge van de mishandeling letsel heeft opgelopen en dat de verzekerde zich daarvoor onder medische behandeling heeft moeten stellen. De kosten voor die behandelingen zijn voor een bedrag van € 990,87 door CZ vergoed.
4.2.
CZ is als verzekeraar krachtens subrogatie gerechtigd haar schade te verhalen op [gedaagde] zodat [gedaagde] de schade in beginsel aan CZ moet vergoeden. Dit is alleen anders als de door [gedaagde] gevoerde verweren slagen. De kantonrechter is van oordeel dat daarvan geen sprake is en overweegt als volgt.
4.3.
[gedaagde] stelt dat in het arrest van 11 september 2020 is geoordeeld dat niet bewezen is dat bij verzekerde als gevolg van het incident – de kantonrechter begrijpt – medische kosten nodig waren en dat [gedaagde] niet aansprakelijk is voor de medische kosten. Dit volgt echter niet uit het arrest en berust op een verkeerde lezing ervan. [gedaagde] is in het arrest namelijk veroordeeld tot betaling van het eigen risico van € 131,00 voor de kosten van de CT-Scan, die verzekerde heeft gemaakt. Hiermee staat vast dat er een causaal verband is tussen de mishandeling en het letsel van de verzekerde en/of de medische kosten die de verzekerde in dat verband heeft moeten maken. Het door [gedaagde] op dit punt gevoerde verweer volgt de kantonrechter dus niet.
4.4.
Het standpunt van [gedaagde] dat CZ geen vordering op hem heeft omdat hij de materiële en immateriële schade rechtstreeks aan de verzekerde heeft betaald, faalt ook. De kantonrechter overweegt dat een benadeelde partij in de strafprocedure zijn vordering moet onderbouwen. Voordat de strafrechter een maatregel tot schadevergoeding oplegt, dient hij na te gaan of de schade niet op een andere wijze is of zal worden vergoed, bijvoorbeeld door middel van uitkering door een zorgverzekeraar. Hoewel deze afweging niet uit het arrest blijkt, moet – omdat het een algemeen uitgangspunt betreft – er in beginsel vanuit gegaan worden dat de strafrechter bij de vaststelling van de schade ervan overtuigd is dat de door de verzekerde als benadeelde partij gevorderde kosten niet door zijn zorgverzekering worden gedekt. In dit verband heeft CZ er nog op gewezen dat de kosten die in de onderhavige procedure worden gevorderd vergoedingen betreffen die buiten het eigen risico van de verzekerde vielen en door de verzekerde dus niet in de strafprocedure gevorderd zijn. De kantonrechter vindt het daarom niet aannemelijk dat de kosten die CZ heeft vergoed in het door de strafrechter toegekende bedrag zijn begrepen.
4.5.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van CZ ten aanzien van de hoofdsom van € 990,87 zal toewijzen. Vast staat dat [gedaagde] dit bedrag niet heeft betaald, zodat de door CZ gevorderde rente eveneens zal worden toegewezen. Deze rente heeft [gedaagde] overigens niet weersproken.
4.6.
Verder maakt CZ aanspraak op de buitengerechtelijke kosten van € 179,34 inclusief btw. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft CZ voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden daarom toegewezen. Het bedrag is in overeenstemming met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten maximaal toe te wijzen tarief.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan CZ van € 1.223,97, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 990,87 vanaf 12 september 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van CZ tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 130,49
griffierecht € 322,00
salaris gemachtigde € 270,00 ;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter