In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 april 2024 een tussenvonnis uitgesproken in een geschil tussen een stichting als eiser en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eiser vordert ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en betaling van huurachterstand, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De kantonrechter heeft ambtshalve de huurovereenkomst en de Algemene Huurvoorwaarden 2009 getoetst op de aanwezigheid van oneerlijke bedingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat twee huurprijswijzigingsbedingen in de algemene voorwaarden en de huurovereenkomst niet voldoen aan de wettelijke eisen en heeft deze bedingen vernietigbaar verklaard. De eiser krijgt de gelegenheid om zich uit te laten over de gevolgen van deze vernietiging voor de hoogte van de vordering. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat het betreffende beding als oneerlijk is beoordeeld. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling op 16 mei 2024, waarbij de eiser zich kan uitlaten over de gevolgen van de vernietiging van de bedingen.