ECLI:NL:RBNHO:2024:3621

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
C/15/343063 / HA ZA 23-454
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van plaatsing van een container tegen het terras van een horecaonderneming en de gevolgen voor de omzet

In deze civiele zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 10 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een horecaonderneming, aangeduid als [eiseres], en een vereniging en stichting, gezamenlijk aangeduid als de vereniging c.s. De eiseres vorderde een schadevergoeding van € 20.085,50 wegens omzetschade die zij zou hebben geleden door de plaatsing van een (bar)container door de vereniging op 26 april 2023, die het terras van de horecaonderneming blokkeerde tijdens de drukke Koningsnacht en -dag. De rechtbank oordeelde dat de vereniging onrechtmatig heeft gehandeld door de container op een locatie te plaatsen die de toegang en zichtbaarheid van het terras van de eiseres ernstig belemmerde. De rechtbank kende een schadevergoeding toe van € 9.254,00, gebaseerd op de omzetschade die de eiseres had geleden. De rechtbank oordeelde dat de vereniging niet voldoende rekening had gehouden met de belangen van de eiseres en dat de plaatsing van de container in strijd was met de zorgvuldigheidsnorm die op de vereniging rustte. De eiseres had ook een vordering ingediend om te voorkomen dat de vereniging zich in de toekomst op een vergelijkbare wijze zou gedragen, maar deze vordering werd afgewezen wegens onvoldoende bepaalbaarheid. De rechtbank veroordeelde de vereniging tot betaling van de proceskosten van de eiseres en de stichting, waarbij de stichting ook in de proceskosten werd veroordeeld omdat zij ten onrechte was gedagvaard. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor organisaties om rekening te houden met de belangen van derden bij het organiseren van evenementen en het plaatsen van objecten in de openbare ruimte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/343063 / HA ZA 23-454
Vonnis van 10 april 2024(bij vervroeging)
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. P.J. Sandberg te Amsterdam,
tegen
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
[gedaagde 1],
2. de stichting
[gedaagde 2],
beiden gevestigd te [plaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. J.W. Bloem te Zaandam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de vereniging en de stichting (gezamenlijk: de vereniging c.s.) genoemd worden.

1.De zaak in het kort

1.1.
[eiseres] vordert € 20.085,50 als vergoeding voor geleden omzetschade. Zij zegt dat zij deze schade heeft geleden doordat de vereniging op 26 april 2023 een (bar)container voor/tegen het terras van [eiseres] heeft geplaatst en die container [eiseres] gedurende Koningsnacht en -dag zeer heeft beperkt in het drijven van haar horecaonderneming. De rechtbank oordeelt dat de vereniging onrechtmatig heeft gehandeld. Hij veroordeelt de vereniging om aan [eiseres] een schadevergoeding van € 9.254,00 te betalen. Ook moet de vereniging zich in de toekomst onthouden van een vergelijkbare- of verdergaande inbreuk als die op 26 en 27 april 2023.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 november 2023
  • de aanvullende producties 16 en 17 van de zijde van [eiseres]
  • de mondelinge behandeling van 11 maart 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft
bijgehouden
  • de aantekeningen ter zitting van mr. Sandberg en een aanvullende productie namens [eiseres]
  • de akte gedaagden van de zijde van de vereniging c.s.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.Feiten

3.1.
[eiseres] is een onderneming die volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel een horecabedrijf exploiteert in de (gehuurde) bedrijfsruimte gelegen aan de [adres 1] in [plaats] .
3.2.
De vereniging behartigt de belangen van haar leden, te weten (horeca)ondernemers die zijn gevestigd aan [adres 2] in [plaats] . [eiseres] is geen lid van de vereniging.
3.3.
De stichting houdt zich bezig met het organiseren van evenementen in het centrum van [plaats] en dan met name op [adres 2] in [plaats] .
3.4.
Op [adres 3] januari 2023 heeft de vereniging een evenementenvergunning aangevraagd voor het organiseren van Koningsdag op [adres 2], waarbij onder meer een podium voor muziekuitvoeringen en twee containers van waaruit drank en/of etenswaren kunnen worden verkocht worden geplaatst.
3.5.
Op 4 april 2023 heeft de gemeente [gemeente] een evenementenvergunning verleend aan de vereniging voor het organiseren van Koningsdag op [adres 2] op 27 april 2023 van 12:00 tot 00:00 uur. In bijlage I bij de evenementenvergunning, met daarin de voorwaarden en voorschriften, staat onder meer:
(…)
-
u informeert buurtbewoners en eigenaren van bedrijven in de directe omgeving van het
evenement. U legt uit wat voor evenement het is, welke activiteiten er zijn en hoelang het duurt. Ook vermeldt u naam en telefoonnummer van de contactpersoon.
3.6.
Op 26 april 2023 omstreeks 14:00 uur heeft de vereniging een container met een lengte van ongeveer zes meter laten plaatsen op de openbare weg, vlak voor of tegen het buitenterras van [eiseres] . Omstreeks 22:45 uur heeft [eiseres] met gebruikmaking van een of meer auto’s en spanbanden de container verderop in de straat gezet.
3.7.
Tussen [eiseres] en mevrouw [betrokkene], die namens de vereniging het evenement op Koningsdag begeleidde is discussie ontstaan over de container.
3.8.
Op last van de gemeente [gemeente] heeft een gespecialiseerd bedrijf de container op 27 april 2023 in de middag weer teruggeplaatst. Daarbij is de container iets meer naar links geplaatst, zodat aan de rechterzijde van het terras van [eiseres] (bezien vanaf de weg) meer ruimte ontstond.
{afbeelding 1}
Onderstaande foto’s zijn van de situatie:
{afbeelding 2}
Foto 1: vooraanzicht terras [eiseres] vanaf de openbare weg met aan de linkerkant
de container
Foto 2: zijaanzicht terras [eiseres] vanaf de openbare weg, waarbij de rechterkant
van het terras toegankelijk is voor publiek
{afbeelding 3}
Foto 3: aanzicht vanuit [eiseres] richting de openbare weg, waarbij de container
voor de looproute naar het restaurant en de buitenbar staat
3.9.
Na afloop van Koningsdag is de container op 28 april 2023 weer verwijderd.
3.10.
Op 11 mei 2023 heeft de raadsman van [eiseres] aan de vereniging c.s. een brief gestuurd waarin [eiseres] hen aansprakelijk stelt voor de omzetschade.
3.11.
In een brief van 23 juni 2023 heeft de raadsman van de vereniging de aansprakelijkheid van de hand gewezen. Daarbij gaf hij als reden dat de horecagelegenheid tijdens het evenement gewoon bereikbaar was en [eiseres] juist zou hebben geprofiteerd van extra toestroom van publiek, zonder dat hij aan de organisatie van het evenement meebetaalde.
3.12.
De raadsman van [eiseres] heeft ook de gemeente [gemeente] aansprakelijk gesteld voor geleden omzetschade. De gemeente [gemeente] heeft in haar e-mail van 3 juli 2023 de aansprakelijkheid afgewezen en daarbij gezegd dat niet de gemeente, maar de aanvrager van de vergunning gehouden is om eigenaren van bedrijven in de directe omgeving te informeren.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad verklaard:
I. de vereniging c.s., hoofdelijk te veroordelen binnen acht dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] te voldoen een bedrag van € 20.085,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 20 mei 2023 tot de dag der algehele voldoening;
II. de vereniging c.s., hoofdelijk te veroordelen binnen acht dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] te voldoen een bedrag van € 3.012,82 aan buitengerechtelijke incassokosten te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf de datum van het vonnis tot aan de datum der algehele betaling;
III. de vereniging c.s., hoofdelijk te veroordelen tot het zich onthouden van het door middel van het plaatsen van containers of anderszins onttrekken van het restaurant en het terras van [eiseres] aan het zicht en/of het onmogelijk maken, dan wel ernstig bemoeilijken, van het gebruik van het terras van [eiseres] en eventueel daarop te plaatsen buitenbar, met bepaling dat de vereniging c.s., ieder voor zich, een dwangsom van € 5.000,- per dag voor iedere dag of gedeelte van een dag verschuldigd zullen zijn dat de vereniging c.s. het ongestoorde gebruik en de ongestoorde toegang, alsmede het ongestoorde zicht op het terras en het restaurant van [eiseres] onmogelijk maken of belemmeren;
IV. met veroordeling van de vereniging c.s. in de kosten van deze procedure.
4.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen – samengevat – het volgende ten grondslag. Door het plaatsen van de container tegen de terrasgrens van [eiseres] , werd het terras nagenoeg geheel aan het oog van het publiek onttrokken, was het terras niet bereikbaar en kon [eiseres] ook niet, zoals gebruikelijk op Koningsdag, haar buitenbar exploiteren. De vereniging heeft de rechten van [eiseres] op het vanaf haar terras verkopen van drank en/of etenswaren zo onmogelijk gemaakt, althans zo ernstig gehinderd dat feitelijk van enige omzet geen sprake meer was. Daarmee is de zorgvuldigheidsnorm die de vereniging tegenover [eiseres] in acht moeten nemen overschreden. Er is sprake van schuld aan de zijde van de vereniging c.s. en het onrechtmatig handelen is ook aan hen toerekenbaar. Het niet kunnen exploiteren van een buitenbar heeft de gevorderde schade met zich meegebracht. Ook heeft de vereniging, anders dan vastgelegd in de vergunning, [eiseres] niet tevoren geïnformeerd over het plaatsen van de container. De vereniging heeft ook daarom onrechtmatig gehandeld. [eiseres] heeft er ook belang bij dat voor de toekomst wordt voorkomen dat de vereniging zich op dezelfde of een soortgelijke wijze gedraagt. Zij geeft daarbij aan dat zij de stichting ook heeft gedagvaard voor het geval de vereniging in de procedure zal stellen dat niet de vereniging, maar de stichting de werkzaamheden heeft verricht en de container heeft geplaatst.
4.3.
De vereniging c.s. voeren verweer. Zij concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
4.4.
De vereniging c.s. betwisten allereerst dat [eiseres] een horecabedrijf drijft aan de [adres 1] te [plaats] en daarmee dat [eiseres] belanghebbende is in deze procedure. Verder voeren de vereniging c.s. – samengevat – het volgende aan. Het evenement is door de vereniging georganiseerd. Daarom is de stichting ten onrechte in rechte betrokken. De vorderingen tegen de stichting moeten daarom worden afgewezen, waarbij [eiseres] in de proceskosten van de stichting moet worden veroordeeld. Ook de vorderingen tegen de vereniging moeten worden afgewezen, omdat er geen sprake is geweest van een onrechtmatige daad. Anders dan [eiseres] zegt is zij meermaals geïnformeerd over Koningsdag 2023 en heeft de container het terras niet nagenoeg geheel aan het zicht onttrokken, was het terras wel bereikbaar en heeft [eiseres] de buitenbar wel kunnen exploiteren. Ook beschikte de vereniging over een vergunning en heeft [eiseres] voordeel genoten van het evenement. De vereniging c.s. betwisten daarnaast de door [eiseres] gestelde schade. Zij brengen daarbij naar voren dat de door [eiseres] voor de schade overgelegde kassabonnen alleen contante betalingen laten zien, waar in de praktijk in de horeca nog maar voor een klein deel contant wordt betaald. Ook vinden de vereniging c.s. dat de vordering voor de toekomst onvoldoende bepaalbaar is om te worden toegewezen.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Ontvankelijkheid [eiseres]

5.1.
De rechtbank oordeelt dat [eiseres] voldoende heeft onderbouwd dat zij op 26 en 27 april 2023 (en daarna) een horecabedrijf exploiteerde aan [adres 2] in [plaats] en dat zij daarom als belanghebbende in deze procedure kan worden aangemerkt. [eiseres] is in beginsel dus ontvankelijk in haar vorderingen.
5.2.
Ter onderbouwing van de stelling dat [eiseres] ten tijde van Koningsnacht en Koningsdag 2023 het horecabedrijf [eiseres] exploiteerde heeft zij een uittreksel van de Kamer van Koophandel (KvK) van 22 februari 2024 overgelegd. Daarop staat dat [eiseres] op 4 februari 2014 is opgericht, als activiteit het drijven van restaurants heeft en aan de [adres 1] te [plaats] gevestigd is. Ook heeft zij een door de verhuurder getekende huurovereenkomst van het pand aan de [adres 1]-[adres 3] toegezonden. Verder heeft zij een brief van 10 maart 2014 overgelegd waarin de gemeente [gemeente] [eiseres] een horecavergunning verstrekt voor: de horeca-inrichting [eiseres] [plaats] B.V., gevestigd op [adres 1]-[adres 3] te [plaats] ”. Hoewel de overgelegde huurovereenkomst ziet op een periode die na Koningsdag 2023 ingaat en een vergunning in de loop der tijd kan worden ingetrokken, is de eenvoudige ontkenning door de vereniging c.s., tegenover de door [eiseres] overgelegde stukken waaronder het uittreksel van de KvK, een onvoldoende betwisting.
Ontvankelijkheid tegenover de stichting?
5.3.
[eiseres] heeft in de dagvaarding toegelicht dat zij, ter voorkoming van misstanden, zekerheidshalve de stichting heeft mede gedagvaard, voor het geval de vereniging zich op het standpunt zou stellen dat de uitvoering van de werkzaamheden (het plaatsen van de container), niet door haar maar door de stichting is verricht. Omdat de vereniging dit standpunt niet heeft ingenomen, heeft [eiseres] ter zitting verklaard dat de tegenover de stichting ingestelde vorderingen buiten beschouwing kunnen worden gelaten. De rechtbank ziet dit als een vermindering van eis en zal de tegenover de stichting ingestelde vorderingen daarom niet (meer) inhoudelijk beoordelen.
Onrechtmatige daad?
5.4.
Allereerst moet worden beoordeeld of de vereniging onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [eiseres] doordat zij de container heeft geplaatst (dan wel heeft laten plaatsen) en/of doordat zij [eiseres] , naar [eiseres] stelt, niet tevoren heeft geïnformeerd.
5.5.
De rechtbank stelt voorop dat het feit dat de vereniging een evenementenvergunning had die toestond dat de container voor het terras van [eiseres] werd gezet maakt, niet maakt dat het plaatsen van die container als rechtmatig tegenover [eiseres] moet worden aangemerkt. Ook bij een vergunde situatie kan nog sprake zijn van een inbreuk op een recht, een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. [1]
5.6.
[eiseres] stelt dat de vereniging een zorgvuldigheidsnorm heeft overtreden. Door het plaatsen van de container tegen de terrasgrens van [eiseres] aan werd het terras van [eiseres] nagenoeg geheel aan het oog van het publiek op [adres 2] onttrokken, was het terras niet bereikbaar en kon [eiseres] ook niet, zoals gebruikelijk op Koningsdag, haar buitenbar op de gewenste plek vanaf haar eigen terras exploiteren. Dit had tot gevolg dat het publiek niet bij [eiseres] een drankje kwam drinken of op het terras kwam zitten, aldus nog steeds [eiseres] .
5.7.
Kenmerkend voor een maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm is dat het een ongeschreven norm betreft, waarvan de inhoud niet op voorhand is afgebakend. Zorgvuldigheidsnormen moeten van geval tot geval worden vastgesteld op basis van de concrete omstandigheden van het geval. De maatschappelijke zorgvuldigheid brengt mee dat een partij zijn eigen belangen tegen die van een ander moet afwegen en zich daarbij moet laten leiden door hetgeen partijen onderling in de maatschappij in redelijkheid van elkaar kunnen verwachten. Dit betekent dat in dit geval een afweging moet worden gemaakt van enerzijds het belang van de vereniging om in vrijheid het eigen belang na te streven en anderzijds het belang van [eiseres] om gevrijwaard te blijven van onrechtmatig toegebrachte schade. Beoordeeld moet dus worden of de vereniging voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van [eiseres] . De rechtbank komt tot het oordeel dat de vereniging dat niet gedaan heeft.
5.8.
Het gestelde belang van [eiseres] bestaat er onder meer uit dat zij ieder jaar met Koningsnacht en -dag een buitenbar exploiteert vanaf haar terras. Vanuit deze bar verkoopt [eiseres] drank aan het publiek. De vereniging heeft niet betwist dat zij hiervan op de hoogte was. Vast staat dat de container pal voor deze buitenbar is geplaatst (zie 3.8). Onvoldoende duidelijk is waarom de container exact op deze plek moest worden geplaatst. De vereniging heeft weliswaar aangevoerd dat de container – in verband met de veiligheid – overeenkomstig de afgegeven evenementenvergunning geplaatst moest worden, maar dit is niet nader door de vereniging onderbouwd. Bovendien is in de vergunningaanvraag door de vereniging in eerste instantie ook gekozen voor deze locatie, terwijl onduidelijk is of zij bij die keuze een afweging van de betrokken belangen heeft gemaakt. Met welke reden ervoor gekozen is om de container te plaatsen voor het terras (en de buitenbar) van [eiseres] en niet op een andere plaats aan [adres 2] is niet toegelicht.
5.9.
Verder speelt de toegang tot het terras en het restaurant van [eiseres] een rol. Hoewel de vereniging terecht heeft aangevoerd dat het terras aan de rechterzijde (vanaf de openbare weg bezien) niet geheel was afgesloten en daarmee toegankelijk was voor publiek, staat vast dat de container wél de looproute naar de ingangsdeur van het restaurant volledig blokkeerde. Dit heeft tot gevolg gehad dat mensen tussen de tafels op het terras door moesten lopen om het restaurant binnen te kunnen bereiken. Dit vormt een belemmering van de bereikbaarheid van [eiseres] . De stelling van [eiseres] dat het publiek niet op een terras pal naast een grote container die het zicht belemmert wil zitten heeft de vereniging onweersproken gelaten.
5.10.
Dat de vereniging bij haar besluitvorming over de locatie van de te plaatsen container voornoemde belangen van [eiseres] heeft betrokken en of de vereniging ook naar alternatieven heeft gekeken, is niet gebleken. De rechtbank komt tot het oordeel dat [eiseres] in redelijkheid mocht verwachten dat de vereniging wel rekening had gehouden met haar belangen. Nu daarvan niet is gebleken heeft de vereniging onrechtmatig gehandeld tegenover [eiseres] . De rechtbank merkt daarbij op te begrijpen dat de vereniging vooral de belangen van haar leden behartigt ( [eiseres] is nu eenmaal geen lid), maar dat geeft geen recht [eiseres] te belemmeren op de wijze waarop de vereniging gedaan heeft door de container volledig voor/tegen het terras van [eiseres] te plaatsen.
5.11.
Met de hiervoor weergegeven handelswijze heeft de vereniging dan ook in strijd gehandeld met een op haar rustende zorgvuldigheidsnorm en daarmee onrechtmatig tegenover [eiseres] gehandeld. Dat de onrechtmatige daad ook aan de vereniging kan worden toegerekend ligt in de voorgaande omstandigheden besloten. De vereniging is zodoende schadeplichtig voor de schade die door [eiseres] als gevolg van dit onrechtmatig handelen is geleden. Omdat [eiseres] desgevraagd niet heeft aangegeven dat zij extra schade heeft geleden doordat zij niet tevoren is geïnformeerd, komt de rechtbank niet meer toe aan de beoordeling van de vraag of de vereniging onrechtmatig heeft gehandeld door [eiseres] niet te informeren over het evenement.
Schade
5.12.
Voor toewijzing van de schadevergoedingsvordering van [eiseres] is vereist dat sprake is van een causaal verband tussen het onrechtmatig handelen van de vereniging en de gestelde schade van [eiseres] . Uitgangspunt van het schadevergoedingsrecht is dat de benadeelde ( [eiseres] ) zoveel mogelijk in de toestand moet worden gebracht waarin zij zouden hebben verkeerd als de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven. Ter bepaling van de omvang van de schade moet een vermogensvergelijking worden gemaakt tussen de toestand zoals deze in werkelijkheid is (de werkelijke situatie), en de toestand zoals die het meest waarschijnlijk zou zijn geweest wanneer het onrechtmatig handelen van de vereniging wordt weggedacht (de hypothetische situatie).
5.13.
[eiseres] stelt dat uitgegaan moet worden van de volledige omzetschade, omdat de inkopen gedaan waren, de vaste lasten doorlopen en ook de kosten voor extra personeel vanwege extra drukte rondom Koningsdag al waren gemaakt. De omzet is de gestelde daadwerkelijke schade. [eiseres] heeft de door haar geleden omzetschade op Koningsnacht en -dag begroot op een totaalbedrag van € 20.085,50. Dit bedrag is berekend door de daadwerkelijke omzet op 26 en 27 april 2023 te vergelijken met de omzet op deze dagen in 2022. [eiseres] behaalde op Koningsnacht 2022 een omzet van € 8.643. In 2023 bedroeg deze omzet € 206,50. Op Koningsdag 2022 behaalde [eiseres] een omzet van € 12.781,-, terwijl de omzet in 2023 € 1.132,50 bedroeg. Ter onderbouwing van haar vordering heeft [eiseres] uitdraaien van haar kassasysteem over de betreffende jaren van de afgelopen acht jaar overgelegd.
5.14.
De rechtbank gaat voorbij aan het betoog van de vereniging dat de uitdraaien van het kassasysteem niet als bewijsmiddel kunnen dienen, omdat het eenvoudig zou zijn om kassabonnen na te maken of te manipuleren. Dat op de bonnen enkel verkopen ‘contant’ staan vermeld en dat het systeem steeds omstreeks 23:50 uur wordt afgeslagen is hiertoe onvoldoende. Ter zitting heeft [eiseres] nader toegelicht dat het een betrekkelijk oud kassasysteem is waarop het alleen mogelijk is om verkopen als contant aan te slaan. Dit betekent niet dat er door de klanten niet is gepind, maar de pinautomaat is niet aan de kassa aangesloten. Verder heeft [eiseres] ter zitting verklaard dat zij altijd ’s avonds rond 24:00 uur haar restaurant sluit en daarna geen klanten meer heeft gehad. [eiseres] rekent ongeveer één uur voor het opruimen van haar zaak. Dit is door de vereniging niet weersproken.
5.15.
De vereniging heeft aangevoerd dat niet duidelijk is waarom [eiseres] bepaalde variabele kosten wel/niet in de schadeberekening heeft opgenomen, wat de brutowinstmarge is, welke kosten zijn bespaard en in hoeverre het organiseren van een evenement als een externe gebeurtenis voordeel verhogende omstandigheid kan worden aangemerkt. [eiseres] heeft in de dagvaarding en ter zitting verklaard dat de variabele kosten voor onder meer het personeel, de installatie van de buitenbar en het eten al waren gemaakt. Deze kosten kunnen daarom niet als besparing worden aangemerkt. Ter zitting heeft [eiseres] desgevraagd aangeven dat wat betreft de drankjes mogelijk wel een uitzondering op zijn plaats is, omdat deze op een later moment konden worden verkocht en niet, zoals het eten, weggegooid hoefden te worden. De rechtbank zal de omzet voor zover deze ziet op drank dan ook niet meenemen in de begroting van de schade. Dit betekent dat de schade zal worden begroot aan de hand van de omzet die ziet op het eten (voorgerecht, hoofdgerecht, nagerecht en salades) op 26 en 27 april 2022 in vergelijking met 26 en 27 april 2023.
5.16.
Daarbij zal de rechtbank geen bedrag in aftrek nemen voor omzetverhoging door het evenement. Voor zover de vereniging daarmee bedoelt dat de omzet op de twee dagen in 2022 hoger was door een evenement rond Koningsnacht en/of Koningsdag heeft zij dat niet onderbouwd. [eiseres] heeft aangegeven dat zij het evenement als een omzet verlagende omstandigheid beschouwt, omdat het restaurant ongeveer 150 meter bij het podium vandaan staat en het publiek eerder naar omliggende restaurants en cafés gaat en [eiseres] voorbij loopt. De vereniging heeft dit onweersproken gelaten. De door [eiseres] aangeleverde omzetgegevens over 2023 zijn zodanig laag dat daarin, zonder verdere onderbouwing van de vereniging, geen omzet verhogende werking is te zien.
5.17.
Het voorgaande leidt tot de volgende begroting van de schade:
omzet excl. drank 2022
omzet excl. drank 2023
verschil in omzet
26 april
€ 3.227,50
€ 124,50
€ 3.103,00
27 april
€ 6.731,00
€ 580,00
€ 6.151,00
totaal verschil:
€ 9.254,00
De rechtbank zal de schade begroten op € 9.254,00 en dit deel van de vordering toewijzen.
Wettelijke rente
5.18.
Wat betreft de gevorderde wettelijke handelsrente geldt dat artikel 6:119a BW alleen betrekking heeft op de nakoming van een betalingsverplichting uit hoofde van een handelsovereenkomst. De wettelijke handelsrente ziet niet op andere geldelijke verplichtingen, zoals een vordering tot betaling van schadevergoeding. Omdat [eiseres] wettelijke handelsrente heeft gevorderd, moet worden aangenomen dat zij tevens aanspraak maakt op het mindere, te weten de wettelijke rente. Deze komt op grond van artikel 6:119 BW voor vergoeding in aanmerking. Omdat vanaf 20 mei 2023 rente is gevorderd en deze datum na de schadeveroorzakende gebeurtenis is gelegen, zal de wettelijke rente vanaf die datum worden toegewezen.
Buitengerechtelijke kosten
5.19.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal – mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport BGK-integraal –
worden afgewezen. [eiseres] heeft immers niet gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan [eiseres] vergoeding vordert, moeten daarom worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
Onthouden in de toekomst
5.20.
[eiseres] stelt er belang bij te hebben dat, naast vergoeding van financiële schade, ook voor de toekomst wordt voorkomen dat de vereniging zich wederom op deze of op soortgelijke wijze gedraagt en door middel van een container of anderszins het aan [eiseres] onmogelijk maakt, dan wel haar ernstig bemoeilijkt, tot het exploiteren van het bij [eiseres] behorende terras en een eventueel daarop te plaatsen buitenbar.
5.21.
De vereniging voert aan dat deze vordering (sub III) voor toewijzing onvoldoende bepaalbaar is (te veel variabelen kent). Daarnaast is volgens de vereniging de beweerdelijk gestelde kern van het verwijt niet in overeenstemming met de aard van de vordering, omdat de vereniging wordt verweten geen informatie aan [eiseres] te hebben verstrekt waartoe het petitum van de vordering onder III niet voorziet. Dit laatste verweer faalt, aangezien [eiseres] de vereniging niet alleen verwijt dat zij geen informatie aan [eiseres] heeft verstrekt, maar ook dat de vereniging door plaatsing van de container de exploitatie van [eiseres] heeft bemoeilijkt.
5.22.
Een vordering moet voldoende bepaald en voldoende onderbouwd zijn. Daarvan is in dit geval geen sprake. De vordering ‘tot het zich onthouden van het door middel van het plaatsen van containers of anderszins onttrekken van het restaurant en het terras van [eiseres] aan het zicht en/of het onmogelijk maken, dan wel ernstig bemoeilijken, van het gebruik van het terras van [eiseres] en eventueel daarop te plaatsen buitenbar’ is onvoldoende bepaalbaar. De rechtbank heeft hiervoor weliswaar geoordeeld dat de wijze waarop de container met Koningsdag in 2023 geplaatst is onrechtmatig is, maar of sprake is van de schending van een zorgvuldigheidsnorm moet in iedere situatie afzonderlijk worden vastgesteld op basis van de concrete omstandigheden van het geval (zie 5.7.). Niet in alle gevallen zal het onttrekken van het restaurant of het terras aan het zicht en/of het ernstig bemoeilijken van het gebruik van het terras onrechtmatig zijn. Te denken valt daarbij bijvoorbeeld aan een situatie waarin het terras van [eiseres] korte tijd aan het zicht wordt onttrokken voor een zwaarwegend belang van de vereniging. Een algemeen verbod als door [eiseres] gevorderd is daarom niet toewijsbaar. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
P
roceskosten [eiseres] – de stichting
5.23.
De stichting heeft nadrukkelijk gevorderd [eiseres] te veroordelen in haar proceskosten, omdat zij ten onrechte (en rauwelijks) is gedagvaard. De rechtbank zal [eiseres] veroordelen in de proceskosten van de stichting, omdat zij vóór de betekening van de dagvaarding bij de vereniging c.s. had kunnen informeren wie van partijen gedagvaard moest worden. Bij de begroting van de proceskosten van de stichting wordt het griffierecht buiten beschouwing gelaten, omdat de vereniging deze kosten hoe dan ook verschuldigd was geweest. De vereniging c.s. dienen de draagkracht van deze kosten in onderling overleg te bepalen. De proceskosten bestaan dus enkel uit de kosten voor het salaris advocaat. Omdat de vereniging c.s. bij gezamenlijke advocaat procederen worden de kosten van de stichting, gelet op de omvang van het verweer en op het deel daarvan dat ziet op de stichting, begroot op:
  • salaris advocaat 122,80 (2,0 punten x 0,10 factor x € 614,00)
  • nakosten
Totaal € 300,80
Proceskosten [eiseres] – de vereniging
5.24.
De vereniging c.s. is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding 132,42
- griffierecht 2.837,00
- salaris advocaat 1.228,00 (2,0 punten × tarief € 614,00)
- nakosten
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 4.375,42

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt de vereniging om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 9.254,00 (negenduizendtweehonderdvierenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 20 mei 2023 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van de stichting van € 300,80, te betalen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis. Als [eiseres] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
6.3.
veroordeelt de vereniging in de proceskosten van [eiseres] van € 4.375,42, te betalen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis. Als de vereniging niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de vereniging € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Hoogkamer en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2024.

Voetnoten

1.Artikel 6:162 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW)