ECLI:NL:RBNHO:2024:3613

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
15.025718.23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor straatroof met geweld

Op 11 april 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van straatroof. De verdachte heeft samen met een ander de benadeelde partij beroofd van een Rolex horloge en een ketting op 9 september 2022 te Purmerend. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaring van de medeverdachte in overweging genomen, evenals het DNA bewijs dat op een foedraal van een mes is aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte heeft de tenlastelegging ontkend, maar de rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen geconcludeerd dat de verdachte één van de overvallers was. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding van € 14.400,- voor materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.025718.23 (P)
Uitspraakdatum: 11 april 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 maart 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. F. Gerritsen, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 september 2022 te Purmerend, op of aan de openbare weg te weten Antwerpenhaven, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (zilveren) ketting en/of een horloge (van het merk Rolex), in elk geval enig goed, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde], heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [benadeelde] te zetten, althans voornoemd voorwerp op die [benadeelde] te richten en/of (vervolgens)
- een (rambo)mes naar het (boven)lichaam van die [benadeelde] te richten en/of (vervolgens)
- het horloge van de arm/pols van die [benadeelde] te trekken en/of (vervolgens);
- die [benadeelde] aan/bij zijn blouse vast te pakken en/of (vervolgens);
- de ketting van de hals van die [benadeelde] te trekken
en/of
hij op of omstreeks 9 september 2022 te Purmerend, op of aan de openbare weg te weten Antwerpenhaven, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van een (zilveren) ketting en/of een horloge (van het merk Rolex), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [benadeelde] toebehoorde, door
- een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [benadeelde] te zetten, althans voornoemd voorwerp op die [benadeelde] te richten en/of (vervolgens)
- een (rambo)mes naar het (boven)lichaam van die [benadeelde] te richten en/of (vervolgens)
- het horloge van de arm/pols van die [benadeelde] te trekken en/of (vervolgens);
- die [benadeelde] aan/bij zijn blouse vast te pakken en/of (vervolgens);
- de ketting van de hals van die [benadeelde] te trekken.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde, in die zin dat sprake is van medeplegen van diefstal met geweld en bedreiging met geweld.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft naar voren gebracht dat de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] niet betrouwbaar is en bovendien niet wordt gedekt door de overige stukken in het dossier. Bovendien is [medeverdachte] teveel gestuurd door de politie, omdat de politie tijdens het verhoor van [medeverdachte] zelf de naam van de verdachte heeft genoemd toen het DNA op het foedraal ter sprake kwam. Het DNA van de verdachte, aangetroffen op het op 9 september 2022 achtergebleven foedraal van een mes, kan ook via secundaire overdracht daarop terecht gekomen zijn. Bovendien blijkt niet wanneer het DNA van de verdachte op dat foedraal is terecht gekomen. De verdachte heeft als verklaring voor het aantreffen van zijn DNA op het foedraal verklaard dat [medeverdachte] hem eerder een mes in dat foedraal heeft laten zien. Hij heeft dat toen aangepakt en bekeken. De raadsman heeft aangevoerd dat ook het DNA van de medeverdachte [medeverdachte] op het foedraal is aangetroffen, zodat het, ook gelet op een eerdere beroving van het slachtoffer op 21 april 2022, meer voor de hand ligt dat [medeverdachte] zelf één van de daders is van de beroving op 9 september 2022.
De raadsman heeft ook aangevoerd dat het door verbalisant omschreven signalement van de daders, zoals dat te zien zou zijn op de camerabeelden te algemeen is.
Met betrekking tot het tapgesprek van 11 april 2023, waarvan de uitwerking bij de stukken is gevoegd en waaraan de verdachte heeft deelgenomen, heeft de raadsman opgemerkt dat niet duidelijk is waar het telefoongesprek over ging.
Tenslotte heeft de raadsman over het feit dat de telefoon van de verdachte rond het moment van de beroving een zendmast in de nabijheid van de plaats van het delict aanstraalt aangevoerd dat een zendmast geen plaatsbepalingsinstrument is en dat dit aanstralen ook kan worden verklaard door overbelasting van zendmasten of door atmosferische storingen.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de impliciet ten laste gelegde diefstal met geweld op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2
Bewijsoverwegingen
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de aangever op 9 september 2022 voor zijn kantoor aan de Antwerpenhaven door twee personen is beroofd van zijn Rolex horloge en gouden ketting. De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet, is of de verdachte één van twee overvallers is geweest. De verdachte ontkent dat hij één van die twee daders is geweest, maar de rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt hiertoe als volgt.
Foedraal en DNA
De aangever heeft verklaard dat één van de overvallers een zogenaamd Rambo mes in zijn handen had tijdens de beroving. Op camerabeelden gemaakt vanuit het kantoor van de aangever is te zien dat één van de overvallers een zwart voorwerp verliest tijdens zijn vlucht. Met een speurhond is vanaf de plaats delict gezocht en is op de plaats waar één van de daders dit zwarte voorwerp heeft verloren, een foedraal van een mes aangetroffen. Dit foedraal is bemonsterd en vervolgens zijn twee bemonsteringen onderzocht. Het NFI concludeert dat het ongeveer een miljard keer waarschijnlijker is dat een van de twee bemonsteringen DNA van de verdachte en twee willekeurige onbekende personen bevat, dan wanneer de bemonstering het DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van het onderstaande en de rest van het dossier, dat de verdachte de donor is van het celmateriaal op het foedraal.
Zendmastgegevens
Op 9 september 2022 rond 09:40 uur straalde het telefoonnummer van de verdachte een zendmast aan in de omgeving van tankstation Shell aan de N235 in Purmerend. Deze locatie is dichtbij de locatie waar de beroving heeft plaatsgevonden. De beroving vond plaats rond 09:50 uur. Weliswaar tonen zendmastgegevens geen exacte plaatsbepaling van de telefoon, maar uit deze gegevens kan wel worden afgeleid dat verdachtes telefoon in de buurt van de betreffende mast is geweest en dus op dat moment in de buurt is geweest van de locatie waar de beroving heeft plaatsgevonden. De rechtbank is bekend met de door de raadsman genoemde mogelijkheid dat een telefoon door overbelasting van een nabije zendmast of door atmosferische omstandigheden een verder weg gelegen zendmast kan aanstralen, maar nog daargelaten dat niet is gebleken dat dit op de dag van de overval aan de orde was, heeft de verdachte niet kunnen zeggen waar hij die dag dan wél is geweest.
Opsporing verzocht en getapt gesprek
Op 11 april 2023 wordt in het televisieprogramma Opsporing Verzocht aandacht besteed aan de beroving op 9 september 2022. Nog diezelfde dag voert de verdachte een telefoongesprek met een onbekend gebleven persoon, aan wie de verdachte vraagt of hij het heeft gezien. Het gesprek gaat vervolgens over een “torie” en dat het “nog niet afgekoeld is” en waarin de verdachte tegen de onbekende zegt dat ze allang bij hem waren uitgekomen als er meer was gevonden.
Verklaring [medeverdachte]
is betrokken geweest bij een soortgelijke eerdere beroving van de aangever op 21 april 2021. Hij is ook verhoord over de beroving op 9 september 2022. Tijdens dat verhoor heeft [medeverdachte] verklaard dat hij een Rambo mes met foedraal heeft uitgeleend aan de verdachte. Verder heeft hij verklaard dat hij, voordat hij het op Opsporing Verzocht zag, op Tiktok een filmpje heeft gezien van de overval op 9 september 2022 waarin hij onder meer de verdachte heeft herkend aan zijn rennen en aan zijn bouw.
Betrouwbaarheid verklaring [medeverdachte]
Anders dan de verdediging heeft bepleit, gaat de rechtbank bij de bewezenverklaring onder meer uit van de verklaring van [medeverdachte]. [medeverdachte] heeft een gedetailleerde en consistente verklaring afgelegd over het uitlenen van het mes en zijn herkenning van de verdachte op de beelden. De verklaring van [medeverdachte] past bij het feit dat het DNA van de verdachte is aangetroffen op het foedraal, naast dat van [medeverdachte] zelf. Anders dan de raadsman heeft de rechtbank geen aanleiding te veronderstellen dat [medeverdachte] zelf één van de daders is van de beroving op 9 september 2022. In een afgeluisterd telefoongesprek zegt [medeverdachte] tegen een onbekend gebleven persoon dat hij alleen bij de beroving op 21 april 2022 betrokken is geweest. Ook over die beroving heeft [medeverdachte] een gedetailleerde en consistente verklaring afgelegd, waarin hij zichzelf heeft genoemd als een van de overvallers. De rechtbank ziet daarom geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte]. Ook het feit dat de politie in het verhoor van [medeverdachte] eigener beweging de naam van de verdachte heeft genoemd, maakt niet dat de verklaring van [medeverdachte] niet bruikbaar zou zijn. De rechtbank acht deze wijze van verhoren niet onacceptabel.
Conclusie
De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank in hun onderlinge samenhang bezien redengevend voor het bewijs van het tenlastegelegde. Gelet hierop en gelet op het ontbreken van een voor die feiten en omstandigheden ontzenuwende verklaring van de verdachte, komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte één van de twee personen is geweest die het slachtoffer hebben overvallen.
Verweren
De door de raadsman opgeworpen verweren leggen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gewicht in de schaal en worden weerlegd door de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 9 september 2022 te Purmerend, op de openbare weg te weten Antwerpenhaven, tezamen en in vereniging met een ander, een zilveren ketting en een horloge van het merk Rolex, die toebehoorden aan [benadeelde], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [benadeelde] te zetten, althans voornoemd voorwerp op die [benadeelde] te richten en
- een (Rambo)mes naar het lichaam van die [benadeelde] te richten en
- het horloge van de pols van die [benadeelde] te trekken en
- die [benadeelde] bij zijn blouse vast te pakken en vervolgens
- de ketting van de hals van die [benadeelde] te trekken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gelijk aan de duur van het voorarrest in combinatie met een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
Indien de rechtbank vindt dat dit geen recht doet aan de ernst van het feit, heeft de raadsman verzocht om daarnaast een taakstraf op te leggen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit:
De verdachte heeft op 9 september 2022, samen met zijn onbekend gebleven mededader de aangever op de openbare weg beroofd van zijn Rolex horloge en ketting. Onder bedreiging van een mes werden het horloge en de ketting van het slachtoffer afgetrokken. De aangever heeft ter verdediging het mes bij het lemmet vastgegrepen, waarbij letsel is ontstaan aan zijn rechterhand.
Uit het handelen van de verdachte leidt de rechtbank af dat de verdachte geen enkel respect heeft voor de spullen van anderen en dat hij niet stilstaat bij de psychische en financiële gevolgen die zijn gewelddadige handelingen (kunnen) hebben voor de aangever.
Voor de aangever moet deze (tweede) beroving een angstaanjagende gebeurtenis zijn geweest. Het valt te verwachten dat hij hiervan nog geruime tijd de nadelige (psychische) gevolgen zal ondervinden. De verdachte en zijn mededader hebben kennelijk alleen oog gehad voor eigen gewin. Uit de slachtofferverklaring van de aangever tijdens de zitting, blijkt hoe beangstigend de beroving voor hem is geweest en welke gevolgen het heeft gehad voor hem en zijn familie. Bovendien wakkert een dergelijk feit, gepleegd op de openbare weg en waarvan meerdere personen getuige waren, gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers aan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het strafblad van de verdachte van 23 februari 2024, waaruit blijkt dat hij eerder voor een vermogensdelict is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 11 augustus 2023, opgemaakt voor de pro forma zitting van 14 augustus 2023.
Er wordt instabiliteit op verschillende leefgebieden geconstateerd. De verdachte heeft al langere tijd geen dagbesteding en er is sprake van schuldenproblematiek. Ook zijn er zorgen over het sociale netwerk van de verdachte.
Strafmodaliteit en strafmaat
Al het voorgaande afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat daarvan 2 maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd en daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Met de officier van justitie heeft de rechtbank bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de ernst van het feit. De rechtbank komt tot een lagere straf dan is gevorderd door de officier van justitie, omdat de rechtbank bij het bepalen van straf zich richt op de uitgangspunten voor straatroof, zoals geformuleerd in het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Omdat het niet is geadviseerd door de reclassering, zal de rechtbank aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf geen bijzondere voorwaarden verbinden.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het toegepaste geweld, waarbij de aangever gewond is geraakt, en op de proceshouding van de verdachte, die door zijn zwijgende houding laat blijken dat hij het laakbare van zijn handelen niet inziet.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde] heeft voorafgaand aan de zitting van 28 maart 2024 een vordering tot schadevergoeding van € 23.400,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat volgens die vordering uit de volgende posten:
- horloge: € 10.450,-
- ketting € 8.800,-
De immateriële schade bedraagt € 3.000,-.
Op de zitting heeft de benadeelde partij zijn vordering ten aanzien van het horloge verhoogd tot een bedrag van € 50.000,-. De benadeelde partij heeft daarbij gesteld dat het bedrag van € 10.450,- hoort bij het Rolex horloge dat hem tijdens de eerdere overval van 21 april 2022 is afgenomen, en dat het bij de overval van 9 september 2022 gaat om diefstal van een andere Rolex, van het type Daytona. Hij heeft daaraan toegevoegd dat een Rolex Daytona de afgelopen jaren aanzienlijk in waarde is gestegen. Ter onderbouwing daarvan heeft de benadeelde partij stukken overgelegd, namelijk afbeeldingen van soortgelijk horloges met daarbij de huidige waarde en een factuur gericht aan de benadeelde partij in verband met de aanschaf van een Rolex horloge ten bedrage van € 11.400,-.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering hoofdelijk kan worden toegewezen tot een bedrag van € 23.200,-, voor de op 9 september 2022 weggenomen Rolex horloge en ketting en de gevorderde immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat voor de op te leggen schadevergoeding voor het horloge de door de benadeelde partij toegezonden factuur van € 11.400,- moet worden gevolgd. De officier van justitie stelt zich voorts op het standpunt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat de waardestijging van het horloge meer debat en onderzoek vergt en dat een te grote belasting is van het strafproces.
Standpunt raadsman
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, gelet op de bepleite vrijspraak.
De raadsman heeft subsidiair verzocht de gevorderde schade ten aanzien van het horloge te baseren op de overgelegde factuur en de gevorderde schade voor wat betreft de ketting af te wijzen, nu deze schade onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman verzocht deze flink te matigen. Niet is gebleken dat de benadeelde partij zich onder behandeling heeft gesteld. Evenmin is duidelijk waar de gestelde immateriële schade het gevolg van is nu uit de stukken blijkt dat de benadeelde eerder dat jaar ook is overvallen, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 11.400,- rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Deze schade betreft de schade in verband met het weggenomen Rolex Daytona horloge, waarbij de rechtbank uitgaat van de door de benadeelde partij op de zitting overgelegde factuur.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij ten aanzien van de meer gevorderde schade voor het horloge en de schade voor de ketting niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Immateriële schade
Ook komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank ook het feit dat de benadeelde partij op 9 september 2022 wederom werd beroofd waarbij hij bovendien lichamelijk letsel heeft opgelopen, nadat hij eerder op 21 april 2022 op soortgelijke wijze was beroofd. Dat de benadeelde partij bij die eerdere beroving ook immateriële schade heeft opgelopen levert naar het oordeel van de rechtbank geen reden tot matiging van de vordering op in de huidige zaak. Temeer nu de benadeelde partij bij de tweede beroving op 9 september 2022 gewond is geraakt.
In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 september 2022 tot aan de dag van algehele voldoening.
Hoofdelijk
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: straatroof] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 3.4. bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
2 maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst deels toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde] geleden schade tot een bedrag van
€ 14.400,- (veertienduizend vierhonderd euro), bestaande uit € 11.400,- als vergoeding voor de materiële en € 3.000,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 september 2022 tot aan de dag van algehele voldoening, aan [benadeelde], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 14.400,- (veertienduizend vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 107 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2022 tot aan de dag van algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr G.F.H. Lycklama à Nijeholt, voorzitter,
mr. G.A.M. van Dijk en mr. A.M.C. de Haan, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 april 2024.
Bijlage
De bewijsmiddelen
(-----)