ECLI:NL:RBNHO:2024:3577

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
10789909 \ CV EXPL 23-7328
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vordering tot betaling van huurachterstand en bijkomende kosten met ambtshalve toetsing van de huurovereenkomst

In deze zaak heeft de eisende partij, een stichting, de gedaagde partij gedagvaard wegens huurachterstand en bijkomende kosten. De gedaagde partij is niet verschenen. De eisende partij vordert een totaalbedrag van € 7.229,08, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft de zaak ambtshalve getoetst aan de algemene voorwaarden van de huurovereenkomst, waarbij werd gekeken naar de eerlijkheid van de bedingen in het licht van de Richtlijn 93/13/EEG. De kantonrechter concludeert dat de bedingen in de huurovereenkomst niet oneerlijk zijn en dat de vordering van de eisende partij toewijsbaar is. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10887052 CV EXPL 24-124
Uitspraakdatum: 4 april 2024
Verstekvonnis in de zaak van:
de stichting
[eiser]
te [plaats 1]
de eisende partij
gemachtigde: Van der Vleuten & Van Hooff gerechtsdeurwaarders en incasso
tegen
[gedaagde]
te [plaats 2]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij op 28 november 2023 gedagvaard om te
verschijnen bij de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere.
1.2.
Bij vonnis van 20 december 2023 heeft de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere,
de zaak verwezen naar de rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, omdat de zaak betrekking heeft op huur van woonruimte gelegen te [plaats 3].
1.3.
Bij exploot van 3 januari 2024 heeft de eisende partij de gedaagde partij opgeroepen om
te verschijnen bij de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad. De gedaagde partij is niet verschenen.

2.De vordering

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 5.927,17 aan hoofdsom (€ 5.512,00 huurachterstand + € 211,75 schoonmaakkosten + € 1.976,67 reparatiewerkzaamheden + € 369,05 slotenservice + € 247,10 eindafrekening servicekosten, minus € 2.390,00 borgsom), vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten (€ 956,94), verschenen rente (€ 344,97), de wettelijke rente over € 8.317,17 vanaf 9 november 2023 en de proceskosten.
2.2.
De eisende partij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de gedaagde partij tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Zij is in gebreke gebleven met betaling van de verschuldigde huurpenningen van september 2022 tot en met december 2022 en een deel van mei 2022. Daarbij is tijdens de eindinspectie van het gehuurde gebleken dat sprake was van schade, omdat de woning vuil was en er reparatiewerkzaamheden moesten worden uitgevoerd. Uit de eindafrekening van de servicekosten bleek dat het door gedaagde betaalde voorschot aan servicekosten te weinig is geweest.

3.De beoordeling

Ambtshalve toetsing van deHuurovereenkomst woonruimte Model ROZ 20 maart 2017enAlgemene bepalingen huurovereenkomst woonruimte ROZ 20 maart 2017
3.1.
Voordat de kantonrechter een eindoordeel over de vordering kan geven, moet de kantonrechter eerst ambtshalve beoordelen of op de overeenkomst met de gedaagde partij algemene voorwaarden van toepassing zijn en zo ja, of daarin geen bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument, in de zin van artikel 3 van de
Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn), omdat dit gevolgen kan hebben voor (de hoogte van) de vordering. Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
3.2.
De kantonrechter moet in dit verband beoordelen of bedingen, waaraan een consument gebonden is zonder dat daarover afzonderlijk is onderhandeld, in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren. In dat geval moet de kantonrechter daar consequenties aan verbinden, met de bedoeling dat de consument erop kan vertrouwen dat de ‘kleine lettertjes’ niet oneerlijk voor hem uitpakken – en dat hij wordt beschermd als hij zijn handtekening heeft gezet onder een overeenkomst waarin oneerlijke bedingen blijken te zijn opgenomen.
3.3.
De kantonrechter voegt hier nog aan toe dat het gaat om een beoordeling van de bedongen afspraken, die de rechten en plichten van partijen over en weer vastleggen en waar de consument door het sluiten van de overeenkomst contractueel aan kan worden gehouden. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan die afspraken houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is in dit verband niet relevant. De omstandigheid dat een eisende partij alleen een beroep doet op wettelijke bepalingen ontslaat de kantonrechter namelijk niet van de verplichting om ambtshalve te toetsen. In dat laatste geval heeft de eisende partij ook geen recht op de gevorderde wettelijke vergoeding. [1] Dat geldt voor de gevorderde hoofdsom, maar ook voor bijkomende vorderingen, zoals de gevorderde vergoedingen voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten of rente.
3.4.
Samenvattend moet de kantonrechter in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
Huurprijswijzigingsbeding
3.5.
In artikel 16 van de algemene voorwaarden en artikel 5.2 van de huurovereenkomst zijn bedingen opgenomen die betrekking hebben op wijziging van de huurprijs. De kantonrechter zal deze bedingen in dit geval echter niet ambtshalve toetsen op (on)eerlijkheid. Uit de overgelegde stukken blijkt namelijk dat de huurprijs gedurende de looptijd van de huurovereenkomst niet is gewijzigd, zodat deze bedingen geen verband houden met de onderhavige vordering.
Servicekosten
3.6.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van servicekosten. In artikel 17 van de algemene voorwaarden is daarover een beding opgenomen. Omdat de eisende partij op grond van het beding slechts de werkelijke servicekosten in rekening kan brengen, is de kantonrechter van oordeel dat voornoemd artikel niet als oneerlijk kan worden beschouwd.
Schoonmaak-, reparatie-, en slotenservice-kosten,
3.7.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van schoonmaak-, reparatie-, en slotenservice-kosten. In artikel 19 van de algemene voorwaarden is daarover een beding opgenomen. Omdat dit beding aansluit bij het bepaalde in artikel 7:224 BW en de eisende partij op grond van dit beding alleen de werkelijk gemaakte kosten in rekening kan brengen bij de gedaagde partij, is de kantonrechter van oordeel dat voornoemd artikel niet als oneerlijk kan worden beschouwd.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.8.
De eisende partij maakt aanspraak op vergoeding van gemaakte buitengerechtelijke incassokosten. In artikel 25.2 van de algemene voorwaarden is daarover een beding opgenomen. Dat luidt als volgt:

25.2. In alle gevallen waarin (ver)huurder een sommatie, een ingebrekestelling of een exploot aan (ver)huurder doet uitbrengen, of in geval van procedures tegen (ver)huurder om deze tot nakoming van de huurovereenkomst of huurder tot ontruiming te dwingen, is (ver)huurder verplicht alle daarvoor gemaakte kosten, zowel in als buiten rechte – met uitzondering van de ingevolge een definitieve rechterlijke beslissing door (ver)huurder te betalen proceskosten – aan (ver)huurder te voldoen, voor zover op de vergoeding van die kosten de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten en het Besluit incassokosten niet van toepassing is.
3.9.
De kantonrechter is van oordeel dat het beding, hoewel niet duidelijk en begrijpelijk geformuleerd, als niet oneerlijk kan worden beschouwd ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten omdat deze kosten worden beperkt tot wat wettelijk is toegestaan. Het beding wordt in stand gehouden.
Proceskosten
3.10.
De eisende partij maakt verder nog aanspraak op de proceskosten. Voornoemd artikel 25.2 van de algemene voorwaarden ziet ook op de proceskosten. Voor zover de eisende partij op grond van dit beding aanspraak kan maken op gerechtelijke kosten die boven het liquidatietarief uitkomen, is dit beding oneerlijk. Dit heeft echter geen gevolg voor de proceskostenveroordeling in deze procedure, omdat de (kanton)rechter op grond van de artikelen 237 en 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ertoe gehouden is om de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te veroordelen en deze proceskosten niet lager mogen worden vastgesteld dan het liquidatietarief.
Conclusie
3.11.
De gevorderde wettelijke rente vanaf 9 november 2023 zal worden toegewezen over de resterende hoofdsom.
3.12.
Omdat de vordering de kantonrechter voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal deze worden toegewezen.
3.13.
De gedaagde partij krijgt ongelijk en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij te betalen een bedrag van € 7.229,08, vermeerderd met de wettelijke rente over € 5.927,17 vanaf 9 november 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de eisende partij begroot op:
€ 130,48 wegens dagvaardingskosten,
€ 524,00 wegens griffierecht en
€ 339,00 wegens salaris gemachtigde;
4.3.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Dat volgt uit arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:68) en 8 december 2022 (ECLI:EU:C:2022:971).