Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Beschikking van de kantonrechter
procedure
- de beschikking van de kantonrechter van 6 januari 2023 met het kenmerk 10021972 BM VERZ 22-2343;
- de machtigingsverzoeken van de bewindvoerder, ter griffie ingekomen op 30 november 2023;
- de brieven van de bewindvoerder, ter griffie ingekomen op 3 januari 2024;
- het verslag van de griffier van het telefoongesprek met de bewindvoerder d.d. 1 februari 2024;
- de e-mail van de bewindvoerder, ter griffie ingekomen op 14 februari 2024;
- de e-mail van de bewindvoerder, ter griffie ingekomen op 20 februari 2024;
- de bereidverklaring van de opvolgend bewindvoerder, ter griffie ingekomen op 29 maart 2024.
beoordeling
- De bewindvoerder heeft -ondanks dat uit de instellingsbeschikking blijkt dat vanwege de verstoorde familieverhoudingen een onafhankelijke bewindvoerder is benoemd– tijdens het bewind in eerste instantie het beheer van het vermogen in Duitsland gedelegeerd aan [zoon] en [dochter 1] . Zij heeft daarvoor machtiging gevraagd en in de machtiging vermeld dat dit met de familie is besproken. In het gesprek met de kantonrechter is gebleken dat dat niet juist is.
- Het onroerend goed van betrokkene in Duitsland betreft tientallen appartementen, een aantal winkelpanden en garages. De bewindvoerder heeft hierover verklaard dat zij vanaf de start van het bewind in de veronderstelling is geweest dat zij niet verantwoordelijk was voor het Duitse vermogen van betrokkene. Zij heeft verklaard dat door de rechtbank is aangegeven dat zij als bewindvoerder niets met het Duitse vermogen hoefde te doen, en dat zij om deze reden het Duitse vermogen niet of nauwelijks heeft beheerd. De bewindvoerder heeft daarom [zoon] en [dochter 1] in eerste instantie de bankrekening in Duitsland laten beheren en de contacten laten onderhouden met de Duitse beheerder. Nadat de bewindvoerder ontdekte dat zij zonder toestemming van de bewindvoerder duizenden euro’s van de bankrekening hadden gehaald, heeft de bewindvoerder ervoor gekozen om, in plaats van [zoon] en [dochter 1] , [dochter 2] bij het beheer van het Duitse vermogen te betrekken.
- De kantonrechter heeft de bewindvoerder inmiddels meermaals laten weten dat het Duitse vermogen onder het bewind valt, en toch heeft de bewindvoerder tot op heden onvoldoende zicht op de Duitse bezittingen van betrokkene en wat daarmee gebeurt. De bewindvoerder heeft, ondanks de door de kantonrechter gestelde vragen om tot opheldering te komen, nauwelijks onderzoek verricht naar de omvang en waarde van het vermogen in Duitsland. De bewindvoerder heeft niet duidelijk kunnen aangeven hoeveel appartementen, garages en winkelpanden tot het vermogen van betrokkene behoren en welke huur daarvoor wordt betaald. Het is de bewindvoerder daarom evenmin duidelijk of de huurinkomsten van ongeveer € 11.000,= per maand, reëel zijn.
- De bewindvoerder heeft in haar brief (ter griffie ingekomen op 3 januari 2024) aan de kantonrechter laten weten dat er een liquiditeitstekort op de Duitse beheerrekening was ontstaan. Tijdens het gesprek is de kantonrechter gebleken dat het voor de bewindvoerder nog steeds onduidelijk is waardoor dit -ondanks de maandelijkse huurinkomsten –is ontstaan. Zij is er vanuit gegaan dat het liquiditeitstekort door de onttrekkingen van [zoon] en [dochter 1] is ontstaan. Deze onttrekkingen waren echter in beginsel van onvoldoende omvang om het liquiditeitstekort te verklaren. De kantonrechter verwacht van een professionele bewindvoerder dat zij nagaat waar dit tekort door is ontstaan, maar gebleken is dat de bewindvoerder geen nader onderzoek heeft verricht.
- De bewindvoerder heeft, ondanks de verplichting daartoe, het Duitse vermogen niet vermeld in de aangifte inkomstenbelasting over 2022. Aanvankelijk heeft de bewindvoerder desgevraagd zelfs aan de kantonrechter laten weten dat voor betrokkene in Nederland geen aangifte behoefde te worden gedaan, aangezien dat in Duitsland gebeurde.
- De bewindvoerder heeft op 30 november 2023 een verzoek bij de kantonrechter ingediend voor het verlenen van machtiging voor schenkingen aan de kinderen van betrokkene. Ter onderbouwing van haar verzoek heeft de bewindvoerder aangegeven dat de schenkingen in het belang van betrokkene zouden zijn, omdat betrokkene zonder deze schenkingen vermoedelijk vermogensbelasting en een hoge eigen bijdrage aan het CAK moet betalen. Bovendien geeft de bewindvoerder aan dat de kinderen, als betrokkene zal komen te overlijden, ook nog eens erfbelasting moeten betalen.
In de motivering die de bewindvoerder aanvoert in het kader van het machtigingsverzoek, geeft zij er op geen enkele wijze blijk van bovengenoemde Aanbeveling ter harte te nemen, integendeel. Ook de stukken die de bewindvoerder later heeft ingediend om de schenkingstraditie te onderbouwen heeft zij niet kritisch bekeken, aangezien het daarin gaat om schenkingen die zijn gedaan nadat het verzoek om bewind in te stellen al was ingediend. Ondanks dat het de bewindvoerder vrij staat om de beoordeling van de schenkingstraditie aan de kantonrechter voor te leggen, merkt de kantonrechter op dat van een professionele bewindvoerder verwacht mag worden dat zij laat blijken dat zij de regels omtrent de beoordeling van schenkingsverzoeken kent en geen oneigenlijke argumenten ter onderbouwing van het verzoek aanvoert.
beslissing
- ontslaat, met ingang van heden, ambtshalve als bewindvoerder: Bewindvoering Zaanstad e.o. B.V.;
- benoemt, met ingang van heden, tot bewindvoerder: Bonnerman & Partners B.V., Kvkno. 32118704, Postbus 1307, 1400BH Bussum;
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- stelt de jaarbeloning van de bewindvoerder vast overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a
- stelt de beloning van de bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vast op een bedrag van € 621,00 (exclusief btw);
- stelt de beloning van de ontslagen bewindvoerder voor het opmaken van de eindrekening en verantwoording vast op een bedrag van € 233,00 (exclusief btw).