ECLI:NL:RBNHO:2024:3574

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
10954958 BM VERZ 24-485 MK
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve ontslag van bewindvoerder wegens onvoldoende verantwoordelijkheid en beheer van vermogen

In deze beschikking heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, mr. A.E. Merkus, op 10 april 2024, het ambtshalve ontslag van de bewindvoerder, Bewindvoering Zaanstad e.o. B.V., uitgesproken. De zaak betreft een bewind dat is ingesteld over de goederen van betrokkene, geboren in 1926, vanwege haar lichamelijke of geestelijke toestand. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bewindvoerder niet in staat is gebleken om zelfstandig en verantwoordelijk te handelen, wat heeft geleid tot een onjuiste en onvoldoende beheer van het vermogen van betrokkene. De kantonrechter heeft eerder al in een beschikking van 6 januari 2023 aangegeven dat de bewindvoerder professioneel en onpartijdig moet opereren, vooral gezien de verstoorde familieverhoudingen tussen de kinderen van betrokkene.

Tijdens de procedure zijn verschillende documenten en correspondentie van de bewindvoerder beoordeeld, waaruit bleek dat zij niet adequaat heeft gereageerd op verzoeken om opheldering over het beheer van het vermogen, met name het Duitse vermogen. De bewindvoerder heeft geen duidelijkheid kunnen geven over de omvang en waarde van dit vermogen, en heeft belangrijke verplichtingen, zoals het indienen van belastingaangiften, veronachtzaamd. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de bewindvoerder niet voldoet aan de eisen die aan een professionele bewindvoerder gesteld mogen worden, en heeft daarom besloten om haar ambtshalve te ontslaan.

Bonnerman & Partners B.V. is benoemd als opvolgend bewindvoerder, en de kantonrechter heeft de beloning voor de aanvangswerkzaamheden vastgesteld op € 621,00 (exclusief btw). De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer: 10954958 BM VERZ 24-485 MK
Uitspraakdatum:

Beschikking van de kantonrechter

in het bewind van:
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] , [geboorteland] , op [geboortedatum] 1926,
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: betrokkene,
van wie thans bewindvoerder is:
Bewindvoering Zaanstad e.o. B.V.,
gevestigd te Wormerveer,
hierna ook te noemen: de bewindvoerder.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • de beschikking van de kantonrechter van 6 januari 2023 met het kenmerk 10021972 BM VERZ 22-2343;
  • de machtigingsverzoeken van de bewindvoerder, ter griffie ingekomen op 30 november 2023;
  • de brieven van de bewindvoerder, ter griffie ingekomen op 3 januari 2024;
  • het verslag van de griffier van het telefoongesprek met de bewindvoerder d.d. 1 februari 2024;
  • de e-mail van de bewindvoerder, ter griffie ingekomen op 14 februari 2024;
  • de e-mail van de bewindvoerder, ter griffie ingekomen op 20 februari 2024;
  • de bereidverklaring van de opvolgend bewindvoerder, ter griffie ingekomen op 29 maart 2024.
Op 19 maart 2024 heeft de kantonrechter een gesprek gevoerd met de bewindvoerder over de voortgang van het bewind.

beoordeling

Bij beschikking van de kantonrechter van 6 januari 2023 is een bewind ingesteld over alle goederen die (zullen) toebehoren aan betrokkene vanwege haar lichamelijke of geestelijke toestand. Bewindvoering Zaanstad e.o. B.V. is de huidige bewindvoerder.
In voornoemde beschikking heeft de kantonrechter de benoeming van een professionele bewindvoerder noodzakelijk geacht, vanwege de verstoorde verhoudingen tussen de kinderen van betrokkene. Benoeming van één van de kinderen tot bewindvoerder zou de verstoorde relatie, naar het oordeel van de kantonrechter, enkel meer op scherp stellen, hetgeen ook zijn weerslag zou kunnen hebben op betrokkene. De professionele bewindvoerder is benoemd om te zorgen voor onpartijdige belangenbehartiging. Daarnaast heeft de kantonrechter expliciet geoordeeld dat het bewind, nu het vermogen van betrokkene onder andere bestaat uit vermogen in Nederland en Duitsland, zich uitstrekt over alle goederen die (zullen) toebehoren aan betrokkene.
Gedurende het afgelopen jaar is de kantonrechter gebleken dat het bewind op verschillende onderdelen niet naar behoren verloopt. Ondanks dat de kantonrechter vanuit haar toezichthoudende rol de bewindvoerder meermaals telefonisch en schriftelijk over verschillende zaken om opheldering heeft gevraagd, is gebleken dat de bewindvoerder onvoldoende verantwoordelijkheid neemt voor het vermogen van betrokkene. Naar aanleiding daarvan heeft de kantonrechter – in een telefoongesprek van de griffier met - de bewindvoerder laten weten dat zij voornemens is om de bewindvoerder ambtshalve te ontslaan. Aanvankelijk heeft de bewindvoerder daarmee ingestemd, maar een paar dagen later is de bewindvoerder hier per mail van 20 februari 2024 op teruggekomen en heeft de bewindvoerder de kantonrechter verzocht om een gesprek. Vervolgens is de bewindvoerder opgeroepen voor een gesprek met de kantonrechter om de voortgang van het bewind te bespreken. De kantonrechter zal hieronder (voor zover relevant) op de verschillende onderwerpen die tijdens het gesprek met de bewindvoerder aan de orde zijn geweest ingaan.
  • De bewindvoerder heeft -ondanks dat uit de instellingsbeschikking blijkt dat vanwege de verstoorde familieverhoudingen een onafhankelijke bewindvoerder is benoemd– tijdens het bewind in eerste instantie het beheer van het vermogen in Duitsland gedelegeerd aan [zoon] en [dochter 1] . Zij heeft daarvoor machtiging gevraagd en in de machtiging vermeld dat dit met de familie is besproken. In het gesprek met de kantonrechter is gebleken dat dat niet juist is.
  • Het onroerend goed van betrokkene in Duitsland betreft tientallen appartementen, een aantal winkelpanden en garages. De bewindvoerder heeft hierover verklaard dat zij vanaf de start van het bewind in de veronderstelling is geweest dat zij niet verantwoordelijk was voor het Duitse vermogen van betrokkene. Zij heeft verklaard dat door de rechtbank is aangegeven dat zij als bewindvoerder niets met het Duitse vermogen hoefde te doen, en dat zij om deze reden het Duitse vermogen niet of nauwelijks heeft beheerd. De bewindvoerder heeft daarom [zoon] en [dochter 1] in eerste instantie de bankrekening in Duitsland laten beheren en de contacten laten onderhouden met de Duitse beheerder. Nadat de bewindvoerder ontdekte dat zij zonder toestemming van de bewindvoerder duizenden euro’s van de bankrekening hadden gehaald, heeft de bewindvoerder ervoor gekozen om, in plaats van [zoon] en [dochter 1] , [dochter 2] bij het beheer van het Duitse vermogen te betrekken.
  • De kantonrechter heeft de bewindvoerder inmiddels meermaals laten weten dat het Duitse vermogen onder het bewind valt, en toch heeft de bewindvoerder tot op heden onvoldoende zicht op de Duitse bezittingen van betrokkene en wat daarmee gebeurt. De bewindvoerder heeft, ondanks de door de kantonrechter gestelde vragen om tot opheldering te komen, nauwelijks onderzoek verricht naar de omvang en waarde van het vermogen in Duitsland. De bewindvoerder heeft niet duidelijk kunnen aangeven hoeveel appartementen, garages en winkelpanden tot het vermogen van betrokkene behoren en welke huur daarvoor wordt betaald. Het is de bewindvoerder daarom evenmin duidelijk of de huurinkomsten van ongeveer € 11.000,= per maand, reëel zijn.
  • De bewindvoerder heeft in haar brief (ter griffie ingekomen op 3 januari 2024) aan de kantonrechter laten weten dat er een liquiditeitstekort op de Duitse beheerrekening was ontstaan. Tijdens het gesprek is de kantonrechter gebleken dat het voor de bewindvoerder nog steeds onduidelijk is waardoor dit -ondanks de maandelijkse huurinkomsten –is ontstaan. Zij is er vanuit gegaan dat het liquiditeitstekort door de onttrekkingen van [zoon] en [dochter 1] is ontstaan. Deze onttrekkingen waren echter in beginsel van onvoldoende omvang om het liquiditeitstekort te verklaren. De kantonrechter verwacht van een professionele bewindvoerder dat zij nagaat waar dit tekort door is ontstaan, maar gebleken is dat de bewindvoerder geen nader onderzoek heeft verricht.
  • De bewindvoerder heeft, ondanks de verplichting daartoe, het Duitse vermogen niet vermeld in de aangifte inkomstenbelasting over 2022. Aanvankelijk heeft de bewindvoerder desgevraagd zelfs aan de kantonrechter laten weten dat voor betrokkene in Nederland geen aangifte behoefde te worden gedaan, aangezien dat in Duitsland gebeurde.
  • De bewindvoerder heeft op 30 november 2023 een verzoek bij de kantonrechter ingediend voor het verlenen van machtiging voor schenkingen aan de kinderen van betrokkene. Ter onderbouwing van haar verzoek heeft de bewindvoerder aangegeven dat de schenkingen in het belang van betrokkene zouden zijn, omdat betrokkene zonder deze schenkingen vermoedelijk vermogensbelasting en een hoge eigen bijdrage aan het CAK moet betalen. Bovendien geeft de bewindvoerder aan dat de kinderen, als betrokkene zal komen te overlijden, ook nog eens erfbelasting moeten betalen.
Zoals de bewindvoerder behoort te weten, beoordeelt de kantonrechter schenkingsverzoeken op basis van het landelijke beleid zoals opgenomen in de Aanbevelingen Meerderjarigenbewind. Indien een betrokkene wilsonbekwaam is, dient er voor toewijzing van een schenkingsverzoek sprake te zijn van een aantoonbare schenkingstraditie voorafgaand aan het bewind. De Aanbevelingen vermelden daarnaast dat een veelgehoord argument is dat een schenking een daad van goed vermogensbeheer is omdat de begiftigden zich successierecht besparen of de betrokkene een lagere eigen bijdrage CAK betaalt en dat dat voor de kantonrechter geen goed argument is, omdat zij moet toezien op de belangen van de betrokkene en niet op de belangen van degenen die erfgenaam stellen te zijn. Bovendien kan tot het overlijden van betrokkene niet met zekerheid worden gesteld wie de toekomstige erfgenamen van betrokkene zijn.
In de motivering die de bewindvoerder aanvoert in het kader van het machtigingsverzoek, geeft zij er op geen enkele wijze blijk van bovengenoemde Aanbeveling ter harte te nemen, integendeel. Ook de stukken die de bewindvoerder later heeft ingediend om de schenkingstraditie te onderbouwen heeft zij niet kritisch bekeken, aangezien het daarin gaat om schenkingen die zijn gedaan nadat het verzoek om bewind in te stellen al was ingediend. Ondanks dat het de bewindvoerder vrij staat om de beoordeling van de schenkingstraditie aan de kantonrechter voor te leggen, merkt de kantonrechter op dat van een professionele bewindvoerder verwacht mag worden dat zij laat blijken dat zij de regels omtrent de beoordeling van schenkingsverzoeken kent en geen oneigenlijke argumenten ter onderbouwing van het verzoek aanvoert.
Tenslotte is tijdens het gesprek met de kantonrechter gebleken dat de bewindvoerder, ruim een jaar na haar benoeming, nog steeds onvoldoende zicht heeft op (met name het Duitse gedeelte van) het vermogen van betrokkene en wat daarmee gebeurt. In de aanloop naar het gesprek heeft de bewindvoerder bovendien, ondanks al het voorgaande en de aanleiding voor het gesprek, geen initiatief genomen om uit eigen beweging dit gesprek voor te bereiden om opheldering te kunnen geven over het vermogen van betrokkene in Duitsland. De
bewindvoerder heeft de kantonrechter in dat kader verweten dat aan haar niet is aangegeven op welke punten zij nog op zoek moest gaan naar stukken. Het moet de bewindvoerder echter uit de voorgaande telefoongesprekken met de griffier en de correspondentie voldoende duidelijk zijn geweest wat de onderwerpen van het gesprek zouden zijn. Een bewindvoerder moet voldoende zelfstandig te werk kunnen gaan en verantwoordelijkheid kunnen nemen, zonder uitgebreide en gedetailleerde instructies van de kantonrechter. Daar is de bewindvoerder in dit dossier niet toe in staat gebleken, waardoor het vermogen van betrokkene niet goed beheerd wordt. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat Bewindvoering Zaanstad e.o. B.V. wegens gewichtige redenen ambtshalve ontslagen dient te worden als bewindvoerder van betrokkene.
Op 29 maart 2024 heeft Bonnerman & Partners B.V. zich bereid verklaard om tot opvolgend bewindvoerder te worden benoemd. Nu van bezwaren tegen benoeming van de voorgestelde bewindvoerder niet is gebleken, zal de kantonrechter de voorgestelde bewindvoerder benoemen.
De kantonrechter zal de beloning van de te benoemen bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vaststellen op een bedrag van € 621,00 (exclusief btw).

beslissing

De kantonrechter:
  • ontslaat, met ingang van heden, ambtshalve als bewindvoerder: Bewindvoering Zaanstad e.o. B.V.;
  • benoemt, met ingang van heden, tot bewindvoerder: Bonnerman & Partners B.V., Kvkno. 32118704, Postbus 1307, 1400BH Bussum;
  • verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
  • stelt de jaarbeloning van de bewindvoerder vast overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a
van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
  • stelt de beloning van de bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vast op een bedrag van € 621,00 (exclusief btw);
  • stelt de beloning van de ontslagen bewindvoerder voor het opmaken van de eindrekening en verantwoording vast op een bedrag van € 233,00 (exclusief btw).
Deze beschikking is gegeven door mr. A.E. Merkus, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak (dit dient te geschieden door een advocaat). OBB33