ECLI:NL:RBNHO:2024:3499

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
C/15/349030/JU RK 24-248
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek machtiging gesloten jeugdhulp voor kwetsbare jeugdige met ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 21 maart 2024 uitspraak gedaan over het verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) om een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een kwetsbare minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [de minderjarige] veel hulp nodig heeft, maar dat de problemen met betrekking tot zijn opgroeien en opvoeding niet langer een verblijf in een gesloten accommodatie rechtvaardigen. De minderjarige verblijft momenteel in een gesloten accommodatie, maar gaat regelmatig op verlof naar zijn ouders, wat goed verloopt. De ouders zijn open voor hulp en de kinderrechter concludeert dat er geen noodzaak meer is voor gesloten jeugdhulp, gezien de positieve ontwikkeling van [de minderjarige].

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 3 april 2025, maar het verzoek om een machtiging voor gesloten jeugdhulp is afgewezen. De kinderrechter oordeelt dat de minderjarige in staat is om buiten een gesloten setting te functioneren, mits er adequate ambulante begeleiding wordt geboden. De ouders en stiefvader zijn bereid om mee te werken aan deze begeleiding, wat de kinderrechter de kans geeft om de positieve ontwikkeling van [de minderjarige] voort te zetten. De kinderrechter heeft de beschikking openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is op 28 maart 2024 vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/349030 / JU RK 24-248
Datum uitspraak: 21 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een afwijzing machtiging gesloten jeugdhulp en verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,hierna te noemen de GI,
gevestigd te Amsterdam,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] ,
advocaat mr. M.J. Bouwman, kantoorhoudende te Zaandam.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
[de vader], hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de stiefvader], hierna te noemen: de stiefvader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 9 februari 2024;
  • de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 5 maart 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 19 maart 2024;
  • het email-bericht van de moeder, binnengekomen bij de rechtbank op 14 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [de minderjarige] met zijn advocaat;
- de vader;
  • [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI;
  • de stiefvader.
1.3.
De moeder is, met bericht van afwezigheid, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft bij een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, [gesloten accommodatie] te [plaats] .
2.3.
Bij beschikking van 10 januari 2023 is [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is daarna bij beschikking van 3 april 2023 definitief uitgesproken en duurt nog voort tot 3 april 2024.
2.4.
Bij beschikking van 10 januari 2023 heeft de kinderrechter ook een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend. Deze machtiging is daarna verlengd tot 10 april 2023.
2.5.
Bij beschikking van 3 april 2023 heeft de kinderrechter een machtiging verleend tot gesloten jeugdhulp van [de minderjarige] , tot 3 juli 2023. Aansluitend is met ingang van 3 juli 2023 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 3 april 2024.
2.6.
Op 10 oktober 2023 is opnieuw een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend, vastgelegd in de beschikking van 11 oktober 2023, voor de duur van vier weken. Bij beschikking van 23 oktober 2023 is de machtiging gesloten jeugdhulp verlengd tot 7 februari 2024 en is het overig verzochte aangehouden. Bij beschikking van 24 januari 2024 is de machtiging gesloten jeugdhulp verlengd tot 3 april 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Tevens wordt door de GI een machtiging verzocht om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van drie maanden.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek schrijft de GI het volgende.
[de minderjarige] is een zeer kwetsbare jongeman, die met een machtiging gesloten jeugdhulp verblijft bij [gesloten accommodatie] . In december 2023 heeft [gesloten accommodatie] onderzoek gedaan naar [de minderjarige] . [de minderjarige] functioneert op een matig verstandelijk beperkt niveau. Op de behandelgroep wordt gezien dat [de minderjarige] veel aansturing en korte instructies nodig heeft. Het lukt hem niet om zelf het overzicht te bewaren of duidelijkheid voor zichzelf te scheppen.
Het afgelopen jaar is door de GI gewerkt aan het afnemen van de ontwikkelings-bedreigingen van [de minderjarige] . De zorgen zijn echter meerdere keren juist toegenomen. [de minderjarige] is zeer zelfbepalend en het lukt de ouders niet om gezag uit te oefenen over [de minderjarige] . De moeder is zeer betrokken en liefdevol. Tegelijkertijd laat zij veel weerstand zien tegen de ingezette hulpverlening en de afspraken die door de GI opgesteld worden. De vader is op de achtergrond betrokken. Hij staat achter de lijn van de GI. Het lukt de vader niet om aan de zorgbehoeften van [de minderjarige] te voldoen.
De moeder heeft volgens de GI (nog) geen inzicht in de problematiek van [de minderjarige] . Tijdens het perspectiefgesprek op 23 januari 2024 is duidelijk naar voren gekomen dat het perspectief van [de minderjarige] niet thuis bij de ouders ligt. De moeder leek te begrijpen wat het advies was, maar kwam er later op terug, waarbij zij aangaf dat [de minderjarige] bij haar thuis kan komen wonen. De GI ziet dat de moeder en stiefvader geen goed beeld hebben van hoe intensief de begeleiding en de behoeftes van [de minderjarige] zijn. Het beeld dat de moeder en stiefvader voor ogen hebben is niet haalbaar en niet wenselijk voor [de minderjarige] .
Een ondertoezichtstelling is nog nodig om de ouders inzicht te laten hebben in de problematiek van [de minderjarige] , waarbij zij erkennen en accepteren dat er bij hem sprake is van een matige verstandelijke beperking. Ook dienen de ouders psycho-educatie te krijgen in hoe om te gaan met [de minderjarige] . Daarnaast is het van belang dat alle betrokkenen meewerken aan een perspectiefbepaling en een plaatsing van [de minderjarige] bij een vervolgplek.
De GI is van mening dat de aankomende periode in het teken moet staan van het bepalen van een passende vervolgplek voor [de minderjarige] . Daarnaast is het van belang dat aanvullend diagnostiek wordt afgenomen, om te bepalen of er sprake is van ASS-problematiek bij [de minderjarige] . Een gesloten machtiging is nog nodig omdat [de minderjarige] na een periode van structureel onttrekken aan de hulpverlening, nu eindelijk een (prille) periode gestabiliseerd is. Hij laat zich aansturen door de hulpverlening. Gezien de beperking van [de minderjarige] is het van belang dat de zorg gecontinueerd wordt binnen [gesloten accommodatie] . Als [de minderjarige] op een open groep geplaatst wordt, is de kans zeer groot dat hij in extreem onveilige situaties terecht komt. Gelet op de problematiek en de beperking van [de minderjarige] , in combinatie met zijn drang naar middelen en criminaliteit, brengt hij zichzelf en anderen daardoor in gevaar.
3.3.
Tijdens de zitting heeft de GI verklaard dat het gezin, na het vertrek van de vorige gezinsvoogd, sinds enkele weken geen vaste gezinsvoogd heeft.
[de minderjarige] is door [gesloten accommodatie] aangemeld bij een vervolgplek in [plaats] . Deze accommodatie heeft hem echter geweigerd, gelet op zijn IQ. De komende drie maanden wil de GI samen met [gesloten accommodatie] verder zoeken naar een passende plek voor [de minderjarige] . Er is voor [de minderjarige] aanvullende diagnostiek aangevraagd. Wanneer deze diagnostiek wordt afgenomen is bij de GI niet bekend.
De GI is van mening dat de moeder en de stiefvader de problematiek van [de minderjarige] nog altijd bagatelliseren en niet onderkennen. Zij begrijpen niet wat [de minderjarige] nodig heeft.
Desgevraagd weet de GI niet of er inmiddels intern een perspectiefbesluit is genomen over [de minderjarige] .

4.Het standpunt van [de minderjarige]

4.1.
[de minderjarige] heeft tijdens de zitting verteld dat hij de hele afgelopen week thuis is geweest. Dit is goed gegaan. Als hij thuis is, werkt [de minderjarige] in het keukenbouw- en sloopbedrijf van zijn moeder en stiefvader. Hij vindt dit leuk en het werk gaat hem makkelijk af.
De informatie die de GI heeft gegeven is voornamelijk oud. Na de laatste verlenging van de machtiging gesloten jeugdhulp is alles beter geworden, aldus [de minderjarige] . Er is éénmaal een incident geweest bij [gesloten accommodatie] , waarbij [de minderjarige] zelf heeft besloten om naar zijn kamer te gaan. [de minderjarige] maakt nu andere keuzes dan vroeger.
Met zijn vader heeft [de minderjarige] een goed contact. Zijn vader komt soms langs bij [gesloten accommodatie] en dan gaan ze samen op pad.
[de minderjarige] wil het liefst weer bij zijn moeder en stiefvader wonen, met ambulante begeleiding thuis. Als hij toch naar een instelling moet, heeft het zijn voorkeur om bij [instelling] te gaan wonen. Mocht de kinderrechter de machtiging verlengen, dan wil [de minderjarige] graag dat dit voor een kortere termijn gebeurt.
4.2.
De advocaat heeft namens [de minderjarige] verzocht tot afwijzing van het verzoek machtiging gesloten jeugdhulp. Mocht het verzoek wel worden toegewezen, dan verzoekt de advocaat om uitdrukkelijk vast te leggen dat er binnen drie maanden perspectief moet zijn op een vervolgplek voor [de minderjarige] . Een verlenging van de ondertoezichtstelling is volgens de advocaat wel in het belang van [de minderjarige] .
De advocaat begrijpt niet waarom de gedragswetenschapper van mening is veranderd. Dit wordt in de huidige instemmingsverklaring niet duidelijk. Feit blijft dat aan [de minderjarige] is voorgehouden dat hij op korte termijn naar huis zou kunnen en dat de gedragswetenschapper er nu kennelijk anders over denkt. De machtiging is steeds opnieuw verlengd met het argument dat aanvullende diagnostiek nodig is, maar vervolgens blijft de situatie onveranderd.
[de minderjarige] gaat al enige tijd regelmatig op verlof naar zijn moeder en stiefvader. Dat verloopt goed en er zijn grote stappen gezet. [de minderjarige] moet niet afgerekend worden op zijn verleden, maar er zal gekeken moeten worden naar zijn toekomst. Een langer verblijf op een gesloten groep is niet in zijn belang.

5.Het standpunt van de gedragswetenschapper

5.1.
Uit de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper volgt dat deze instemt met het verzoek van de GI.
[de minderjarige] gaat ervan uit dat hij op korte termijn weer thuis zal kunnen wonen. Er is een uitbreiding van de verloven naar huis. Als [de minderjarige] thuis kan wonen, kan hij in het bedrijf van zijn moeder en stiefvader werken. De verloven van [de minderjarige] zijn door [gesloten accommodatie] en de GI helemaal vrij gelaten. Dat betekent dat de verlofverzoeken de komende maanden gehonoreerd zullen worden. In deze maanden kan worden teruggevallen op [gesloten accommodatie] .
Er wordt voor [de minderjarige] ingezet op een perspectief biedende plek in de verstandelijk gehandicaptenzorg-sector en niet bij de moeder thuis. [de minderjarige] lijkt zich daarbij te hebben neergelegd. Het blijft echter zijn grootste wens om thuis te wonen.
Op zijn huidige groep heeft [de minderjarige] geen aansluiting bij zijn groepsgenoten. Hij is te kwetsbaar voor deze groep en volgt een individueel programma. Op verzoek van moeder zal [de minderjarige] nog onderzocht worden op autisme.
Uit recent onderzoek is gebleken dat bij [de minderjarige] sprake is van een matige verstandelijke beperking. Dit betekent dat [de minderjarige] baat heeft bij nabijheid en 24-uurs begeleiding. De vervolgplek voor [de minderjarige] is bij voorkeur een LVB-instelling waar begeleiding geboden wordt in plaats van behandeling. Deze begeleiding dient aan te sluiten op zijn ontwikkelingsniveau en opgroeibehoeften. Tot er een goede vervolgplek is gevonden, adviseert [gesloten accommodatie] om [de minderjarige] nog een periode van drie maanden bij hen te laten verblijven. [de minderjarige] ervaart binnen de kaders van gesloten jeugdhulp de bescherming en rust die hij nodig heeft. Vooralsnog zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om tegemoet te komen aan de opgroei- en opvoedproblemen. De gedragswetenschapper sluit zich hierbij aan. De termijn van maximaal drie maanden wordt nog nodig geacht om [de minderjarige] de noodzakelijke structuur en bescherming te blijven bieden. Dit is nodig om het contact met de ouders verder uit te breiden en uiteindelijk te komen tot een passende en perspectief biedende vervolgplek.

6.De overige standpunten

6.1.
Uit de brief van de moeder volgt dat de moeder het niet eens is met de verzoeken van de GI. Zij vraag om deze af te wijzen. Volgens de moeder komt de GI haar afspraken niet na. Er is nauwelijks contact met de GI en de moeder weet niet wie de nieuwe gezinsvoogd zal worden. Met [de minderjarige] gaat het juist erg goed. Hij is steeds vaker thuis en werkt dan met de stiefvader in diens bedrijf.
[de minderjarige] is zo gegroeid, dat hij inmiddels een andere kijk heeft op zijn dagbesteding. Hij heeft zijn leerdoelen succesvol afgerond en is bezig met de laatste uren van zijn taakstraf. [de minderjarige] hoort niet thuis op een gesloten groep. Hij is er klaar voor om naar huis te komen. Thuis kan [de minderjarige] ambulante ondersteuning krijgen. De moeder is er trots op hoe [de minderjarige] zich thuis staande weet te houden.
6.2.
De vader heeft tijdens de zitting verteld dat het de laatste tijd veel beter gaat met [de minderjarige] . [de minderjarige] kan wat de vader betreft weer bij de moeder en stiefvader gaan wonen. De moeder is naar een andere buurt verhuisd, wat positief is. [de minderjarige] is een praktijkjongen. Hij gaat nu niet naar school en kan in de instelling ook niks doen. De vader heeft er vertrouwen in dat [de minderjarige] bij een thuisplaatsing kan terugvallen op de ambulante hulpverlening, in het geval het toch even niet goed gaat. De vader heeft er geen probleem mee als de ondertoezichtstelling wordt verlengd.
6.3.
De stiefvader heeft tijdens de zitting verteld dat het heel goed gaat met [de minderjarige] . Het is niet in [de minderjarige] belang dat hij steeds opnieuw wordt overgeplaatst naar andere instellingen en nieuwe groepen. [de minderjarige] moet zich steeds opnieuw aanpassen. Dit triggert hem en de stiefvader is bang dat het dan op een gegeven moment verkeerd zal gaan.
De afgelopen verlofweek is goed verlopen. [de minderjarige] krijgt duidelijke taken en daar kan hij goed mee omgaan. De GI en [gesloten accommodatie] geven aan dat [de minderjarige] niet thuis kan wonen. Volgens de stiefvader is dat overtrokken. De vorige gezinsvoogd is nooit in persoon naar [gesloten accommodatie] gekomen en is niet het gesprek aangegaan met [de minderjarige] . Momenteel is er geen vaste gezinsvoogd waar contact mee is. De stiefvader wil graag weten wat hiermee gaat gebeuren. Wel is er regelmatig contact met de gedragswetenschapper van [gesloten accommodatie] . Die heeft gezegd dat het goed gaat en dat [de minderjarige] op verlof mag.

7.De beoordeling

Verlenging ondertoezichtstelling

7.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat de minderjarige zodanig opgroeit dat hij ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De concrete ontwikkelingsbedreigingen bestaan uit de geringe draagkracht van [de minderjarige] en de mate waarin zijn ouders oog hebben voor zijn verstandelijke beperking. [de minderjarige] functioneert op een matig verstandelijk beperkt niveau. Dit maakt hem kwetsbaar en gevoelig voor (negatieve) invloed van buitenaf.
7.2.
Tevens blijkt dat de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is in dit geval ook nu niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. Gebleken is dat de vader het eens is met de verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder is het oneens. Uit de brief van de moeder volgt dat zij het kwalijk vindt dat de GI zich niet aan de afspraken houdt en dat voor haar niet duidelijk is wie namens de GI contact zal hebben met het gezin. De moeder blijft daarbij de noodzaak van de ingezette hulp betwisten en ter discussie stellen. Hoewel de moeder in haar brief naar voren brengt dat [de minderjarige] in de thuissituatie ambulante hulpverlening kan krijgen, is het te onzeker of deze hulpverlening ook in vrijwillig kader van de grond zal komen. De GI zal daarom nodig zijn om de hulp te organiseren en monitoren.
7.3.
Ten slotte lijkt de verwachting gerechtvaardigd dat de ouders die het gezag uitoefenen, in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarigen aanvaardbaar te achten termijn.
7.4.
Uit het voorgaande volgt dat nog steeds is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling zal daarom worden toegewezen. Gelet op de in te zetten hulpverlening, zal de kinderrechter de duur van de ondertoezichtstelling verlengen met twaalf maanden.
Machtiging gesloten jeugdhulp
7.5.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk en geschikt te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Ook dienen er geen minder ingrijpende mogelijkheden te zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen aan te pakken.
7.6.
Gelet op de stukken en hetgeen tijdens de zitting is besproken is de kinderrechter van oordeel dat aan de voorwaarden voor een machtiging tot gesloten jeugdhulp niet (meer) is voldaan. Vaststaat dat [de minderjarige] kwetsbaar is en veel hulp nodig heeft. Hij heeft gedurende een lange periode afwisselend op crisisplekken, open groepen, gesloten accommodaties en bij zijn ouders thuis verbleven. Vanaf oktober 2023 verblijft [de minderjarige] middels een machtiging gesloten jeugdhulp bij [gesloten accommodatie] . Tot december 2023 waren er nog grote zorgen over [de minderjarige] . Er is echter inmiddels sprake van een prille, maar consequente, stijgende lijn in zijn ontwikkeling. [de minderjarige] gaat regelmatig op verlof naar zijn moeder en stiefvader. Deze verloven verlopen positief. Dit is ook door de GI bevestigd.
Hoewel er zeker nog problemen spelen met betrekking tot het opgroeien en de opvoeding van [de minderjarige] , rechtvaardigen deze problemen echter niet een verblijf in een gesloten accommodatie. Niet is voldaan aan het vereiste dat dit verblijf noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. [de minderjarige] staat open voor hulp in de thuissituatie. Hij is zeer gemotiveerd om een thuisplaatsing te laten slagen. Ter zitting is gebleken dat ook de vader en (bij monde van de stiefvader) de moeder zeer bereid zijn om mee te werken aan ambulante begeleiding. Zowel [de minderjarige] , als zijn ouders en zijn stiefvader zijn ervan overtuigd dat dit ook gaat lukken. Daarnaast speelt mee dat er op dit moment geen zicht is op een vervolgplek voor [de minderjarige] . Hierop wachten maakt dat [de minderjarige] zijn motivatie verliest. De kinderrechter wil [de minderjarige] dan ook een kans bieden om te bewijzen dat hij de positieve lijn die hij heeft ingezet, ook buiten een gesloten setting kan volhouden.
7.7.
De kinderrechter zal, gelet op het voorgaande, de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp niet verlenen.

8.De beslissing

De kinderrechter:
8.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 3 april 2025;
8.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
8.3.
wijst af het verzoek tot het verlenen van een machtiging om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. W. van Dongen, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2024, in aanwezigheid van mr. N. van Lede-Terhaar sive Droste als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld en getekend op 28 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.