ECLI:NL:RBNHO:2024:3487

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
15/283234-23 en 20/003071-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met vuurwapen en wapenbezit

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 18 januari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van een portier van een café met een echt vuurwapen. De verdachte heeft op 26 oktober 2023 de portier bedreigd door een vuurwapen op zijn hoofd te richten en daarbij te zeggen: 'je moet letten op je leven bro' en 'Ik shoot je hierzo'. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie en een mes. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 129 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden. Tevens is er een taakstraf van 120 uur opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard en de verdachte strafbaar geacht. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering. De verdachte heeft eerder soortgelijke feiten gepleegd, wat meegewogen is in de strafmaat. De rechtbank heeft ook besloten dat de verdachte zich moet houden aan verschillende bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/283234-23 en 20/003071-21 (TUL)
Uitspraakdatum: 18 januari 2024
Tegenspraak
Verkort strafvonnis(artikel 138b van het Wetboek van Strafvordering (Sv))
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 januari 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1],
feitelijk verblijvende op het adres:
[adres 2].
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie
mr. A. van den Driest en van wat door de verdachte en zijn raadsman, mr. M.J.C. Verlaan, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 26 oktober 2023 te Alkmaar [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- tegen die [benadeelde] te zeggen "je moet letten op je leven bro" en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [benadeelde] te richten en/of
- ( daarbij) tegen die [benadeelde] te zeggen: "Ik shoot je hierzo".
Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2023 tot en met 28 oktober 2023 te Alkmaar
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, kaliber 9mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en (voor dit vuurwapen geschikte) munitie (5 patronen, kaliber 9mm), voorhanden heeft gehad.
Feit 3
hij op of omstreeks 28 oktober 2023 te Alkmaar, een wapen van categorie I, onder 1° van de Wet Wapens en munitie, te weten een stiletto, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, waarbij zij er ten aanzien van feit 1 vanuit gaat dat de verdachte de bedreiging met een echt vuurwapen heeft gepleegd. Met betrekking tot feit 2 acht zij bewezen dat de verdachte het vuurwapen voorhanden heeft gehad van 26 oktober 2023 tot en met 28 oktober 2023.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich ten aanzien van het bewijs en de bewezenverklaring van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten aan het oordeel van de rechtbank, waarbij hij zich ten aanzien van feit 1 wel op het standpunt heeft gesteld dat sprake was van een nepvuurwapen. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman bepleit dat de ten laste gelegde periode beperkt moet worden tot 27 en 28 oktober 2023.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden tot een bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
3.3. 1.
1. Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 en feit 2
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 ten laste gelegde bedreiging heeft gepleegd met een echt vuurwapen. De rechtbank overweegt dat voor het bewijs mede redengevend is dat er op 28 oktober 2023 in de woning waar de verdachte verblijft een echt vuurwapen is aangetroffen. Ook vertoont het vuurwapen dat te zien is op de camerabeelden van de bedreiging gelijkenis met het aangetroffen vuurwapen. Daartegenover heeft de verdachte geen die redengevendheid ontzenuwende verklaring afgelegd. De verdachte heeft verklaard dat hij op 26 oktober 2023 heeft gedreigd met een nepwapen en dat hij het nepwapen daarna in het water heeft gegooid, omdat hij geschrokken was van het incident. Vervolgens zou hij een dag later van een kennis een echt vuurwapen in ontvangst hebben genomen, om dat wapen tegen betaling voor die persoon te bewaren. De verdachte had dit wapen bij zich toen hij op zijn negenjarige neefje ging passen. De verdachte wil niet zeggen om welke kennis dit gaat. De rechtbank acht deze verklaring niet concreet en controleerbaar en zal deze als onaannemelijk terzijde schuiven.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van feit 2 de gehele ten laste gelegde periode wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
hij op 26 oktober 2023 te Alkmaar [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door
- tegen die [benadeelde] te zeggen "je moet letten op je leven bro" en
- een vuurwapen op het hoofd van die [benadeelde] te richten en
- tegen die [benadeelde] te zeggen: "Ik shoot je hierzo".
Feit 2
hij in de periode van 26 oktober 2023 tot en met 28 oktober 2023 te Alkmaar een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, kaliber 9mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en voor dit vuurwapen geschikte munitie (5 patronen, kaliber 9mm), voorhanden heeft gehad.
Feit 3
hij op 28 oktober 2023 te Alkmaar, een wapen van categorie I, onder 1° van de Wet Wapens en munitie, te weten een stiletto, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Feit 3:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zeven maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaren. In aanvulling op de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank het locatieverbod met elektronische monitoring zal beperken tot een straal van 200 meter rondom het [adres 3] in Alkmaar. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat het locatieverbod en het locatiegebod met elektronische monitoring wordt opgelegd voor de duur van maximaal één jaar, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en aansluiting te zoeken bij het advies van de reclassering, met uitzondering van het advies omtrent het locatieverbod. De raadsman heeft verzocht het locatieverbod te beperken tot de [adres 4] in Alkmaar, de straat waar het café is gevestigd.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 129 dagen voorwaardelijk, met daaraan verbonden de geadviseerde bijzondere voorwaarden met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast verzoekt de raadsman een taakstraf ter hoogte van 120 uren op te leggen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een bedreiging van de portier van het [adres 3]. Dat heeft de verdachte gedaan door een echt vuurwapen op het hoofd van de portier te richten en daarbij dreigend te zeggen: ‘
je moet letten op je leven bro’en ‘
ik shoot je hierzo’.Door zo te handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de portier en hem vrees aangejaagd. Een dergelijk feit versterkt daarnaast ook de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Dit geldt te meer nu de bedreiging op de openbare weg heeft plaatsgevonden.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie en een mes. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 15 december 2023. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld is voor soortgelijke feiten, namelijk: bedreiging en wapenbezit. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapporten van 16 november 2023, 21 december 2023 en 2 januari 2024 van Reclassering Nederland. Uit het rapport van 2 januari 2024 blijkt dat de reclassering adviseert het volwassenstrafrecht toe te passen en dat het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan onderstaande bijzondere voorwaarden te verbinden:
  • meldplicht bij reclassering;
  • ambulante behandeling;
  • inspanningsverplichting ten behoeve van dagbesteding;
  • locatieverbod met elektronische monitoring;
  • locatiegebod met elektronische monitoring.
De verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij wil meewerken aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, maar dat het locatieverbod hem voor grote problemen stelt, omdat zijn zus in die buurt woont en de bussen door het betreffende gebied rijden.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS). Hieruit blijkt dat bij bedreiging in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden gerechtvaardigd is bij het
tonen van een (nep)vuurwapen. Daarnaast is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden gerechtvaardigd voor
het voorhanden hebben van een (hand)vuurwapen van categorie III in een woning. Hier komt nog bij dat de verdachte eerder is veroordeeld voor bedreiging en wapenbezit. Dit betekent dat in beginsel een gevangenisstraf van meer dan 8 maanden het uitgangspunt is.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte echter toch aanleiding om hiervan af te wijken. De rechtbank houdt daarbij rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en met het feit dat hij naar aanleiding van de feiten al 51 dagen in voorarrest heeft gezeten, waarna de voorlopige hechtenis is geschorst onder bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht, een behandelverplichting en een locatiegebod en -verbod met elektronische monitoring. De rechtbank is van oordeel dat het ter voorkoming van recidive van belang is dat de verdachte behandeling en begeleiding krijgt van de reclassering en dat dit gecontinueerd wordt. Het opleggen van een gevangenisstraf langer dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zou dit doorkruizen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat 129 dagen daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zullen worden gelegd en zal aan het voorwaardelijk strafdeel een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden noodzakelijk, met uitzondering van het locatieverbod met elektronische monitoring. De rechtbank is van oordeel dat het locatieverbod beperkt moet worden tot de [adres 4] in Alkmaar zonder elektronische monitoring.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid ter hoogte van 120 uren moet worden opgelegd.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte weer een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank wijst daarbij op de aard van de feiten, het door de reclassering vastgestelde recidiverisico en de justitiële documentatie van de verdachte. De rechtbank zal daarom bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Oplegging van de maatregel van onttrekking aan het verkeer

De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, een valmes, moet worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 3 bewezen verklaarde feit met betrekking tot dat voorwerp is begaan, terwijl het ongecontroleerde bezit van dit mes in strijd is met de wet of het algemeen belang.

8.Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen

De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een schoudertas met inhoud (bestaande uit een oplader en een bankpas), moet worden teruggegeven aan de verdachte.

9.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij arrest van 24 januari 2023 in de zaak met parketnummer 20/003071-21 heeft het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch de verdachte veroordeeld tot, onder meer, een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uren. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De bij genoemd arrest vastgestelde proeftijd is ingegaan op 8 februari 2023 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering moet worden toegewezen, omdat uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, niet heeft nageleefd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht;
13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
180 [honderdtachtig] dagen.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
129 [honderdnegenentwintig] dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
2 [twee] jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- de verdachte binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd een afspraak maakt bij GGZ-reclassering Fivoor, op het adres Stationsplein 21, 1703 WD te Heerhugowaard. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- de verdachte zich laat behandelen door NW ambulant of een soortgelijke instelling gericht op het psychosociaal functioneren (gebrekkige zelfbeheersing, copingvaardigheden, traumaverwerking, sociaal netwerk, middelengebruik) en het middelengebruik (cannabis/alcohol). De verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de behandelaar. De behandeling start indien mogelijk ingaande zijn proeftijd. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding/behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- de verdachte wordt verplicht om zich in te spannen voor het verkrijgen en behouden van een zinvolle (betaalde) dagbesteding. De verdachte werkt mee zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- de verdachte zich niet bevindt in de [adres 4] in Alkmaar zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- de verdachte op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres. Daarbij heeft de verdachte op doordeweekse dagen een aaneengesloten blok van 14 uur ter invulling van zijn dagbesteding. In de weekenden heeft de verdachte 8 uur per dag vrij te besteden. Wanneer de verdachte op doordeweekse dagen geen dagbesteding heeft, heeft hij 2 uur vrij te besteden. De precieze tijdstippen worden vooraf vastgesteld door de reclassering, in overleg met de verdachte en afhankelijk van de dagbesteding.
Het locatiegebod wordt gecontroleerd met een elektronisch controlemiddel. Het huidige verblijfadres is [adres 5] Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft.
De verdachte werkt, gedurende maximaal één jaar, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
120 [honderdtwintig] urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
60 [zestig] dagenhechtenis.
Beslag
Onttrekt aan het verkeer:
1 STK valmes (omschrijving: PL1100-2023231236-1539981).
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
1 STK schoudertas (omschrijving: PL1100-2023231236-1539971, merk: Valentino Cross-Body, met inhoud: oplader en bankpas).
Vordering tenuitvoerlegging
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 20/003071-21 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
60 [zestig] uren, opgelegd bij arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 24 januari 2023. De taakstraf wordt vervangen door
30 [dertig] dagenhechtenis als deze niet goed wordt uitgevoerd.
Voorlopige hechtenis
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Allegro, voorzitter,
mr. L. Boonstra en mr. I.E. Voorberg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. D. Koppe,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 januari 2024.