6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een bedreiging van de portier van het [adres 3]. Dat heeft de verdachte gedaan door een echt vuurwapen op het hoofd van de portier te richten en daarbij dreigend te zeggen: ‘
je moet letten op je leven bro’en ‘
ik shoot je hierzo’.Door zo te handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de portier en hem vrees aangejaagd. Een dergelijk feit versterkt daarnaast ook de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Dit geldt te meer nu de bedreiging op de openbare weg heeft plaatsgevonden.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie en een mes. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 15 december 2023. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld is voor soortgelijke feiten, namelijk: bedreiging en wapenbezit. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapporten van 16 november 2023, 21 december 2023 en 2 januari 2024 van Reclassering Nederland. Uit het rapport van 2 januari 2024 blijkt dat de reclassering adviseert het volwassenstrafrecht toe te passen en dat het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan onderstaande bijzondere voorwaarden te verbinden:
- meldplicht bij reclassering;
- ambulante behandeling;
- inspanningsverplichting ten behoeve van dagbesteding;
- locatieverbod met elektronische monitoring;
- locatiegebod met elektronische monitoring.
De verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij wil meewerken aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, maar dat het locatieverbod hem voor grote problemen stelt, omdat zijn zus in die buurt woont en de bussen door het betreffende gebied rijden.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS). Hieruit blijkt dat bij bedreiging in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden gerechtvaardigd is bij het
tonen van een (nep)vuurwapen. Daarnaast is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden gerechtvaardigd voor
het voorhanden hebben van een (hand)vuurwapen van categorie III in een woning. Hier komt nog bij dat de verdachte eerder is veroordeeld voor bedreiging en wapenbezit. Dit betekent dat in beginsel een gevangenisstraf van meer dan 8 maanden het uitgangspunt is.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte echter toch aanleiding om hiervan af te wijken. De rechtbank houdt daarbij rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en met het feit dat hij naar aanleiding van de feiten al 51 dagen in voorarrest heeft gezeten, waarna de voorlopige hechtenis is geschorst onder bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht, een behandelverplichting en een locatiegebod en -verbod met elektronische monitoring. De rechtbank is van oordeel dat het ter voorkoming van recidive van belang is dat de verdachte behandeling en begeleiding krijgt van de reclassering en dat dit gecontinueerd wordt. Het opleggen van een gevangenisstraf langer dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zou dit doorkruizen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat 129 dagen daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zullen worden gelegd en zal aan het voorwaardelijk strafdeel een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden noodzakelijk, met uitzondering van het locatieverbod met elektronische monitoring. De rechtbank is van oordeel dat het locatieverbod beperkt moet worden tot de [adres 4] in Alkmaar zonder elektronische monitoring.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid ter hoogte van 120 uren moet worden opgelegd.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte weer een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank wijst daarbij op de aard van de feiten, het door de reclassering vastgestelde recidiverisico en de justitiële documentatie van de verdachte. De rechtbank zal daarom bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.